Possum (and it's screaming) Flashcards

(419 cards)

1
Q

Hoe ontstaat vasculitis van de grote bloedvaten?

A
  • Dentritische cellen in de adventitia
  • Vasa casorum bloedvaten van de bloedvaatwand, ook in de adventitia
  • Lymfocyten gaan naar dendritische cel (ipv andersom)
  • Vooral IL-6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontstaat een vasculitis van de kleine bloedvaten?

A
  • Meer immuuncomplexen dan macrofagen kunnen verwerken
  • Immuuncomplexen slaan neer op de vaatwand
  • Of ANCA-cytokinen gericht tegen iets in neutrofiele granulocyt, bij activatie neutrofielen ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden neutrofiele granolucyten geactiveert?

A

door een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor ontstaan de symptomen van vasculitis?

A
  • vrijkomen van inflamatoire cytokinen
  • ischemische schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke klachten bij vasculitis ontstaan door ischemische schade?

A

pijn en multi-orgaan disfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn complicaties van vasculitis?

A
  • Vernauwing
  • Trombose
  • Vaatwand verzwakking en ruptuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke diagnostiek voor vasculitis?

A
  • Histologie (golden standard maar GEEN aorta biopt)
  • Angiografie (kralensnoer) / pet scan (hoge activiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke algemene behandeling voor vasculitis van de grote vaten?

A
  • Tocilizumab (anti IL-6) in reuscelarteritis
  • Prednison (veel bijwerkingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is polyarteritis nodosa?

A

een vasculitis in de huid, zenuwen, tractus digestivus en het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke aandoening is polyarteritis nodosa geassocieerd?

A

Hepatitis B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van polyarteritis nodosa?

A
  • Cyclofosfamide, prednison
  • Hepatitis behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Kawasaki?

A

een antistof gemedieerde vorm van vasculitis die vooral bij kinderen voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn complicaties van kawasaki?

A

aarbeien tong
hartinfarct (infectie van de hartcoronairen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met welke aandoening is kawasaki geassocieerd?

A

covid-19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor wordt henochschonlein veroorzaakt?

A

IgA
het komt voor bij kinderen met een bovenste luchtweg infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de prognose van henochschonlein?

A

het gaat vanzelf over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de symtpomen van henochschonlein?

A
  • Huidafwijkinen (purpera) vooral in de benen
  • nier > glomerulunefritis
  • darmwand > diaree, bloed in de ontlasting
  • artritis
  • koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zie je op een histologisch beeld van een henochschonlein?

A

leucocytoclastische vasculitis
IgA-1 deposities
neutrofielen
endotheelcellen
complement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de behandeling van henochschonlein?

A

evt NSAIDs en steroiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de behandeling van hypersensitivity vasculitis?

A

medicatie staken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is kenmerkend van een hypersensitivity vasculitis?

A
  • beperkt tot de huid
  • uitlokkende factor (medicijn)
  • geen IgA depositie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de behandeling van cryoglobulinemie?

A

anti B cel, anti plasma, warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is kenmerkend voor cryoglobulinemie?

A
  • antistoffen slaan neer bij koude
  • afstervende ledematen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is kenmerkend van epidemien?

