psychische verklaringsmodel Flashcards

(38 cards)

1
Q

wat is het verschil tss een psychiater, psycholoog en psychotherapeut?

A
  • psychiater= arts -> lich oorzaak eerst
  • psycholoog= observeren -> anamnese en op gesprek en deze rapporteren aan de arts
  • psychotherapeut= uit de vorige nr dit kan je specialiseren -> laagdrempelig en gt behandelen vanuit CT en context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke therapievorm hanteerde Freud Sigmund en welke theorie brang hij uit?

A
  • therapie vorm: psychotherapie (psychodynamische theorie-> psycho-analyse)
    = luisteren en nabijheid-afstand grens en geen fysiek of seksueel cc
  • theorie:
    *oedipuscomplex -> symbiose
    *persoonlijkheid structuur -> ES,ICH,UBER-ICH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het Persoonlijkheidsstructuur theorie van FREUD uit adhv de persoonlijkheidsstoornis Borderline persh.stoornis

A

*borderline=nooit leren reguleren van conflict tss ES en UBER ICH (ICH overspoeld dr UBER ICH en ES) => onveilige gehechtheid en nooit veilig nest gehad. MAAR kan ook soms zijn door veilig nest en SA of pestgedrag.
=> gevolg: laag zelfbeeld (overspoeld dr sociale eisen UBER-ICH wrdr schuld en schaamte hebt => gevoel van niet genoeg te zijn)
*sympt:
- overspoeld dr emoties -> (–) emotie regulatie
- (–) mentaliseren van emoties => alles vergroten
- impulsief gedrag (agressief ander (ON/OFF) en jezelf (automutatie en suïcide))
*beh: focus op leren mentaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verschil tss PTSS en ACE

A

PTSS= ES gaat ICH overspoelen (destructief) en daardoor geen verdringing mogelijk -> door bepaalde uitlokkende factoren ga je het vaak HERBELEVEN
ACE= onder 18 jaar en gaat het ES ook ICH overspoelen (destructief) maar verdringing is onderhuids en kan later terug opduiken via verschillende symptomen.-> later kan je het wel herbeleven = angst en paniek (PTSS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een persoonlijkheidsstoornis? Is er een bepaalde classificatie en welke stoornissen komen hieronder?

A

=hoe iemand altijd is
- A= paranoïde (=zeer wantrouwig)
- B= borderline, anti-social, narcistisch en theatraal
- C= vermijdend gedrag (=verlegen), afhankelijk (van andere) en obsessief-compulsief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een psychische stoornis?

A

ziekte door biologische, genetische en omgeving problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg uit wat anti-social gedrag is

A

geen UBER-ICH => geen empathie, en weinig regels en wetten volgen
-> ES (++) + DRANG => bevrediging nu vr jezelf
-> (–) emotieregul. => agressieve impulsen en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leg uit wat obsessief -compulsief gedrag is en als deze dwang of drang is -> leg ook uit wrm die je hebt gekozen

A

Obsessie is gepaard met een dwanggedachte en compulsie met een dwanghandeling. De dwanggedachte wordt als storend ervaren en zijn zeer destructief wrdr ANGST hebt => dwanghandeling, zo gedrag steeds HH om zo destructieve gedachten en angst laten dalen. Dit zit onder DWANG om de angst de laten reduceren. Drang is een primaire lustprincipe die je direct wilt bevredigen. Dit is allemaal ten koste v/h zelfbehoud. Het is een onweerstaanbare gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wnr een man verslaafd is en geld van de mama steelt om die te gebruiken voor drugs te kopen? Is deze ego-dystoon of ego-systoon?

A

Deze is dwang-ego-systoon, want hier wil je de primaire lustprincipe direct gaan bevredigen (drugs) en is die onweerstaanbare drang het belangrijkste wrdr je zelfs deze zal willen bevredigen ten koste van jezelf en anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke therapie kan je onder psycho-analyse zetten?

A
  • droomanalyse
  • overdracht
  • mentalisatie = LEREN herkennen & verwerken van emoties -> verbaal en non-verbaal (muziek en creatieve opdracht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pas toe de neurobiologische basis van de theorie Freud op het geval van Phineas Gage.

