psychologie H5 Flashcards
(16 cards)
conformisme: wat zijn de 2 mogelijke processen?
- juist willen zijn, maar niet zeker zijn van eigen mening en zich dan richten op anderen
- bij groep willen horen door zich te conformeren
de-individuatie: wat zijn de voorwaarden?
-anonimiteit
-verhoogde opwinding
verminderde individuele verantwoordelijkheid
wat is het begrip overkoepelende begrip voor hoe we mensen inschatten/ interpreteren
persoonsperceptie
persoons perceptie:
de stem is er 1tje van, maar wat zijn de 3 andere dingen die zorgen voor een positieve eerste indruk?
- er mooi uitzien (cultureel gebonden)
- gelaat
- gelijkenissen/ verschillen met onszelf
theorie over: jouw kennis over hoe mensen zijn
impliciete persoonlijkheidstheorie
de impliciete persoonlijkheidstheorie is samengesteld uit 2 hoofdzaken:
- directe eigen ervaringen
- observatie: observerend leren vanuit groepen waartoe je behoort
de impliciete persoonlijkheidstheorie bevat ook enkele valkuilen: noem er 5
- persoonlijke leergeschiedenis
- niet-gefundeerde functionele associaties (= foute redenering)
- kenmerk 1ste ontmoeting veralgemenen tot stabiele trek
- veralgemenen groep
- impliciete kennis is dynamisch (= beïnvloed door gebeurtenissen, emotie..)
1ste indruk:
wat houd een conformatieneiging in
meer waarde hechten aan wat onze overtuiging bevestigd dan aan wat ze kan corrigeren
1ste indruk:
wat houd zichzelf vervullende voorspelling in?
wat we verwachten heeft een grote invloed hoe we ons gaan gedragen (naar iemand)
welke 2 attributiefouten zijn tegengestelde van elkaar?
actor-observator discrepantie en zelf dienende attributies
eigen falen= situatie, andere falen= persoonskenmerk) en (eigen successen= persoonskenmerk
welke attributiefout herken je hierin: “is je nieuwe vriendje van Holland? hij stelde zeker voor om de rekening te splitsen op de 1ste date?”
representativiteits-heuristiek: want hier wordt het nieuwe lief gezien als typische gierige Hollander
wie gaat het examen knallen?
JIJ!!!! succes gewenst en merci om mijn kaartjes te gebruiken :)))
vul aan: de mens heeft een grote drang naar……: hierdoor zien we mensen als deel van een groep i.p.v. een individu
eenvoud
vul aan: stereotypen zijn…. indien deel van de groep en ….. indien buiten de groep
warm, koud
geef een voorbeeld: hoe kunnen stereotypen misbruikt worden (door mensen)?
voorbeeld: Vlaams belang: scheren alle allochtonen over dezelfde kam en gebruiken dit om hun kiezers voor zich te winnen
hoe kan je vooroordelen tov soorten groepen wegwerken? (bv op de werkvloed, in de klas)
voorbeeld: teambuilding met oog voor diversiteit