Politieke filosofie Flashcards

(33 cards)

1
Q

Leg het liberalisme uit

A
  • In deze stroming staat de vrijheid van het individu centraal.
  • Elke mens moet zelf nadenken en de overheid moet slechts optreden als beschermer van de basisrechten en eigendom
  • Focus op formele vrijheid (=iedereen mag doen wat hij wil).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het liberaal egalitarisme uit

A
  • Dit is een variant van het liberalisme die zijn oorsprong vindt bij John Locke (tabula rasa).
  • Individu staat centraal met correcties voor ongelijkheid: vrijheid moet gepaard gaan met eerlijke kansen voor iedereen.
  • Rol van de overheid: ingrijpen bij ongelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het socialisme uit

A
  • Gemeenschap staat centraal: sociale rechtvaardigheid en herverdeling zijn kernprincipes
  • Individuele vrijheid is belangrijk, maar wordt ingeperkt als dat nodig is om ongelijkheid te bestrijden.
  • Rol van de overheid: sterke overheidsinterventie: reguleert de economie en zorgt voor sociale bescherming (bv. gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, werkloosheidsuitkeringen en sterke vakbonden) om structurele ongelijkheid aan te pakken
  • Focus op vooral economische en sociale gelijkheid binnen een brede samenleving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg het communitarisme uit

A
  • Gemeenschap staat centraal, de gemeenschap is het fundament van het individu. Het individu kan niet los staan van de gemeenschap, het wordt erdoor gevormd.
  • Rol van de overheid: ondersteunt tradities en culturele identiteit.
  • Focus op de gemeenschap als vangnet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen communitarisme en communisme?

A
  • Communitarisme
    Gemeenschap vormt het individu.

Nadruk op culturele waarden, tradities, identiteit.

Privébezit blijft bestaan.

Overheid ondersteunt sociale cohesie.

Kan links of rechts zijn.

Focus op morele verbondenheid, niet op economische gelijkheid.

  • Communisme
    Individu maakt deel uit van een klasseloze samenleving.

Nadruk op economische gelijkheid.

Privébezit wordt afgeschaft.

Overheid controleert productie en verdeling.

Altijd radicaal links.

Focus op herverdeling en opheffing van klassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kun je zeggen over het complementair dualisme?

A
  • Complementariteit = zien van dingen als aanvullend en verbonden, in plaats van tegenstellingen.
  • bv:
    Dag en nacht
    Rust en werk
    Licht en donker
    Individu en gemeenschap: individu draagt bij aan de gemeenschap met unieke vaardigheden en perspectieven en de gemeenschap ondersteunt individuen en biedt een gevoel van verbondenheid (↔ Westen: individualistisch)
  • Sophie Olúwolé
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het ‘Liberty principle’ of schadebeginsel?

A

Dit is een visie van John Stuart Mill die zegt dat de samenleving alleen in de levenssfeer van een individu mag tussenkomen wanneer dit individu anderen schade aanricht.

Zo mag een politieagent iemand van zijn vrijheid beroven omdat hij een gevaar vormt voor zijn omgeving.

Alleen wanneer bepaald gedrag anderen aangaat, moet er verantwoording worden afgelegd.

Dit beginsel is alleen geldig op mensen die door interactie kunnen reflecteren.
Kinderen, mensen met een beperkt geestesvermogen en volkeren uit ‘achtergebleven samenlevingsvormen’ worden hier niet bijgerekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg Isaiah Berlin zijn visie voor.

A

Hij formuleerde twee fundamentele opvattingen van vrijheid.

  • Negatieve vrijheid: Hier gaat het over het gebied waar jij kunt doen wat je wilt en zijn wie je bent.
    Hoe groter dit privédomein hoe groter de negatieve vrijheid.

(=de afwezigheid van dwang door anderen)

  • Positieve vrijheid: Is vrij zijn om je eigen leven vorm te geven.

Gaat om de aanwezigheid van kansen en middelen om dingen te doen.

Voorbeelden: Je hebt toegang tot goed onderwijs, zodat je je talenten kan ontwikkelen.
De overheid garandeert gezondheidszorg, zodat je gezond genoeg bent om je doelen na te streven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een monarchie?

