Prepositions (The glue) Flashcards
(61 cards)
1
Q
Prepositions
A
Voorzetsels
2
Q
Inside the house
A
In het huis
3
Q
Outside the car
A
Buiten de auto
4
Q
With me
A
Met mij
5
Q
Without him
A
Zonder Hem
6
Q
Under the table
A
ONder de tafel
7
Q
After tomorrow
A
Na morgen
8
Q
Before sunset
A
Voor Zonsondergang
9
Q
But im busy
A
Maar Ik heb het druk
10
Q
About
A
Over
11
Q
Above
A
Boven
12
Q
Across
A
Over
13
Q
After
A
Na
14
Q
Against
A
Tegen
15
Q
Among
A
Onder
16
Q
Around
A
Rond
17
Q
As
A
Als
18
Q
At
A
Op
19
Q
Before
A
Voor
20
Q
Behind
A
Achter
21
Q
Below
A
Onder
22
Q
Beneath
A
Onder
23
Q
Beside
A
Naast
24
Q
Between
A
Tussen
25
Beyond
Buiten/Achter
26
But
Maar
27
By
Door
28
Despite
Ondanks
29
Down
Naar Benden
30
During
Gedurende
31
Except
Behalve
32
For
Voor
33
From
Uit/Van
34
In
In
35
Inside
Binnen
36
Into
In
37
Near
Nabij
38
Next
Volgende
39
of
Van
40
On
Op
41
Opposite
Tegenover
42
Out
Uit
43
Outisde
Buiten
44
Over
Over
45
Per
Per
46
Plus
Plus
47
Rond
Rond
48
Since
Sinds
49
Than
Dan
50
Through
Via
51
Till
Tot / Totdat
52
To
Aan
53
Toward
In the richting van
54
Under
Onder
55
Unlike
Anders
56
Untill
Tot
57
Up
Omhoog
58
Via
Via
59
With
Met
60
Within
Binnen
61
Without
Zonder