A
  • een event, niet structereel
  • vraagt om een antwoord, legt veel bloot over culturele waarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waardoor worden epidemien veroorzaakt?
door het verplaatsen van mensen
26
Wat is het 1e bedrijf van een epidemie?
o Progresive revelation; trage realisatie o Ontkenning tot dit niet langer kan
27
Wat is het 2e bedrijf van een epidemie?
o Managing randomness; verklarend kader, zondebok o Niet iederheen heeft een stem
28
Wat is het 3e bedrijf van een epidemie?
onderhandelen over maatregelen collectieve rituelen geleidelijke uitdoving
29
Wat is het 4e bedrijf van een epidemie?
o In deze epiloog vindt de evaluatie van de epidemie plaats die vaak in aanzienlijke mate gepaard gaat met het vellen van morele oordelen achteraf
30
Wat is belangrijk bij het onderhandelen van maatregelen bij een epidemie?
o Collectief vs individueel belang o Grote druk voor collectieve maatregelen o Maatregelen treffen vooral kwetsbare groepen vertrouwen in de autoriteiten sociale waarden
31
Hoe werd er voor 1800 gedacht over epidemien?
er werden individuele verklaringen gezocht voor ziekte met behulp van configuratie denken
32
Hoe werd vanaf de 2e helft van de 19e eeuw gedacht over epidemien?
contaminatie denken
33
Wat zijn spinoff effecten van de bacteriologische revolutie?
* Chirurgie; antisepsis * Immunologie * Serologie * Virologie * Grotere kloof tussen gecontroleerd lab en variabel mens
34
Hoe werdt er vanaf de 20e eeuw gedacht over epidemien?
predispositie > public health
35
Wat zijn de spinoffs van public health?
* hygiene * Genetisch > eugenetica (mensen moeten geen kinderen krijgen) * Mate van expositie > profylaxe * Verminderde weerstand door socioeconomische factoren
36
Hoe veranderde de kijk op epidemien tijdens de epidemiologische transitie in de 2e helft van de 20e eeuw?
* Multifactoriele risicofactoren * Focus op individuele leefstijl * Minder vertrouwen in authoriteit
37
Wat zorgde voor de veranderende kijk op epidemien in de 21e eeuw?
- 1950-1980 bijna geen infectieziekten door vaccinaties, hygiene en antibiotica - Daarna meer; oorzaak; klimaatverandering en globalisering
38
Wat is Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
een acute post infectieuze polyadiculoneuropathie
39
Wat zijn symptomen van Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
- Diaree - snel progressieve parese van armen/benen en areflexie - gelaatszwakte en/of slikstoornissen (50%) - gevoelstoornissen (80%) - respiratoire insufficientie (25%) - autonome dysfunctie (15%)
40
Wat zijn risicofactoren voor Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
- Man - Meer bij oudere mensen - Infectie (na 1-4 weken)
41
Wat is het ziekte verloop van Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
Monofasisch ziektebeloop: - snel progressief begin - spontaan herstel - recidiefkans <5%
42
Wat is de diagnostiek van Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
- Lumbaalpunctie
43
Waarom is Guillain-Barré syndroom (GBS) geen typische immuunziekte?
- Geen chronisch of relapsing-remitting beloop - Niet vaker bij vrouwen dan bij mannen (M:V ratio 3:2) - Geen associatie binnen families - Geen associatie met andere (klassieke) auto-immuunziekten - Geen verbetering na corticosteroiden
44
Hoe ontstaat Guillain-Barré syndroom (GBS) ?
het is een kruisreactie met name tegen campylobacter jejuni C3a (complement is betrokken) het ontstaan is mogelijk afhankelijk van gastheerfactoren
45
Wat is kenmerkend voor motore GBS?
geen gevoelsstoornissen
46
Wat is kenmerkend van miller fischer syndroom (een variant van GBS?
ophthalmoplegie, ataxie, areflexie
47
Wat is de behandeling van miler fischer syndroom?
intraveneuze immuunglobulinen
48
Wat is de prognose van miller fisher syndroom?
- Meestal verbetering - 2% mortaliteit, 10% ernstige invaliditeit, meerderheid restklachten
49
Wat is polyadiculoneuropathie?
beschadiging van de perifere zenuwen
50
Wat voor bacterie is de campylobacter jejuni?
gram neg spiraal vormig
51
Hoe is de diagnostiek van campylobacter jejuni?
faeceskweek of serologie
52
Welke antibiotica voor campylobacter jejuni?
- Ciprofloxacin, erythromycin, azithromycin, norfloxacin
53
Waarom is campylobacter geassocieerd met GBS?
Lipo- oligosacharide lijkt op GM1 in menselijke zenuwen
54
Wat is de behandeling voor cutane lupus?
hydroxychloroquine
55
Wat zijn symptomen van SLE?
koorts alopecia orale ulcera cutane lupus (vlindervormig exantheem) artritis neurologische klachten pericarditis / pleurale of pericardiale effusie / serositis lupus nefritis
56
Hoe wordt lupus nefritis gediagnostiseerd?
met een biopt
57
Welke lab waarden bij SLE?
proteinurie leucopenie trombopenie hemolyse laag C3 / C4 anti dsDNA antistof (ANA) anti smith antistof
58
Welke afwijkende labwaarden komt altijd voor bij SLE?
antinucleaire antistoffen (ANA)
59
Hoeveel van de gezonde bevolking is ANA positief?
5-20%
60
Wat zijn risicofactoren voor SLE?
- Vaak onder 55 jaar - Resolutie na menopause - Vaker bij mensen met getinte huid - Vaker vrouwen
61
Wat veroorzaakt SLE?
autoimuniteit
62
Wat is full house bij de histologie van SLE?
aankleuring van IgG, IgM, IgA, C3 en C1q
63
Welke nieraandoeningen kun je zien bij de histologie van SLE?
- Focal segmental glomerulosclerosis - Glomerulinefritis - Necrose - Minimal change
64
Wat is de eerste stap van de behandeling van SLE?
MMF of cyclofosfamide
65
Welke medicatie is de tweede stap voor de behandeling van SLE?
o Calcineurine inhibitoren (Tacrolimus of Voclosporine) o Belimumab o Rituximab
66
Wanneer ga je over op de tweede stap van de behandeling van SLE?
bij refractaire of recidiverende ziekte, overmatig steroïd gebruik of bij intolerantie voor MMF/cyclofosfamide
67
Welke score wordt gebruikt voor het meten van de ziekteactiviteit bij SLE?
SLEDAI
68
Wat is de 5-jaars overleving bij SLE?
90%
69
Wat doet SLE met het myocard infarct risico?
- 5x myocard infarct Risico, 50x bij jonge vrouwen
70
Waardoor is het myocard infarct risico verhoogd bij mensen met SLE?
o Ontsteking vaatwand o Corticosteroiden o Nierfunctie stoornis
71
Wat is de meest voorkomende nosocomiale infectie?
