Politieke begrippen -kerst Flashcards

(38 cards)

1
Q

absolutisme

A

Een regeringsvorm waarbij een koning alle macht heeft en het volk heeft weinig tot geen inspraak heeft (Bv. Frankrijk voor de Franse Revolutie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anarchisme

A

Een ideologie die wil dat mensen in volledige vrijheid leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antisemitisme

A

Haat tegen Joden gebaseerd op verkeerde ideeën of vooroordelen (Bv. onder de nazi’s tijdens WOII).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autonomie

A

een volk mag zelf beslissingen nemen (Bv. Koerden in Iraaks Koerdistan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Caeseropapisme

A

Een regeringsvorm waarbij de politieke en religieuze macht in handen is van dezelfde persoon (bijv. het Verenigd Koninkrijk in het verleden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

centralisatie

A

het land wordt bestuurt vanuit 1 plek, en lokale vrijheid bijna niet bestaat (Bv. Bourgondische hertogen in Nederland in de 15e eeuw).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

communisme

A

Een ideologie waarin iedereen alles deelt en de overheid alles controleert, zodat er gelijkheid is (Bv. Sovjet-Unie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

confederatie

A

Een samenwerkingsverband van zelfstandige staten, waarbij de meeste macht bij de staten zelf ligt (Bv. Zwitserland).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

constitutionele monarchie

A

Een regeringsvorm waarbij de koning minder macht heeft, omdat een grondwet zijn taken en rechten beperkt (Bv. België).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dekolonisatie

A

Het proces waarbij kolonies onafhankelijk worden van hun moederland (Bv. Kongo in 1960)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

democratie

A

Een bestuursvorm waarin het volk via stemrecht invloed heeft op het bestuur (Bv. IJsland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dictatuur

A

Een regeringsvorm waarin 1 leider of groep alle macht heeft zonder inspraak van het volk (Bv. Noord-Korea)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

federatie

A

Een staat waarin deelstaten samenwerken maar ook eigen bevoegdheden behouden (Bv. Verenigde Staten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

feodaliteit

A

Een systeem waarin vazallen grond verdelen onder achter-vazallen, in ruil voor militaire steun (Bv. Middeleeuwen in Europa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genocide

A

Volkerenmoord omwille van afkomst of religie (Bv. Jodenvervolging in WOII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grondwet

A

De belangrijkste wet waarin de rechten en plichten van het volk en de regering staan

17
Q

Hegemonie

A

Overheersing door 1 staat op wereldniveau (Bv. Britste zeemacht in de 19e eeuw)

18
Q

ideologie

A

Een verzameling van ideeën over de samenleving (Bv. Liberalisme)

19
Q

imperialisme

A

Een land streeft naar macht door andere gebieden te veroveren (Bv. Britste Rijk)

20
Q

isolationisme

A

Het beleid van een land om zich niet te mengen in buitenlandse conflicten (Bv. VS voor WOII)

21
Q

kolonialisme

A

Het veroveren van gebieden door een ander land( Bv. Kongo door België)

22
Q

liberalisme

A

Een ideologie die vrijheid voor het individu een minder invloed van de overheid wil (Bv. Nederland in de 19e eeuw)

23
Q

monarchie

A

Een staatsvorm met een koning of koningin aan het hoofd (Bv. Nederland)

24
Q

nationalisme

A

Het idee dat 1 natie centraal staat en belangrijker is dan andere (Bv. Vlaams Belang)

25
parlement
Een groep verkozen vertegenwoordigers die wetten maken en de regering controleren (Bv. België)
26
parlementaire monarchie
Een staatsvorm waarbij het parlement meer macht heeft dan de koning(Bv. België)
27
privilegie
Een speciaal recht dat alleen aan een bepaalde persoon of groep wordt gegeven
28
republiek
Een staat zonder koning, waar het staatshoofd verkozen wordt (Bv. Frankrijk)
29
separatisme
Het streven van een groep om zich af te scheiden van een land en een eigen staat te vormen (Bv. Basken)
30
socialisme
Een ideologie die streeft naar gelijke kansen voor iedereen (Bv. Sp.a.)
31
soeverein
Volledige onafhankelijkheid en hoogste macht binnen een gebied (Bv. Lodewijk XIV in Frankrijk)
32
stadstaat
Een kleine onafhankelijke staat die bestaat uit een stad en omliggend gebied (Bv. Monaco)
33
staten-generaal
een vergadering van vertegenwoordigers van verschillende standen om advies te geven of belastingen goed te keuren (Bv. Frankrijk voor de Revolutie)
34
theocratie
Een regeringsvorm waarin religieuze leiders het gezag hebben (Bv. Vaticaanstad)
35
trias politica
Een systeem waarin de macht verdeeld wordt over 3 onafhankelijke delen: wetgeving, uitvoering en rechtspraak
36
volkssoevereiniteit
Principe waarbij het volk beslist over de hoogste beslissingsmacht
37
vorst
Benaming voor de heerser van een rijk
38
weerstandsrecht
Recht van het volk om een regering af te zetten die geen rekening houdt met de rechten van het volk (Bv. Franse Revolutie)