R2: Décrire un objet Flashcards
Frans voor beginners vertaal van Nederlands naar Frans (26 cards)
1
Q
hard (m)
A
dur
2
Q
rechthoekig
A
rectangulaire
3
Q
ovale
A
ovale
4
Q
driehoekig
A
triangulaire
5
Q
klein
A
petit
6
Q
fijn
A
fin
7
Q
groot
A
grand
8
Q
breed
A
large
9
Q
lang(werpig)
A
long
10
Q
sterk, stevig, vast
A
solide
11
Q
de vorm
A
la forme
12
Q
dit voorwerp is
A
cet objet est
13
Q
vierkant
A
carré
14
Q
rond
A
rond
15
Q
uit hout
A
en bois
16
Q
uit metaal
A
en métal
17
Q
uit plastiek
A
en plastique
18
Q
uit leder
A
en cuir
19
Q
uit glas
A
en verre
20
Q
blauw
A
bleu
21
Q
oranje
A
orange
22
Q
rood
A
rouge
23
Q
zacht
A
doux
24
Q
(zeer) licht
A
(très) léger
25
praktisch
pratique
26
breekbaar broos
fragile