urineweginfectie (cystitis)
72
Waardoor komen urineweginfecties zo vaak voor in het ziekenhuis?
door catheters
73
Wat vergroot het risico op catheter gerelateerde infecties?
 de duur van aanwezig zijn  het type catheter  de ervarenheid van de persoon die de catheter geplaatst heeft  de ervarenheid van de persoon die de catheter verzorgd  de omstandigheden (steriel ja/nee) bij het plaatsen van de catheter
74
Wat zijn verwekkers van catheter gerelateerde infecties?
 Coagulase negatieve stafylokokken (S epidermidis)  S. aureus  Enterokokken  Aërobe gram-negatieve bacteriën  Gisten (Candida spp. soorten)
75
Wat is de behandeling van een catheter gerelateerde infectie?
 catheter verwijderen  cefalosporine  gentamine  flucloxaline > S. aureus (min 14 dagen, IV)
76
Wat is de diagnostiek voor een catheter gerelateerde infectie?
 lab (crp, nierfunctie, lymfocyten)  bloed kweek
77
Wat zijn veel voorkomende nosocomiale infecties?
urineweginfecties wondinfecties endocarditis gastro intestinale infecties
78
Welk soort gastro intestinale infectie komt veel voor in het ziekenhuis?
- antibiotica geassocieerde diarree (clostridium difficile)
79
Waardoor komen luchtinfecties vaak voor in het ziekenhuis?
beademing
80
Welke verwekker veroorzaakt nosocomiale luchtweginfectie?
klebsiella pneumoniae
81
Wat zijn verwekkers van nosocomiale wondinfecties?
S. aureus S. pyogenes
82
Wat zijn complicaties van S. aureus wondinfecties?
endocarditis spondylodiscitis
83
Hoe worden nosocomiale wondinfecties voorkomen?
profylaxe antibiotica antibioticum houdende neuszalf voor chirurg
84
Wat zijn symptomen van meningitis?
- nekstijfheid - koorts hoofdpijn - verwekkers
85
Wat zijn symptomen van encefalitis
- verwardheid - neurologische uitval
86
Wat zijn de symptomen van een hersenabces?
- toegenomen hersendruk - symptomen afhankelijk van locatie
87
Hoe ontstaat een hersenabces?
o doorgroei uit omgeving o hematogene verspreiding o inoculatie door penetrerende wond of chirurgie
88
Wat zijn verwekkers van hersenabcessen in immuungecompromiteerde patienten?
o mycobacterium tuberculosis o toxoplasma gondii o cryptococcus neoformans
89
Wat is een symptoom van listeria monocytognes meningitis?
focale neurologische uitval
90
Wat is kenmerkend voor een cerebellair abces als complicatie van mastoiditis?
coordinatie problemen en ataxie
91
Wat is vaak de verwekker van een subacute meningo/encefalitis?
virussen (Mn HSV) tubercolosis T. gondii C. neoformans borrelia burgdorferi treponema pallidum
92
Waardoor wordt acute virale meningitis meestal veroorzaakt?
enterovirussen (mn in herfst en zomer)
93
Welke diagnostiek voor infecties van het centrale zenuwstelsel?
lumbaal punctie gram kleuring (hoog sens, laag spec) kweek
94
Wat is kenmerkend van een meningokokken (Neisseria meningitidis) kweek?
Gramnegatieve diplokokken Vooral in leukocyten Chocolade agar.
95
Wat is kenmerkend van een pneumokokken (Streptococcus pneumoniae) kweek?
Grampositieve diplokokken soms ook in korte ketens meestal extracellulair
96
Wat is kenmerkend van een haemophilus influenzae kweek?
Gramnegatieve staafjes (soms lang een draadvormig) in het begin van de ziekte vooral intracellulair gelegen
97
Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van meningitis?
meningokokken pneumokokken haemophilus influenzae
98
Wat is het verschil tussen een kweek bij een virale en een bacteriele meningitis?
troebel bij bacteriele meningitis, helder tot licht troebel bij virale meningitis
99
wat is een aseptische meningitis?
een virale meningitis waarbij in het liquorsediment enkele lymfocyten, maar geen bacteriën worden gevonden
100
Wat is artritis temporalis / reuscel artritis?
een systemische vasculitis van de grote en middelgrote vaten
101
Wie heeft een verhoogt risico op arteritis temporalis?
mensen van boven de 50
102
Wat zijn symptomen van arteritis temporalis?
- algemene malaise - Hoofdpijn - spierpijn - kaakclaudicatie - anemie - visusstoornissen - klachten van het bewegingsapparaat (polymyalgia rheumatica) - Verdikte en pijnlijke arteria temporalis
103
Welke diagnostiek voor arteritis temporalis?
Acr criteria
104
Wat zijn de ACR criteria?
 Leeftijd ouder dan 50 jaar  Nieuw ontstane hoofdpijn  Afwijking bij lichamelijk onderzoek aan de arteria temporalis: pijn bij palpatie of verminderde pulsaties die niet toe te schrijven zijn aan atherosclerotisch vaatlijden  Verhoogde bezinking (meer dan 50 mm/uur)  Afwijking in het biopt van de arteria temporalis
105
Wat zijn histologische afwijkingen bij arteritis temporalis?
* chronische inflammatoire reactie met name in de media * vernauwing van het vaatlumen * verdikking van de intima * meerkernige reuscellen
106
Wat is een complicatie van arteritis temporalis?
blindheid door vaatocclusie of aneurysma
107
Wat is de behandeling van artritis temporalis?
steroiden
108
Wat zijn bijwerkingen van steroiden?
DM en osteoporose
109
Wat zijn symptomen van polymyalgia rheumatica?
- proximale spierpijn - proximale spierstijfheid - vooral schouder en bekkengordel spieren - koorts - vermoeidheid - gewichtsverlies
110
Wat zie je bij lab diagnostiek van polymyalgia rheumatica?
anemie hoge bezinking
111
Wat is de behandeling van polymyalgia rheumatica?
steroiden
112
Welke symptomen bij endocarditis?
- Koorts - Kortademigheid - Hartgeruis - Embolie - Huidafwijkingen - splenomegalie
113
Welke huidafwijkingen bij endocarditis?
osler knobbeltjes janeway lesies roth's spots splinterbloedingen trommelstokvingers
114
Wat zijn osler knobbeltjes?
pijnlijke vasculitis in capillair vaatbed als gevolg van immuuncomplexen
115
Wat zijn janeway lesies?
microembolieen in de huid waarin bacterien aanwezig zijn
116
Wat zijn roth's spots?
bloedinkjes met lymfocytenophoping en oedeem in het vaatbed van de retina
117
Wat zijn splinterbloedingen?
lineaire bruine strepen in het nagelbed
118
Wat zijn trommelstokvingers?
vermeerdering bindweefsel in de laatste falanx
119
Wat zie je op lab bij endocarditis?
anemie CRP en BSE verhoogd pos boedkweek immuuncomplexen proteinurie reumafactor lymfocyten verschuiving (jongere lymfocyten)
120