A

Dit is een bestuursvorm waarbij 1 persoon, de monarch, de macht heeft, dit kan een koning of een keizer zijn maar ook een farao of een sultan.
De macht is vaak erfelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een aristocratie?
Kaart nog aan het maken

A

Het betekent letterlijk ‘regering van de besten’. De macht is in handen van bekwame geschoolde mensen met ervaring en kennis van zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een oligarchie?

A

De macht is in handen van een kleine groep bevoorrechte, rijke mensen.
Letterlijk betekent oligarchie trouwens ‘geregeerd door weinigen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een tirannie?

A

Een alleenheerser die met geweld de macht heeft gegrepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een democratie?

A

Het volk verkiest volksvertegenwoordigers die in hun naam regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een republiek?

A

Een staatsvorm waarbij alle macht wordt overgedragen aan een raad of persoon, meestal een president, die voor een bepaald aantal jaren wordt gekozen of benoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een technocratie?

A

Deskundigen en specialisten op diverse deelterreinen die de macht hebben en politieke beslissingen kunnen nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie was er in Athene de grondlegger van de democratie?

17
Q

Waarom was het een beperkte democratie in Athene?

A

Omdat je moest afstammen van een Atheense moeder en vader ne je een man moest zijn van minstens 20 jaar.
Niet alle inwoners kunnen dus meebeslissen.

18
Q

Waarom was er in Athene een directe democratie? Wat is dat?

A

Directe democratie of rechtstreeks democratie is een bestuursvorm waarbij burgers zelf direct invloed uitoefenen op het wetgevingsproces.

In Athene waren de burgers actief zelf bezig met politiek.

19
Q

Wat is de ekklèsia?

A

Dit was de volksvergadering van Athene. Alle volwassen mannen waren er lid van (ca. 30 000).

Ze kwamen 40 keer per jaar samen op een heuvel tegenover de Akropolis om beslissingen te nemen over nieuwe wetten, oorlog of vrede…

Ze mochten het woord nemen en via handopsteken werd gestemd.

20
Q

Wat is een polis?

A

Een onafhankelijke, zelfbesturende stadstaat, dus een kern/stad met daarrond een gebied.
Zo had je Athene met daarrond het gebied Attica.

21
Q

Wat is de boulé?

A
  • Ook wel de raad van 500 genoemd.
    Dit had vooral een uitvoerend en organiserende functie.
  • 500 vrijwilligers uitgeloot door het kletorion.
    Hiervoor moest je minstens 30 jaar zijn en het volle burgerrecht hebben.
  • Je mag geen twee opeenvolgende jaren in de boulé zitten en max 2 keer in totaal.
  • Ze ontwierp de wetten en bereidde dus ook de vergaderingen van de ekklèsia voor.
22
Q

Welke functies werden er naast boulé nog uitgeloot via het kletorion?

A
  • 500tal magistraten
  • 6000 juryleden Atheense volksrechtbanken
23
Q

Hoe? Door wie? En waarom werd Attica verdeeld?

A

Kleisthenes voerde een fundamentele hervorming door en herverdeelde Attica.

Hij verdeelde het gebied op in drie grote regio’s:
- de stad (astu, handwerkers handelaars)
- de kust (paralia, vissers)
- het binnenland (mesogeia, boeren)

Elk van die regio’s deelde hij op in 10 stukken en bracht telkens één stuk van elke regio samen.

Door dit te doen werd de bevolking van Attica één politieke gemeenschap.
Burgers uit verschillende regio’s moeten samenwerken.
Er werd meer beslist in belang van de maatschappij als geheel ( in plaats vanuit eigen belang).

24
Q

Wat is het schervenrecht?

A

Ook iets wat Kleisthenes invoerde.
Het was een manier om tirannie te voorkomen.
Burgers konden een machtig persoon voor tien jaar uit de stad verbannen.
In de ekklèsia werd besloten of er dat jaar schervenrecht mocht plaatsvinden.

De stemming vond plaats op de agora (het centrale plein in Athene).
Er was een quorum van minstens 6000 geldige stemmen nodig.

