Prepositions Flashcards
(55 cards)
1
Q
Over
A
About
2
Q
Boven
A
Above
3
Q
Over
A
Across
4
Q
Na
A
After
5
Q
Tegen
A
Against
6
Q
Onder
A
Among
7
Q
Rond
A
Around
8
Q
Als
A
As
9
Q
Op
A
At
10
Q
Voor
A
Before
11
Q
Achter
A
Behind
12
Q
Onder
A
Below / beneath
13
Q
Naast
A
Beside
14
Q
Tussen
A
Between
15
Q
Buiten / Achter
A
Beyond
16
Q
Maar
A
But
17
Q
Door
A
By
18
Q
Ondanks
A
Despite
19
Q
Naar beneden
A
Down
20
Q
Gedurende / tijdens
A
During
21
Q
Behalve
A
Except
22
Q
Voor
A
For
23
Q
Uit / van
A
From
24
Q
In
A
In
25
Binnen
Inside
26
Nabij
Near
27
Volgende
Next
28
Van
Of
29
Op
On
30
Tegenover
Opposite
31
Uit
Out
32
Buiten
Outside
33
Over
Over
34
Rond
Round
35
Sinds
Since
36
Via / door
Through
37
Tot / totdat
Till
38
Aan
To
39
In de richting van
Toward
40
Anders
Unlike
41
Omhoog
Up
42
Zonder
Without
43
Volgens
According to
44
Vanwege
Because of
45
Dicht bij
Close to
46
Dankzij / door
Due to
47
Met uitzondering van
Except for
48
Verre van
Far from
49
In plaats van
Instead of
50
In de buurt van
Near to
51
Naast
Next to
52
Voorafgaande aan
Prior to
53
Tot aan
As far as
54
Evenals
As well as
55
Voor
In front of