Wat zie je op beeldvorming bij een endocarditis?
hartafwijkingen op transthoracale of transoesophagale echo bij een transthoracale echo slechtere prognose
121
Welke verwekkers van endocarditis?
vergroenende streptococcen beta hemolitiscshe streptococcen S. gallolyticus enterococcen S. aureus coagulase negatieve staphylococcen
122
Wat is de meest voorkomende verwekker van natieve endocarditis?
vergroenende streptococcen
123
Wat is de meest voorkomende verwekker van kunstklep endocarditis?
S. aureus coagulase negatieve staphylococcen
124
Waar komen vergroenende streptococcen vandaan?
de mondholte
125
Waar komen beta hemolitische streptococcen vandaan?
de mondholte
126
Waar komt S. gallolyticus vandaan?
darm (cave maligniteit)
127
Waar komen enterococcen vandaan?
darm, gal en urinewegen
128
Waar komen staphylococcen vandaan?
huid, intravasale lijnen
129
Welke verwekker van endocarditis is geassocieerd met intraveneus drugsgebruik?
S. aureus
130
Wat is een oorzaak van een fals negatieve kweek bij endocarditis?
niet alle bacterien kunnen worden gekweekt
131
Wat zijn de hoofd criteria voor endocarditis?
positief echocardiogram of nieuw klepgeruis pos bloedkweek (2x met karakteristieke micro-organisme of met 12 uur interval of >3x)
132
Wat zijn nevencriteria voor endocarditis?
- niet-karakteristieke echografische hartafwijkingen - temperatuur >38 - predispositie (hartafwijkingen / IV drugsgebruik) - vasculaire afwijkingen (janeway lesie, roth's spot) - immunologische afwijkingen (osler knobbels, reumafactor, glomerulonefritis) - overige microbiologische / serologische aanwijzingen
133
Wanneer is de diagnose endocarditis bevestigd?
2 hoofdcriteria 1 hoofdcriterium + 3 nevencriteria 5 of meer nevencriteria
134
hoe kan endocarditis ontstaan?
depositie trombo's en fibrine bacterieen
135
Welke complicaties bij endocarditis?
- Immuunrespons; immuuncomplexziekte, vasculitis - Continue bacteriemie; strooihaarden elders, soms ernstige sepsis - Embolieen; herseninfarct; mycotisch aneurysma - Lokale complicatie; acuut hartfalen
136
Welke behandeling voor endocarditis?
cefolosporine
137
Welke indicaties voor endocarditis profylaxe?
- Eerder endocarditis - Kunstklep - Bepaalde congenitale hartafwijkingen - Bij bepaalde chirurgische interventies
138
Wat is de behandeling van een tia als complicatie van endocarditis?
klep verwijderen & bloedverdunners
139
Welke vormen van endocarditis?
acuut of subacuut
140
Wat voor ziekte is de ziekte van Sjogren?
gegeneraliseerde autoimmuunziekte
141
Wat zijn specifieke symptomen van sjogren?
- Droge ogen en mond - Rode, vermoede ogen - meer last bij tocht, rook, lezen, tv-kijken - cracker sign; moeten drinken bij het eten - droogteklachten door verminderde functie van traan en speekselklieren, NIET door destructie - Bij 1/3 zijn de speekselklieren vergroot, vaak eenzijdig - Bruine haartong (infectie met candida en evt bacterien) - Erythemateuze candidiasis (brandende tong en gehemelte, kapotte mondhoeken)
142
Wat is een oorzaak van pijnlijke progresieve zwelling van de parotis bij een sjogren patient?
lymfoom
143
Waaruit bestaat het traanfilm?
lipiden waterlaag mucus
144
Waardoor worden de lipiden uit het traanfilm geproduceert?
klieren van meiboom
145
Waardoor worden de waterlaag uit het traanfilm geproduceert?
traanklieren
146
Waardoor worden de mucus uit het traanfilm geproduceert?
bekercellen in cornea en conjunctiva
147
Welke test voor waterlaag van het traanfilm?
schirmertest
148
Welke test voor lipiden van het traanfilm?
break up time
149
Welke test voor mucus van het traanfilm?
bengaalsroodkleuring
150
Wat zijn risicofactoren voor een maligne lymfoom?
▪ Leucocytoclastische vasculitis ▪ Complement verbruik ▪ Cryoglobulines ▪ Hoog IgG
151
Wat zijn kenmerken voor de diagnose van sjogren?
lipbiopt focusscore >1 anti SS-A antistoffen schirmertest <5 bengaalse roodkleuring >5 ongestimullerde speekselvloed minder dan 0,1 ml/min
152
Wat is de schirmertest?
tranen worden gedurende 5 min opgevangen door strookjes onder de ogen
153
Hoe wordt bengaalse roodkleuring gescoord?
met de van bijsterveld score
154
welke histologie van de speekselklieren bij sjogren?
- focale ophoping van T-lymfocyten om afvoergangen van de speekselklieren - focus = cluster van  50 lymfocyten - focusscore: aantal foci / 4 mm2 (normaal <1)
155
Wat zijn beperkingen van de foccusscore bij sjogren?
15 % van gezonde mensen is pos 18-40% van patienten is neg
156
Wat zijn risicofactoren voor sjogren?
andere autoimmuunziekten vrouw
157
Welke behandeling voor sjogren?
- substitutie vocht (kunsttranen, kunstspeeksel) - stimulatie exocriene klieren met M3R agonisten (pilocarpine) - behandeling complicaties (o.a. orale candidiasis) - Pilocarpine verdringt anti-M3R en stimuleert M3R
157
Wat zijn bijwerkingen van de behandeling van sjogren?
* Hevig transpireren * Overmatige speekselsecretie * Pupilvernauwing
158
hoe wordt de ziekte activiteit van sjogren bijgehouden?
- ESSDAI (EULAR Sjogren’s syndrome disease activity index)
159
Wat is GPA?
een ANCA geassocieerde vasculitis granulomatosis met polyangitis
160
Wat wordt aangetast door GPA?
de kleine en middelgrote vaten van de luchtwegen en nieren
161
Wat is een andere naam voor GPA?
de ziekte van wegner
162
Wat zijn risicofactoren voor GPA?
man middelbare leeftijd
163
Wat is kenmerkend van de gelokalisseerde vorm van GPA?
geen nierbetrokkenheid
164
Wat voor symptomen bij GPA?
longen; septum perforatie, bloed opgeven, hoesten, ontstekingen nier; proteinurie, necrotiserende glomerulonefritis oogafwijkingen neurogische afwijkingen huidafwijkingen
165
Wat zie je op x-thorax bij GPA?
▪ longinfiltraten ▪ granulomen ▪ noduli ▪ pleura vocht ▪ longbloeding
166
Welke lab diagnostiek voor GPA?
▪ ANCA = anti-neutrophil cytoplasmic antibodies ▪ aankleuring van bepaalde eiwitten in het cytoplasma van neutrophiele granulocyten en monocyten ▪ c-ANCA: cytoplasmic staining (PR3, meest gevoellig) ▪ p-ANCA: perinuclear staining (MPO)
167
Wat is de inductie behandeling van GPA?
Steroiden + Rituximab of Cyclophosphamide
168
Wat is de onderhoudsbehandeling van GPA?
Rituximab / azathioprine / MTX voor minstens 2 jaar