De persoon met de meest stemmen werd verbannen.
Binnen 10 dagen moest die persoon Athene verlaten.
Hij verloor niet zijn bezittingen of burgerrechten.

SCHERVENRECHT wordt ook wel OSTRACISME genoemd.

25
Wat voerde Perikles in?
Hij voerde voor al de politieke functies vergoedingen in. Op deze manier konden ook armere burgers deelnemen aan de politiek.
26
Wat zijn de Peloponnesische oorlogen?
Conflicten omtrent de rivaliteit van Athene en Sparta. Het was niet enkel een strijd om de macht maar ook om aan te tonen wat de beste bestuursvorm was. Deze voortdurende strijd leidde uiteindelijk tot het verval en ondergang van het Atheense rijk.
27
Welke gebeurtenissen maakten een diepe indruk op Plato?
- Peloponnesische oorlog: Athene werd daardoor inhalig en imperialistisch tegenover zijn bondgenoten. Eer & roem was belangrijker dan deugd. - Interne situatie: in de stadstaten conflicten tussen burgers tegen aristocratie, persoonlijke ambitie > algemeen belang (cfr Meno) - Dertig Tirannen: despotische en onderdrukkend → boek ‘de staat’ (politeia) → regime werd omvergeworpen na 1 jaar dus de democratie werd hersteld - Syracuse: ongenade bij Dionysius I tirannie verwerpt hij ook
28
Wat zijn de symptomen voor het verval van de democratie?
- Politici zijn bang voor de publieke opinie - Afnemend respect voor de instituties - Versnippering (‘spel = winnen voor je eigen achterban ten kosten van anderen’)
29
Wat is Plato's ideale staat?
Volgens hem is de samenleving een uitvergroting van het individu: net zoals binnen een individu elk deel van de ziel zijn eigen rol heeft, moet in de maatschappij elke sociale groep haar specifieke taak vervullen. Plato verdeelt de samenleving in klassen, die overeenkomen met de drie delen van de ziel: - De 'heersers' (koning-filosofen): zij komen overeen met het rationele deel van de ziel. Zij besturen de staat en zorgen voor rechtvaardigheid. - De 'wachters' (militairen en ambtenaren): zij komen overeen met het moedige deel van de ziel. Zij beschermen en verdedigen de staat. - De 'werkers' (boeren, handwerklieden, handelaars): zij komen overeen met het begerende deel van de ziel. Zij zorgen voor de economische basis van de samenleving. - De wachters en de bestuurders mogen geen privébezit hebben om machtsmisbruik te voorkomen. - Kinderen in de leidende klassen worden onmiddellijk na hun geboorte afgestaan en collectief opgevoed.
30
Wat is een meritocratie?
MERITOCRATIE < meritum = verdienste = samenleving waarin sociale status wordt bepaald door verdiensten en capaciteiten
31
Wat zijn de fasen om van een democratie naar een dictatuur te gaan volgens Plato?
1. vrijheid en gelijkheid --> ideaal 2. excessieve vrijheid --> chaos, verdeeldheid, geen gezag --> wantrouwen t.o.v. wetenschap, media, politici, rechters... 3. verlangen naar orde 4. opkomst van demagogen --> inspelen op emoties, vijandbeelden creëren, demagoog= enige redder 5. verkiezingen van een dictator Verkozen--> beetje bij beetje democratie afschaffen Bv. minder vrije pers
32
Wat is de ideale staat en de ideale heerser volgens Machiavelli?
IDEALE STAAT = Sterke, stabiele staat die orde en veiligheid garandeert, ook al zijn daarvoor harde of onethische maatregelen nodig. → resultaat (orde en veiligheid) is belangrijker dan de middelen (deugd) ‘het doel heiligt de middelen’ IDEALE HEERSER = Realistisch leider die de staat bewaart door kracht, slimheid en strategisch handelen en niet per se door goedheid een heerser moet volgens Machiavelli gevreesd worden zoals een leeuw MAAR moet ook sluw zijn als een vos om ervoor te zorgen dat het volk hem blijft steunen
33