A

forntale lob syndroom. frontotemporale lob heeft executieve functies, emphatie (spiegelneuronen) en reguleren/corrigeren van beloningscentrum, zodat niet direct lust bevredigen. -> impulsbeheersing en lustbeleving uitstellen + emotie regulatie. Een frontotemporale lob kenmerkt zich met de volgende symptomen:
- frontotemporale dementie= afasie, decorum (= geen zelfzorg), impuls (seks, agressie)
- verslaving, gokken, game…
- borderline antisocial
- psychopaat
=> pers.h stoornis
- toegepast op Phineas: gedragsveranderingen -> no emtion regulatie + agressief geworden => persh. verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leg uit wat de link is tss trauma/fobie en klassieke conditionering

A

trauma en Fobie
=> NS + OCS (angstreactie) = CR (angstreactie
- trauma wordt door cues ontlokt (NS) en fobie door stimulusgeneralisatie (S lijken op CS => angstreactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klassieke conditionering werkt op angst maar ook op…?

A

drang / craving: ontlokkende NS -> CR
(café -> drang (craving) alcohol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

pas alcohol toe op operante conditionering

A
  • gedrag freq vesterken:
    *(B+)drinken= meer ontspannen
    *(B-)drinken= MINDER stress
  • gedrag freq afnemen
    *(S+) drinken= drinken stress verhogen dr DIRECT bevrediging => als niet hebt STRESS
    *(S-)drinken= niet kunnen slapen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef voorbeeld van redenen van vermijdingsgedrag en welke soort beloning deze is.

A

om angst en paniek te laten uitblijven= negatieve beloning (running away from it)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pas verslaving op op het bio-psycho-sociaal model

A
  • biologisch: Genetisch kwetsbaarheid
  • Psychologisch: positieve bekrachtiging (positieve bekrachtiging)
  • sociaal: subgroepen die alcohol drinken en peer druk
    => misbruik alcohol => afhankelijk van alcohol => voorzetting onthoudingsverschijnselen onderdrukken (zoals fysisch en psychische symptomen)
17
Q

Welke vormen van therapie kan men toepassen bij gedragstherapie (geef mij er tenminste 5)

A
  • motiverende gespreksvoering
  • systematische desensitisatie
  • flooding
  • modeling
  • token economy
  • aversieve (operante) conditionering
  • zelfbeheersings- vaardigheden
18
Q

wat bedoelen ze met secundaire ziektewinst bij depressieve CT in ZH of psychiater?

A

depressie wordt vaak aangehouden door HV door het gezorgd te worden en autonomie weg te nemen. => wordt beloond in de depressieve gedachten.
<-> STIMULEREN CT dr deel nemen aan activiteiten, lichaam actief houden, …

19
Q

wat is ACT?

A

acceptans and commitment therapie

20
Q

wat is DGT

A

dialectisch gedragstherapie

21
Q

Geef mij de normale cognitieve processen:

A
  • Cognities= gedachten en opvattingen -> interpreteren van omgeving en intern (‘top down’ en ‘Bottom up’ processen), informatie coderen en invoeren (verwerking, interpretatie), input (triggers -> emotie) & output (prikkel & emotie -> gedrag), poorttheorie
    => stimuli interpreteren via hersenen
  • Emoties= bepaald door interpretatie van hersenen => beïnvloed door cognitie
  • Gedrag= bepaald dr gedachten en emoties
    => emoties bepalen hoe dta we gaan reageren en dus wel gedrag we gaan stellen
22
Q

wat gebeurt er met de CER bij psychische stoornis?

A

= foutieve cognitie => stoornis informatieverwerking:
- problemen aandacht mechanismen= te veel (overprikkeld) of te weinig (bepaalde signalen gemist) input, verkeerd gerichte aandacht (foutieve selectie)
- tegenhouden of vervormen input: ontkennen, denkfouten, selectie, projectie
- verkeerd opslaan of verwerken => invloed op LT geheugen

=> leidt tot emotionele problemen + onaangepast gedrag

23
Q

cognitieve taxatie

A

stressor bedreigend of niet

24
Q

cognitieve labelling

A

etiket zetten op stressor -> hoe dat de cognitie (hersenen) bepaalde lichamelijke reactie of emotionele ervaring gaat interpreteren