169
Hoe komen de ANCA antigenen bij GPA buiten de neutrofiele granulocyt?
antigenen worden bij activatie van de neutrofielen op de celmembraan gepresenteerd
170
Wat is de rol van C5a bij GPA?
C5a stimuleert de neutrofiele granolucyt om ANCA aan te maken > blokade C5a als behandeling
171
Wat voor bacterie is Corynebacterium diphtheriae?
gram pos staaf
172
Wat is het resevoir voor difterie?
de mens
173
Wanneer worden mensen gevaccineerd tegen difterie?
0, 4 en 9 jaar
174
Waar komt difterie veel voor?
in de oude sovjet unie
175
Wat zijn symptomen van difterie?
koorts, lymfaddenopathie tonsilitis/faryngitis; slikklachten, kortademigheid, vergrote tonsillen, keelpijn ulcus met grijsbeslag op de farynxboog en tonsillen
176
kunnen ulcera als gevolg van difterie ook bij gevaccineerde personen voorkomen?
ja
177
Wat hoor je bij auscultatie bij difterie?
rhoonchi en stridor
178
Wat zijn complicaties van difterie?
- myocarditis - demyelinisatie - tubulusnecrose
179
Welk type difterie heeft een mild beloop?
mitis
180
Wat is de behandeling van difterie?
antidifterie serum (10% overgevoeligheid > proefdosis) Peniciline / erythromycine (ook profylactisch voor knuffelcontacten) Isolatie tot 2 neg kweken Vaccin want natuurlijke infectie geeft geen immuniteit
181
Welke diagnostiek bij difterie?
Diagnose door kweek (specifieke voedingsbodem) en PCR Bij opname; hartenzymen en ECG
182
wat zijn symptomen van tetanus?
stijfheid, ademhalingsproblemen, problemen met slikken Opisthotonus Risus sardonicus Teken van chvostek Teken van trousseau Trismus
183
wat voor bacterie is Clostridium tetani (tetanus)?
- Gram pos staaf - Anaeroob
184
Waar is clostridium tetani?
darm en aarde
185
Wat is opisthotonus?
buikspasme
186
Wat is risus sardonicus?
een grimmige lach
187
Wat is het teken van chvostek?
spasme mondmusculatuur na kloppen op n.facialis
188
Wat is het teken van trousseau?
verkrampen van de hand na oppompen van bloeddruk manchet
189
Wat is trismus?
kaakklem
190
Hoe werkt het tetanus toxine?
Remende neurotransmitters worden geblokeerd
191
Waar is de incubatietijd van tetanus van afhankelijk?
de afstand van het CZS tot de wond
192
Wie heeft een verhoogd risico op tetanus?
Verhoogd risico kinderen 1-12 vanwege lage maternale en eigen antistoffen Patiënten >50 vaak niet gevaccineerd
193
Hoe werkt de preventie van neonatale tetanus?
- Hygienische bevalling - Immunisatie van vrouwen in vruchtbare leeftijd
194
Waardoor hebben patienten met diabetes een verhoogd risico op voet infecties?
- neuropathie - retinopathie - slechte doorbloeding
195
Wanneer is een voetinfectie ernstig tot levensbedreigend?
diepe ulcera uitgebreide cellulitis voet bedreigd ischemie
196
Wat is vaak de verwekker van een mild tot matig ernstige voetinfectie?
monomicrobieel S aureus (meestal) of streptokokken
197
Welke diagnostiek bij voetinfecties?
pus diep uit het ulcus kweken
198
Wat is de behandeling van een stafylokokken sepsis?
flucloxaline intraveneus
199
Welke complicaties van een voetinfectie?
- osteomyelitis > probe tot he bone diagnostiek of radiologie - sepsis - endocarditis - abcessen - artritis - bacteriurie
200
Wat hoor je bij auscultatie van influenza?
ronchi en crepitaties
201
Wat zie je op X-thorax van influenza?
bilaterale infiltraties
202
Wat is de diagnostiek voor influenza?
PCR
203
Welke behandeling voor influenza?
oseltamivir
204
Wat is de behandelindicatie voor influenza?
ernstige ziekte of onderliggende aandoeningen
205
Hoe werkt oseltamivir tegen influenza?
het remt neuraminidase, dit is nodig om de menselijke cel in of uit te gaan
206
Wat is de pathogenese van taaislijmziekte / CF?
Gestoord Cl–transport, secundair verstoring transport Na+ en H2O door een mutatie van het CFTR chloorkanaal (verschillende mutaties bepalen de ernst)
207
Welke gen mutatie is het meest voorkomend bij CF?
DF508
208
Hoe is de overerving van taaislijmziekte?
autosomaal recessief
209
Wat zijn symptomen van CF?
Veel zweel met meer NaCl Droge luchtwegen Ophoping van taaislijm > obstructie in tractus respiratorius en digestivus
210
Welke diagnostiek voor CF?
Hielprikscreening Zweet test; Cl > Na (gouden standaard)
211
Wat is het effect van CF op fertiliteit?
zwangerschap is afgeraden bij een slechte longfunctie
212
Wat is de behandling voor CF?
chloortransport modulatoren
213
Wat zijn complicaties van long sarcoidose?
- Fibrose - Pulmonale hypertensie - Longfalen
214
Wat is de prognose van stage I sarcoidose?
60-80 % remissie
215
Wat is de prognose van stage II sarcoidose?
50-60% remissie
216
Wat is de prognose van stage III sarcoidose?
<30% remissie
217
Welke vorm van sarcoidose heeft de beste prognose?
Lofgren
218
Wat is kenmerkend voor Lofgren syndrome?
Erythema nodosum artrhitis bilateral hilar lymphomas
219
Wat is kenmerkend voor Blau syndrome?
- Granulomateuze infectie van de huid, ogen en gewrichten - Defect in CARD15/NOD2 (het is een vorm van sarcoidose)
220
Wat is de invloed van zwangerschap op sarcoidose?
meestal verbetering soms verslechtering
221
Wat zijn behandel indicaties voor sarcoidose?
o Orgaanschade; hart, oog, CZS o Hypercalciumie o Mortaliteit
222
Wat is de behandeling voor sarcoidose?
evt steroiden
223
Hoe wordt de diagnose sarcoidose gesteld?
obv de kliniek
224
Wat kan bij sarcoidose worden gezien op CT?
lymfenopathie
225
Wat wordt bij sarcoidose gezien in het bloed?
meer calcium, ACT en lymphopenie
226
Wat wordt bij sarcoidose in de BAL vloeistof gezien?
meer CD4 pos T-cellen
227
Wat zijn symptomen van sarcoidose?
- Lymfadenopahtie - Erytheem, rood hard en pijnlijk (vooral in de benen) - Uveitis - Koorts - Chest pain - Dyspnoe, hoesten - Gewichtsverlies
228
Wat is het verschil tussen de granulomen bij TBC en sarcoidose?
bij sarcoidose is GEEN necrose
229
Welke stoffen worden geproduceerd door een granuloom bij sarcoidose?
calcium vit D IL-2r ACE TNF-a IFN-y
230
Wat zijn risicofactoren voor sarcoidose?
Vooral mannen rond de 30 Vrouwen rond 50 Familiair
231
Wat is de Kveim reactie?
granulomateus materiaal induceert ganulomen
232
Wat voor ziekte is sarcoidose?
Granulomateuze infectie ziekte
233
Waardoor wordt kinkhoest veroorzaakt?
