psycho Flashcards

(38 cards)

1
Q

Affectie

A

de gevoelens (synoniem: emotioneel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cognitief

A

met betrekking tot het functioneren van het verstand, met betrekking tot het informatieverwerkend gedeelte van ons brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitieve ontwikkeling

A

de ontwikkeling van ons verstand (de informatieverwerking door de hersenen: geheugen, taal, waarneming en denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Emancipatie

A

het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving vanuit een achtergestelde positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

evolutie

A

ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Egocentrisme

A

eigenschap waarbij je jezelf centraal stelt in het denken en alles vanuit je eigen standpunt bekijkt (vooral eigen aan de adolescentiefase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fijne motoriek

A

functioneren van de beweging van handen en vingers, in tegenstelling tot grove motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysiek

A

met betrekking tot het lichaam, lichamelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fysieke ontwikkeling

A

de ontwikkeling van de lichaamsbouw en de sensomotorische ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grove motoriek

A

functioneren van de beweging van grote delen van het lichaam (ledematen, romp), in tegenstelling tot fijne motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hormoon

A

stof die door klieren in het lichaam wordt aangemaakt en via de bloedbaan een verandering teweegbrengt in het lichaam, ‘chemische boodschapper’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Identiteit

A

persoon die je denkt te zijn, hoe je jezelf ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inlevingsvermogen

A

het in staat zijn zich de gedachten en gevoelens van een ander voor te stellen (synoniem: empathie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kinderpsychiater

A

arts gespecialiseerd in psychische problemen bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LGBTQ+

A

afkorting van lesbian (lesbisch), gay (homoseksueel), bisexual (biseksueel), transgender, queer of questioning (zoekend) en andere (+); verzamelnaam voor seksuele en genderidentiteiten, die buiten de hetero- en cisgendernormen vallen (cisgender = iemand van wie de genderidentiteit overeenkomt met het geslacht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Levensverwachting

A

voorspelling van het gemiddelde aantal jaren dat iemand zal leven

17
Q

Moreel dilemma

A

situatie waarbij men moet kiezen tussen twee mogelijkheden over wat juist of goed is

18
Q

Motorisch

19
Q

Narcisme

A

zelfobsessie, gevoel beter te zijn dan anderen

20
Q

Nature

A

aangeboren en erfelijke eigenschappen die het individu al van in de baarmoeder meekrijgt

21
Q

Sensomotoriek

A

samen functioneren van zintuigen en beweging

21
Q

Nurture

A

eigenschappen die het individu meekrijgt via de omgeving: opvoeding, onderwijs, cultuur

22
Q

Persoonlijkheid

A

verzameling van stabiele en unieke psychische (innerlijke) en gedragsmatige (uiterlijke) kenmerken, waardoor iemand zich in de loop van zijn of haar leven op een min of meer gelijkaardige manier gedraagt

23
Q

Sensoriek

A

werking van de zintuigen

24
Sociaal
met betrekking tot de omgang met andere mensen
25
Socio-emotionele ontwikkeling:
de sociale ontwikkeling (omgaan met anderen), de emotionele of affectieve ontwikkeling (gevoelens) en de morele ontwikkeling (je waarden, je besef van goed en kwaad)
26
Testosteron
mannelijk geslachtshormoon
27
Zelfbewustzijn
het besef dat je een persoon bent met een eigen wil en een eigen waarde
28
Vergrijzing
toename van het percentage oudere mensen in de bevolking
29
Zelfredzaamheid
het vermogen om voor jezelf te zorgen en zelfstandig te leven
30
Zelfontplooiing
vermogen om jezelf te ontwikkelen, je mogelijkheden volledig tot uiting laten komen
31
Ambulante zorg
zorgsysteem waarbij de zorgvrager hulp aan huis krijgt of af en toe bij de hulpverlener langsgaat
32
Eerstelijnszorg
professionele, niet-gespecialiseerde hulpverlening die rechtstreeks toegankelijk is, zoals de huisarts of het CLB
33
Internaliserend probleemgedrag
: probleemgedrag waarbij de persoon negatieve emoties op zichzelf richt, bv. depressie of zelfverminking
34
Externaliserend probleemgedrag
probleemgedrag waarbij de persoon negatieve emoties op de buitenwereld richt, bv. agressie of pesten
35
Mantelzorg
hulpverlening door (niet-professionele) mensen uit de onmiddellijke omgeving, zoals familie en vrienden
36
Residentiële zorg
zorgsysteem waarbij de zorgvrager gedurende een periode in een instelling verblijft (bijvoorbeeld een ziekenhuis)
37
Zelfzorg
zelf je eigen (psychische en lichamelijke) problemen aanpakken en oplossen