Pweek 3

Question 1

Inhoud van een cilinder

Answer 1

G x h of pi x r2 x h

Question 2

Inhoud van Kegel

Answer 2

1/3 x G x h OF pi x r2 x h

Question 3

Oppervlakte van cirkel

Answer 3

pi x r2

Question 4

Inhoud bol

Answer 4

4/3 x pi x r3

Question 5

Inhoud prisma

Answer 5

G x h

Question 6

wat is G

Answer 6

Grondoppervlak

Question 7

wat is r

Answer 7

straal

Question 8

wat is h

Answer 8

hoogte

Question 9

Inhoud Piramide

Answer 9

1/3 x G x h

Question 10

Oppervlakte kegel

Answer 10

oppervlakte grondcirkel + oppervlakte kegelmantel (gebruikt TOA) oopervalkte kegelmantel is pi x r x schuine zijde

Question 11

oppervlakte paralellogram

Answer 11

b x h

Question 12

oppervlakte trapezium

Answer 12

1/2 (a + b) x h

Question 13

oppervlakte driehoek

Answer 13

1/2 x b x h

Question 14

regel cirkel

Answer 14

je kan ieder punt naar het midden trekken en dan is altijd de straal

Question 15

hoe reken je de breedte van de cilindermantel

Answer 15

omtrek van cilininder (2 x pi x r)

Question 16

Oppervlakte Bol

Answer 16

4 x pi x r2

Question 17

Vergroting?

Answer 17

oppervlakte wordt tot de macht 2 en inhoud tot de macht 3.

bvb als iets in inhoud 100 keer zo groot is dan is k3 = 100

dan doe je 3wortel 100 tot de macht 2 om te zien hoeveel keer de oppervalkte groter is. Bij oppervlakte naar inhoud is het andersom.