bordetella pertussis bacterie
234
Wat zijn complicaties van kinkhoest?
Verminderde cardiac output door zeer hoge intrathoracale drukken. > cyanose
235
Wat zijn symptomen van kinkhoest?
- onophoudend hoesten - Gierend inspirium (door nauwe glottisspleet) - rood-blauwe huid - Tongprotrusie, geen slikken, kwijlen zichtbaa
236
Wie hebben vooral kinkhoest?
Vooral bij tieners en volwassenen Zuigelingen door symptomatisch gezinslid
237
Welke behandling voor kinkhoest?
Symptoom bestrijding, antibiotica is te laat
238
Welke diagnostiek voor kinkhoest?
- PCR uit nasopharynx (biedt langer mogelijkheid om micro-organisme aan te tonen) - Serologie: IgA tegen B Pertussis, IgG (titerstijgingen in 2 monsters)
239
Wat zijn complicaties van antifosfolipiden syndroom?
* trombose (veneus en arterieel) * bloedingen door antistollingsbehandeling * vroege atherosclerose - miskramen
240
Welke behandeling voor antifosfolipiden syndroom?
antistolling (heparine, coumarines, bij zwangerschap LMWH) plasmaferese statinen
241
Wat is secundair APLS?
andere autoimmuunziekte erbij
242
Wanneer spreek je van APLS bij lupus like syndroom?
1-3 van de LED criteria erbij
243
Welke behandeling voor een zwangere met APLS?
aspirine, LMWH
244
wat is de kans op een levend kind bij APLS?
30% zonder behandeling 70% met
245
Wat is de definitie van antifosfolipiden syndroom?
arteriele / veneuze trombose OF recidiverende vruchtdood EN antifosfolipiden antistoffen vaak ook; trombopenie en livedo reticulairs (huid afwijking)
246
Wat is het rare aan antifosfolipiden syndroom?
Stollingstijd verlengd maar presentatie met trombose
247
Welke testen worden gebruikt voor antifosfolipiden syndroom?
lupus anticoagulans anticardiolipine antistoffen antistoffen tegen B2-glycoproteine-I
248
Wat veroorzaakt fout pos lues serologie?
antifosfolipiden syndroom, SLE en chronische infecties
249
Welke symptomen komen voor bij SLE en antifosfolipiden syndroom?
neurologische afwijkingen hematologische afwijkingen nierafwijkingen immunologische afwijkingen ANA (SLE en antifosfolipiden syndroom komen vaak samen voor)
250
Wat zijn algemene symptomen van een luchtweginfectie?
koorts, hoesten, kortademigheid
251
Welke symptomen wijzen op een atypische verwekker van een luchtweginfectie?
droge niet-productieve hoest, flinke hoofdpijn, diffuse infiltratieve afwijkingen op X-thorax
252
Welke symptomen wijzen op een typische verwekker van een luchtweginfectie?
Pijn vastzittend aan de ademhaling en koude rillingen, lobulair infiltraalt
253
Welke verwekkers van luchtweginfecties zijn atypisch (7)?
virale verwekkers, Coxiella burnetii, pneumocystis jirovecii, tuberculose, mycoplasma, chlamydia, legionella
254
Welk soort verwekker geeft een ernstige luchtweginfectie bij gezonde individuen?
bacteriele verwekkers
255
Welke verwekkers veroorzaken Nosocomiale pneumonieen?
Gramnegatieve bacteriën (Escherichia coli, Klebsiella, Pseudomonas spp)
256
Wat zijn opportunistische infecties van luchtweginfecties?
mycobacteriën, Nocardia, Pneumocystis jirovecii, Aspergillus
257
Wat zijn typische verwekkers voor luchtweginfecties?
Moraxella catarrhalis, S. pneumoniae, H. influenzae, S.aureus
258
Wat is een risicofactor voor een Coxiella burnetii pneumonie (Q-koorts)?
schapen
259
Wat is de meest voorkomende verwekker van luchtweginfectisch?
S. pneumoniae
260
bij wie komt mycoplasma vaker voor als verwekker van een luchtweginfectie?
mensen onder 45
261
Wat zijn risicofactoren voor een H. influenzae luchtweginfectie?
Roken, COPD of andere comorbiditeit
262
Wat zijn risicofactoren voor een legionella luchtweginfectie?
Oude hotels in warme landen, sauna, zwembaden
263
Waaraan herken je een S. aurues luchtweginfectie?
vaak griep vooraf
264
Op welke verwekker wijst mucoid (wit) sputum bij een luchtweginfectie?
een virale verwekker
265
Op welke verwekker wijst purulent (groen) sputum bij een luchtweginfectie?
een bacteriële verwekker
266
Waarop wijst bloederig sputum bij een luchtweginfectie?
TB of een schimmelinfectie
267
Wat zegt de gramkleuring over het soort verwekker bij een luchtweginfectie?
“Typische” verwekkers kleuren goed volgens Gram, terwijl “atypische” verwekkers niet of moeizaam kleuren volgens Gram.
268
Waar staat CURB-65 voor?
confusion ureum (>7) respiratory rate (>28) bloodpressure (systolisch <990 / diastolisch <60) 65 jaar of ouder
269
Waar wordt de CURB-65 / AMBU-65 score voor gebruikt?
risico inschatting voor luchtweginfecties
270
Wat doe je bij een CURB-65 score van 0 of 1?
thuis behandelen
271
Wat doe je bij een CURB-65 score van 2 punten?
korte opname
272
Wat doe je bij een CURB-65 score van >3?
opname / ICU
273
Wat is een nadeel van de CURB-65 score?
het onderschat ziekte bij jongen mensen en onderliggende aandoeningen
274
Waartegen helpt penicilline (bij luchtweginfecties)?
pneumococcen
275
Waartegen helpt cefuroxim (bij luchtweginfecties)?
pneumococcen en H. influenzae
276
Waartegen helpen quinolonen (bij luchtweginfecties)?
legionella en H. influenzae
277
Waartegen helpt macroliden (bij luchtweginfecties)?
legionella, mycoplasma, chlamydia, pneumococcen
278
Welke antibiotica tegen staphylococcen luchtweginfecties?
floxapen / augmentin / levofloxacin
279
Welke quinolonen voor luchtweginfecties?
ciproxin, moxifloxacin, levofloxacin
280
Welke macroliden voor luchtweginfecties?
azithromycine, erythromycine
281
Welke antibiotica bij CURB 0-2?
amoxicilline
282
Welke antibiotica bij CURB 3-5?
op de afdeling; cephalosporine (cefuroxim) ICU; cephalosporine + ciproxin Monotherapie moxifloxacin / lovofloxacin Binnen 4 uur antibiotica
283
Hoelang geef je antibiotica bij een S. pneumoniae luchtweginfectie?
5-7 dagen
284
Hoelang geef je antibiotica bij een M. pneumoniae, legionella, S. aureus luchtweginfectie?
7-14 dagen
285
Wat zie je bij emphyeem op een X-thorax?
wigvormig infiltraat, consolidatie
286
Wat zijn indicaties voor het plaatsen van een thoraxdrain?
PH < 7.2, empyeem (bacteriën in pleuravocht), loketten, grote hoeveelheid vocht
287
Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van luchtweginfecties bij HIV?
streptokokken, mycoplasma
288
