R3 - 14 CR - groene kaders p. 221-222 Flashcards
(66 cards)
1
Q
Bezet / niet vrij
A
occupé(e)
2
Q
Aanvaarden
A
accepter
3
Q
Uitleggen
A
expliquer
4
Q
Op het einde van
A
au bout de
5
Q
Met veel plezier
A
avec grand plaisir
6
Q
Graag gedaan.
A
De rien.
7
Q
Sorry. / Het spijt me.
A
Désolé(e)
8
Q
Graag gedaan.
A
Ik n’y a pas de quoi.
9
Q
Sorry. / Het spijt me.
A
Je regrette
10
Q
Tot aan
A
jusqu’à
11
Q
Inderdaad.
A
Tout à fait.
12
Q
Graag!
A
Volontiers!
13
Q
Het (stads)centrum
A
le centre(-ville)
14
Q
Het park
A
le parc
15
Q
De parking
A
le parking
16
Q
De wijk
A
le quartier
17
Q
Het (trein)station
A
la gare
18
Q
De Grote Markt
A
la Grand-Place
19
Q
Het plein, de plaats
A
la place
20
Q
De brede laan
A
le boulevard
21
Q
Het kruispunt
A
le carrefour
22
Q
De weg
A
le chemin
23
Q
De hoek
A
le coin
24
Q
De verkeerslichten
A
les feux
25
Het zebrapad
le passage pour piétons
26
Het (stads)plan
le plan (de ville)
27
De brug
Le pont
28
Het rondpunt
le rond-point
29
Het verkeer
le trafic
30
Het voetpad
le troittoir
31
De tunnel
le tunnel
32
Het viaduct
le viaduc
33
De laan
l'avenue (f)
34
Het fietspad
la piste cyclable
35
De weg
la route
36
De straat
la rue
37
De richting
le sens
38
De bestemming
la destination
39
De richting
la direction
40
De wandeling
la promenade
41
(Rechtdoor) gaan
aller (tout) droit
42
Stoppen
(S') arrêter
43
Aankomen
arriver
44
Verder gaan / doorgaan
Continuer
45
Binnenkomen
entrer
46
Stappen
marcher
47
Terugkeren
Rentrer
48
Zich oriënteren
s'orieter
49
Uitgaan, buiten gaan
sortir
50
Volgen
suivre
51
Naar links afslaan
tourner à gauche
52
Naar rechts afslaan
tourner à droite
53
Oversteken
traverser
54
Ben je vrijdagavond vrij?
Tu es libre vendredi soir?
55
Ben je dit weekend vrij?
tu es libre ce week-end?
56
Als we nu eens gingen shoppen?
si on allait faire du shopping?
57
Als we nu eens een wandeling gingen maken?
si on allait faire une promenade?
58
Waarom gaan we niet naar de bioscoop?
pourquoi ne pas aller au cinéma?
59
Waarom organiseren we geen karaoke avond?
pourquoi ne pas organiser une soirée karaoké?
60
Ik nodig je uit om te gaan karten.
je t'invite à faire du karting.
61
Ja, ik ben vrij.
oui, je suis libre.
62
Neen, ik ben niet meer vrij.
Non, je ne suis pas libre.
63
Neen, ik ben bezet.
Non, je suis occupé(e).
64
Goed idee!
Bonne idée!
65
Graag!
Volontiers!
66
Ik zou wel willen, maar...
J'aimerais bien, mais...