25
cognitieve attributie
oorzaak van stressor interpreteren
26
locus of control
mate controle hebben of niet over stressor
27
self-efficacy
vertrouwen vermogen om met stressor om te gaan
28
aangeleerde hulpeloosheid
= blootstelling oncontroleerbare situaties => weinig controle over hebt, external locus of control (alles komt va extern) => gebrek self-efficacy, passieve coping - vicieuze cirkel : negatieve ervaring -> passieve coping = stoppen proberen wnt geloven geen effect hebben (externe succes attributie en interne faal attributie, onveranderbaar en uitvergroten attributie) -> versterken van hulpeloosheid
29
copingmechanismes
hoe ik omga met stress of stressoren: - actieve en passieve coping (DOEN en VERMIJDEN/ ONDERDRUKKEN) - emotionele en probleemgerichte coping (omgaan met emoties dr een stressor en soort actieve coping nr oplossing toe gaan)
30
welke verschillende attributies heb je?
interne attributie en externe attributie = norm: intern succes en extern faal MAAR bij depressie bv. is het intern faal en extern succes + uitvergroten van attributie (vk dat intern falen) en denken dat het onveranderbaar is de oorzaak
31
Leg uit de CBT van Dr. Beck
Cognitive behaviour therapy: thoughts (gedachten) invloed op emotions (emoties) en ook op behaviour (gedrag) maar ook omgekeerd. => Allemaal invloed op elkaar
32
cognitieve vervorming of denkfouten kunnen voor emotioneel lijden zorgen (CER). Welke soorten denkfouten kunnen we hebben volgens BECK?
*selectieve abstractie: - focus specifieke details van situatie en negeren van belangrijke info - over generaliseren (vb. 1 negatieve ervaring en dus alles nu negatief) *uitvergroten = catastroferen * absoluut denken= zwart-wit denken of perfectionisme (wt niet perfect = niet waard)
33
Leg de cognitieve triade van BECK uit en pas iemand met borderline hierop toe
- negatief gedachten over jezelf = slecht zelfbeeld of niet goed genoeg (niemand houdt van mij) - negatieve gedachten over de wereld= wereld om je heen negatief zien (iedereen zal me in de steek laten) - negatieve gedachten over de toekomst= toekomst hopeloos of somber (ik zal altijd zo voelen of komt nooit goed) => invloed op elkaar en beïnvloed hierdoor emoties ( verdriet, angst of hopeloosheid) en dan ook gedrag
34
leg uit het schema van Ellis, dat irrationele opvattingen over gebeurtenis invloed hebben op de rest
A: negatieve gebeurtenis B: opvatting (kan rationeel of irrationeel) C: consequentie (gezond negatieve emoties of ongezonde negatieve emoties)
35
wat is catastroferen en wr plaats je deze bij het schema van Ellis?
vergroten van irrationeel gedachten dus tussen A en B gebeurt deze uit negatieve gebeurtenis
36
wat zijn de 5 G's?
- gebeurtenis - gedachten - gevoelens - gedrag - gevolgen
37
wat is een paniekstoornis?
paniek aanval met angst om opnieuw een paniekaanval te hebben
38
er zijn verschillende therapieën onder CGT. geef ze allemaal en leg ze kort uit
- RET = rationel-emotieve therapie: irrationele opvattingen identificeren en corrigeren via ABC-model illustreren (Huiswerktaken: ABC-model opnieuw maken en deze keer rationeel) - cognitieve therapie= identificeren en corrigeren van de cognitie (opvattingen, gedachten en attitudes) => zo gedrag veranderen VIA ene dagboek wr dat het cognitie gedeelte registreert zodat kan identificeren en gevolgen herkennen (5 G's oplijsten en corrigeren) - DGT = dialectische gedragstherapie (Marsha Linehan): controle krijgen over impulsief gedrag => via individueel therapie met dagboek kaart = ESENTIE emotieregulatie en frustratietolerantie - cognitieve therapie bij PTSS= blootsteling cues en emoties -> in veilige omgeving + ontspanningstechnieken aanleren + cognitieve herstructurering (irrationeel nr rationeel)