Bij welk CD4 aantal geef je PJP profylaxe?
100-200
289
Bij welk CD4 aantal geef je toxoplasmose profylaxe?
<100
290
Welk rontgen beeld is kenmerkend voor PJP?
Symetrische intertiele afwijkingen vanuit hilus vlindervormig
291
Wat is een complicatie van PJP luchtweginfectie?
pneumothorax
292
Wat is de behandeling van PJP?
cotrimoxazol en prednison bij afwijkende saturatie
293
Wat zijn risicofactoren voor een ernstig verloop van een bovenste luchtweginfectie bij kinderen?
<5 jaar chronische longaandoening hypotonie aspireren immuundeficientei congenitale hart / long afwijkingen moeder die in de zwangerschap rookte
294
Waardoor wordt bronchiolitis bij kinderen meestal veroorzaakt?
RSV
295
Wat zijn de symptomen van bronchiolitis bij kinderen?
dyspnoe na verkoudheid hoesten intrekken subfebriel
296
Wat hoor je over de longen bij bronchiolitis?
diffuus inspiratoire crepitaties en expiratoir piepen
297
welke behandeling voor bronchiolitis?
zuurstofsupletie indien nodig bronchus verwijder (SABA) indien merkbaar effect
298
Wat is een complicatie van bronchiolitis?
kinderen worden gevoeliger voor apneu en centraal zenuw stelsel
299
Voor wie is passieve immunisatie voor bronchiolitis (palivizumab)?
alleen voor kinderen met een hoog risico (het is erg duur)
300
Wat is een langetermijn complicatie van bronciolitis in het eerste levensjaar?
verhoogd risico op episoden met piepende ademhaling in 1e 3-4 jaar
301
Wat zijn symptomen van pneumonie?
tachipnoe koorts hoesten
302
Wat hoor je bij een pneumonie over de longen?
ronchi, crepitaties
303
Wat zie je op een X-thorax bij een pneumonie?
consolidaties
304
Wat zie je op lab bij een pneumonie?
leukocytose >10*10^9/l differentiatie >15% staven
305
bij welke leeftijd is er vaker een virale verwekker van een pneumonie?
3 maanden - 5 jaar
306
wat is kenmerkend aan een mycoplasma pneumonie?
CRP <50 mg/L huidmanifestatie > 5 jaar therapie falen na 3 dagen amoxicilline
307
Hoe behandel je een pneumonie bij kinderen?
< 5 jaar amoxicilline > 5 jaar claritromycine , azitromycine (macrolide)
308
Wat zijn virale verwekkers van een lagere luchtweginfectie?
respiratoir syncytieel virus (RSV) parainfluenza virus influenza virus adenovirus humaan metapneumono virus rhinovirus
309
Wat is de gouden standaard voor het diagnostiseren van een pneumonie?
X-thorax
310
Wat zijn de functies van de huid?
handhaven intern milleu (vochthuishouding & temperatuur) pijn en temperatuur voelen isolatie opslagplaats voor energie omzetten vit D stootkussen intermenselijk contact
310
Waaruit bestaat de epidermis?
keratinocyten melanocyten langerhanscellen merkelcellen vrije zenuwuiteinden GEEN bloedvaten
310
Waaruit bestaat de dermis?
papillen (stevigheid) bloedvaten (temperatuur) fibroblasten adnexen (huid aanhangsels)
310
Hoelang duurt het voordat het hele huid epitheel is vervangen?
4 weken
310
Wat is het verschil tussen donkere en lichte mensen?
donkere mensen hebben meer en grotere melanosomen door even grote melanocyten
310
Wat gebeurd er bij een slechte hechting tussen de dermis en de epidermis?
blaarvorming
310
Waaruit bestaan fibroblasten?
collageen vezels elastinevezels glycosaminoglycanen dermatansulfaat (H2O binding) hyaluronzuur
311
Wat veranderd er aan de huid bij ouderdom?
elastine vezels gaan kapot en er wordt minder talg aangemaakt
311
Welk soort zweetklieren zijn er?
eccriene (thermoregulatie) apocriene (dieper in de subcutis, lichaamsgeur)
312
Waaruit bestaat de subcutis?
voornamelijk vetcellen ook bloedvaten en zenuwen
313
Waar staat PROVOKE voor?
plaats (en symetrie) rangschikking omvang (aantal en grootte) vorm omtrek kleur efflorescenties
314
Wat betekent anulair?
ringvormig
315
Wat betekent herpetiform?
in groepjes
316
Wat betekent miliair?
1-2 mm
317
Wat betekent lenticulair?
3-10 mm
318
Wat betekend nummulair?
1-3 cm
319
Hoe noem je een huidafwijking van 3-5 cm?
kinderhandpalmgroot
320
Hoe noem je een huidafwijking van 5-10 cm?
handpalmgroot
321
Wat is erytheem?
rood en wegdrukbaar
322
Wat zijn pustula?
holtes gevuld met vocht
323
Wat is comedo?
blackheads
324
Wat is een macula?
niet verhoogde kleurverandering
325
Wat is lichenificatie?
vergroving van de huidlijnen
326
Wat is een bulla?
een blaar
327
Wat is een nodus?
een verhevenheid van meer dan 1 cm
328
Wat is een plaque?
een plateau achtige verhevenheid
329
Wat is xerosis?
een droge huid
330
Wat is rhagaden?
kloofjes
331
Wat gebeurd in de inflammatoire fase van wondgenezing?
vasculaire bloedsttelping leukocyten infiltreren de wond debridement necrose (enzymen) aantrekken van fibroblasten vaatingroei door groeifactoren
332
Wat gebeurt er in de proliferatieve fase van de wondgenezing?
re-epithelialisatie neoangionese vormen van granulatie weefsel en ECM wondrand contractie
333
Waardoor wordt neoangionese gestimuleerd?
cytokines, laag O2, melkzuur, VEGF, FGF
334
Wanneer is de proliferatieve fase van wondgenezing?
uren-d/w/m
335
Wat gebeurd er in de remodelleer fase van wondgenezing?
herschikken van collageen vezels atresie van bloedvaatjes
336
hoelang duurt de remodelleer fase van wondgenezing?
minimaal een jaar
337
in welke twee catogorien vallen littekens?
vertraagde wondgenezing keloid / hypertrofisch litteken
338
Wat is een chronische wond?
persisterende inflamatoire fase
339
Wat kan zorgen voor de stagnatie van wondgenezing?
in de wond; infectie, maligniteit, inadequate behandeling rond de wond; oedeem, terugkerend trauma, slechte doorbloeding systemische factoren; comorbiditeit, leeftijd, medicatie externe factoren; onvoldoende wondzorg
340
Wat is de feedbackloop van glucocorticoiden?
CRH (hersenen) > ACTH (schildklier) > cortisol (bijnier)
341
Waardoor worden ontrekkingsverschijnselen van corticosteroiden veroorzaakt?
- Corticosteroiden onderdrukken bijnier as
342
Wat zijn de effecten van glucocorticosteroiden?
o Stress respons o Regulatie glucose en vet o Immuunsupressief o Verhoogde bot resorbtie o Vasculaire effecten
343
Wat zijn de immuun supressive effecten van glucocorticosteroiden?
 Vermindering cytokines, prostaglandines en NO  Inhibitie cel migratie en adhesie  Inductie apoptose van leucocyten  Hoge dosis; apoptotisch effect op T-cellen
