Publieke vs private organisaties Flashcards
(10 cards)
Publieke en private invloedssferen
Domein, goederen en organisaties
Publieke en private goederen
Overheidsingrepen bij 1. Marktwerking niet mogelijk 2. Imperfecte marktwerking door externaliteiten
Ostrom: Typologie van goederen
- Particuliere goederen: uitsluitbaar en individuele consumptie (huis, kledij)
- Tolgoederen: uitsluitbaar en gemeenschappelijke consumptie (evenementen, universiteit)
- Gemeenschappelijke gebruiksgoederen: niet-uitsluitbaar en individuele consumptie (visbestand, energiebronnen, rivieren, natuurbestand)
- Publieke goederen: niet-uitsluitbaar en gemeenschappelijke consumptie (lucht, defensie, straten, veiligheid)
Van Montfort: 7 dimensies, publiek-privaat profiel
- Rechtsvorm: privaatrechtelijk vs publiekrechtelijk
- Eigendom: 100% particulier vs 100% overheid
- Autonomie: onafhankelijk vs afhankelijk
- Taken: marktactiviteit vs formeel/wettelijk
- Marktomgeving: concurrentie vs monopolie
- Financiering: 100% privaat vs 100% overheid
- Waarden: commercieel belang vs algemeen belang
Gevolgen van publiek zijn
Voor relatie tussen omgeving en organisaties:
- Dwingend, monopolistisch, onvermijdbaar
- Politieke invloed
- Uitgebreide beperkingen en toezicht
Voor processen en structuren:
- wicked issues
- red tape
- overheidsmanager heeft politieke rol
Vormen van dienstverlening
Via overheidsapparaat: 1. Eigen beheer 2. Interne delegatie 3. IVA 4. EVA Niet via overheid: 5. Uitbesteding 6. Gesubsidieerde NPO 7. Privatisering 8. PPS
Afweging van de keuze vorm publieke dienstverlening
- Aard van de taak
- Context
- Politieke criteria
- Mate van autonomie
Vliegwieleffect
Goede private sector trekt goede publieke sector aan en omgekeerd
Path dependency/padafhankelijkheid
Keuzes uit het verleden beïnvloeden toekomstige keuzes
Regelcompetitie
Wanneer economische activiteiten en burgers makkelijk te verplaatsen in de zoektocht naar laksere regels