Problemen in epidemiologisch onderzoek Flashcards

1
Q

Waarom is voeding complex?

A

Eetgewoonten ontstaan geleidelijk en mensen kunnen zich momenten van verandering niet. Eetgewoonten kunnen door ziekten veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is voeding bij een interventie onderzoek moeilijk?

A

Het is moeilijk om voedingsgewoonten lange tijd aan te houden
mensen veranderen al eens van voedingsgewoonten binnen een onderzoeksperiode (sterke controle is alleen op korte termijn mogelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er gedaan als voedselinname moeilijk te meten is?

A

Werken met biologische markers (deze kunnen veranderen door ziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voedingsmiddeleninname kan men niet gelijk stellen aan voedingstoffeninname, wat doen ze om afzonderlijke voedingstoffen te meten?

A

Werken met supplementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In plaats van aparte nutriënten te onderzoeken werkt men soms met?

A

Voedingspatronen, waardoor problemen met intercorrelatie van nutriënten binnen de voeding van een individu worden vermeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom zijn voedingsgebonden ziekten zo moeilijk?

A

-multi-causaal
-lange latentieperiode
-relatief lage frequenties

Veel associaties tussen ziekterisico en voedingsfactoren zijn klein en daarom is het moeilijk een oorzakelijk verband te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee soorten fouten kunnen gemaakt worden?

A

Toevallige fout
Systematische fout (bias)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan je zeggen over toevallige fouten?

A

-veroorzaakt door random fluctuaties in de meetmethode
-leiden tot verminderde precisie van de associatie
-Door herhaalde schattingen is dit minimaal
-Geen verregaande consequenties voor de validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet een systematische fout?

A

-Bedreigt de validiteit van een geschatte associatie
-Bij herhaalde schattingen blijft de fout even groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer kunnen systematische fouten optreden?

A

-Kunnen ontstaan wanneer onjuistheden in de meetmethoden aanwezig zijn
-Kunnen optreden wanneer de proefpersonen niet goed geselecteerd zijn (selectiebias)
-Aanwezigheid van confounders niet gecorrigeerd
-Manier waarop vaiabelen zijn gemeten (informatiebias)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doen interactie en verstoring?

A

Vertroebelen het zicht op de werkelijke relatie tussen de centrale determinant en de ziekte (kunnen valse associaties veroorzaken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is interactie?

A

Vorm van samenhang tussen 2 determinanten wanneer het effect van een determinant verschilt in aanwezigheid of afwezigheid van een andere determinant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Verstoring?

A

Factoren die een associatie verstoren omdat ze zowel blootstelling als met een ziekte of resultaat geassocieerd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kunnen variabiliteit in meetinstrumenten of foute waarnemingen voor zorgen?

A

Informatiebias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door wat wordt publicatiebias veroorzaakt?

A

Door het feit dat onderzoeken met positieve resultaten meer kans hebben om gepubliceerd te worden dan onderzoeken met negatieve resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer treedt selectiebias op?

A

Wanneer de studiepopulatie niet representatief is en ontstaat wanneer er fouten gebeuren bij de samenstelling van de groepen die men wil vergelijken

17
Q

Geef een mogelijke definitie van ‘oorzaak’

A

Factor die gevoelig is aan manipulatie met een gunstig effect op de incidentie van een ziekte als gevolg

18
Q

Met betrekking tot causaliteit wat wordt er bedoeld met ‘determinant’

A

Wordt gebruikt bij de relatie tussen voeding en gezondheid:
een voedingsfout veroorzaakt de ziekte niet maar kan wel het risico op het krijgen van de aandoening beïnvloeden

19
Q

Wat is het probleem van multicausaliteit?

A

-Een aantal ziekten worden niet door één enkele oorzaak bepaald
vaak verschillende factoren noodzakelijk om de ziekte te doen optreden zonder daarom steeds de ziekte te veroorzaken

20
Q

Wat is het probleem met oorzakelijk verband?

A

een associatie kan nooit worden bewezen noch met volledige zekerheid weerlegd en zeker nooit aangetoond met beschrijvende epidemiologie

21
Q

Wat impliceert het aantonen van een oorzakelijk verband niet?

A

Dat men mechanisme van de werking hiervan kent