344
Op welk deel van de cel hebben glucocorticosteroiden effect?
het gen, op de membraan receptor en op de steroid receptor
345
Welk glucocorticosteroid passeert de placenta?
dexamethason
346
Welk glucocorticosteroid is 5x zo sterk als cortisol voor de anti-inflamatoire werking?
prednison
347
Welk glucocorticosteroid is 4x zo sterk als cortisol voor de anti-inflamatoire werking?
prednisolone
348
Welk glucocorticosteroid is 25x zo sterk als cortisol voor de anti-inflamatoire werking?
dexamethasone
349
Wat zijn bijwerkingen van glucocorticosteroiden?
o cushing habitus o infecties (herpes zoster, pneumocysten) o osteoporose o DM o Psychiatrie o Bot necrose o Huidbloedingen
350
Wat is bijzonder aan infecties bij mensen die glucocorticosteroiden gebruiken?
ze hebben meestal geen hogere temperatuur
351
Welk soort anti-metabolieten worden gebruikt als immuunsupresiva?
Purine synthese inhibitors mycofenylaat (MPA) alkylating drugs methotrexaat
352
Wat voor medicijn is azathioprine?
een purine synthese inhibitor (anti-metaboliet, imuunsupressiva)
353
Wat doen purine synthese inhibitors?
o Remt DNA deling > onderdrukking van beenmerg
354
Wat is een contraindicatie voor het gebruik van purine synthese inhibitors?
Mutatie in het TPMT gen zorgen dat dit middel slecht wordt afgebroken en tot beenmerg depressie leidt
355
Wat doet myvcofenylaat?
Remt selectief de lymfocyten (purine remmer, andere cellen kunnen mycrofenylaat hergebruiken), spaart Hb
356
Wat zijn indicaties voor mycofenylaat?
transplantatie, SLE, uveitis
357
Wat zijn bijwerkingen van mycofenylaat?
diaree, leucopenie, infecties
358
Wat zijn voorbeelden van alkylating drugs?
Cyclophosphamide, chlorambucil
359
Wat doen alkylating drugs?
Remt dna vorming
360
Wat zijn indicaties voor alkylating drugs?
levensbedreigende vasculitis of SLE
361
Wat zijn nadelen van alkylating drugs?
o Past het DNA aan > bijwerkingen en kankerverwekkend o Maakt mensen steriel
362
Wat doet methotrexaat?
o Remt foliumzuur metabolisme o Remt DNA synthese o Immuunonderdrukkend
363
Wat zijn indicaties voor methotrexaat?
kanker, reumatoide artritis, granulomateuze ontsteking
364
Wat zijn nadelen/bijwerkingen van methotrexaat?
levertoxisch, niet tijdens zwangerschap, longfibrose, beenmergtoxiciteit
365
Wat doet cochine?
remt granulocyten
366
Waarvoor wordt cochicine gebruikt?
jicht
367
Wat voor middel is softanon?
een talidomide
368
Waarvoor worden talidomides gebruikt?
lepra, ernstige ontstekingen
369
Waarvoor wordt hydroxychloroquine gebruikt?
malaria
370
Wat zijn bijwerkingen van hydroxychloroquine?
bulls eye, uitval van de retina
371
Wat is een voorbeeld van een NSAID?
aspirine
372
Waarvoor is COX1?
homostase (nieren, stolling, macrofaag differentiatie)
373
Waarvoor is COX2?
inflamatie
374
Waardoor wordt COX2 geremd?
glucocorticoiden, COX remmers en IL-4
375
Waardoor wordt COX2 gestimuleerd?
IL-1, TNF en groeifactoren
376
Hoe werken JAK inhibitors?
- remt signaaltransductie in de cel (naar STAT) - Remt jak 1,2 en 3
377
Wat zijn bijwerkingen van JAK inhibitors?
het vergroot het risico op herpes
378
Wat doen calcineurin blockers?
- Verlaagd activatie T-cellen - Remt IL-2
379
Wat zijn voorbeelden van calcineurin blockers?
- Cylclosporine - Tacrolimus
380
Wat zijn indicaties voor calcineurin blockers?
transplantatie
381
Wat zijn bijwerkingen van calcineurin blockers?
infecties, nierinsufficientie, hypertensie, tremor, maligniteit
382
Wat voor virus is EBV?
een herpes virus
383
Wat zijn symptomen van EBV?
- Koorts, malaise, keelpijn, lymfadenopathie, hepatosplenomegalie
384
Wie krijgt EBV?
- Vooral na T-cel depleterende therapie
385
Wat is een complicatie van EBV?
- Proliferatie B-lymfocyten > kanker
386
Waardoor wordt een Pneumocystitis jirovecii pneumonie veroorzaakt?
een schimmel
387
Wat geeft een verhoogd risico op een pneumocystitis jirovecii pneumonie?
o Hoge dosering prednison o T-cel depleterende therapie
388
Welke profylaxe voor pneumocystitis jirovecii pneumonie?
cotrimoxazol
389
Welk symptoom is kenmerkend voor HPV?
wratten
390
Welk medicijn voor HPV?
- Interferon of cidofovir
391
Wat voor virus is CMV?
een herpes virus
392
Wat zijn symptomen van een CMV iinfectie?
- Koorts - Leukopenie - Hepatitis - Colitis - Pneumonie
393
Wat geeft een verhoogd risico op CMV?
o T-cel depleterende therapie o CMV seropositieve donor en negatieve ontvanger o Na stoppen van profylaxe
394
Wat is de detectiegrens van kwantitatieve CMV PCR?
50 kopieen/ ml
395
Wat is de behandeling voor CMV?
ganciclovir (analagon van guanine)
396
Wat is de profylaxe voor CMV?
Valganciclovir
397
Wat is pre-emptieve behandeling?
je start behandeling als het virus detecteerbaar is voor symptomen
398
Welke bijwerkingen van azathioprine?
gestoorde leverwaarde remming beenmerg buikklachten
399
Welke bijwerkingen bij MMF?
remming beenmerg buikklachten
400
Welke bijwerkingen van sirolimus en everolimus?
zelfde als azathioprine (leverwaarden, remming beenmerg en buikklachten) verhoogd cholestrol zweeren in de mond nier beschadiging
401
Wat is het verschil tussen de bijwerkingen van tacrolimus en cyclosporine?
tacrolimus geeft minder haargroei terwijl je va cyclosporine meer haargroei krijgt
402
Welke bijwerkingen hebben zowel prednison als cylcosporine?
hoge bloeddruk haargroei diabetes verhoogd cholesterol
403
Welke bijwerkingen heeft prednison die cyclosporine niet heeft?
spierzwakte overgewicht dik gezicht
404
Welke bijwerkingen heeft cyclosporine wel maar prednison niet?
nierbeschadiging zenuwprikkeling
405
Noem 3 medicijnen waar tacrolimus en cyclosporine interacties mee hebben
- CYP3A remmers - Macrolide antibiotica - Anti epileptica
406
Wat is het effect van diaree op tacrolimus en cyclosporine?
versterkte absorbtie
407
Welke antistoffen werken tegen T-cellen?
ATG en alemtuzumab
408
Welke antistoffen werken tegen B-cellen?
rituximab
409
Wat voor medicijn is nivolumab?
PD-L1/PD-1 (checkpoint) inhibitor
410
Wat doen PD-1/PD-L1 inhibitors?
zorgt dat de T-cellen een herstelde anti-tumor functie hebben (tumoren scheiden PD 1 uit)
411
Welke antistoffen worden gebruikt in de oncologie?