respiratory Flashcards

(31 cards)

1
Q

wat is ademhaling

A

omvat alle processen die tussenkomen in de gasuitwisseling tussen de cellen van het lichaam en de buitenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de inwendige ademhaling

A

Gasuitwisseling (O₂):
Zuurstof (O₂) uit de vloeistof buiten de cel (het extracellulaire) gaat de cel in.

Waarom?
De cel gebruikt die zuurstof om energie te maken via een proces dat zuurstof nodig heeft (aërobe energieproductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is uitwendige ademhaling

A

Uitwisseling tussen het extracellulaire milieu en de buitenwereld
bevat:
longventilatie (long-buitenwereld)
gasuitwisseling tussen lucht in alveolen en bloed in longcapillairen
vervoer ademhalingsgassen (uitwisseling bloed-interstitieel weefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het hoofddoel van ademhaling

A

om homeostase te behouden: ventilatie vd longen zodat alveolaire lucht ideale samenstelling heeft om concentratie van O2 en CO ideaal te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metabole taken long

A

1) Omzetting van angiotensine I in angiotensine II
2) Verwijdering van stoffen uit de bloedbaan vb. serotonine
3) buffer voor het bloedvolume ( bloed kan in venen van longen ‘wachten’ bij problemen van het hart)
4) opvang van kleine stolsels uit de veneuze lichaamsbloedsomloop voordat ze schade kunnen aanrichten in de arteriën ( hart en hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat behoort bij de bovenste luchtegen

A

gedeelte boven de stembandenNeus Farynx (keel) Larynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat behoort bij de onderste luchtwegen

A

gedeelte onder de stembandenTrachea longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het Trilhaardragend cylindrisch epitheel met slijmklieren

A

1) zorgt voor mechanische en immunologische afweer.
2) ook veel bloedvaatjes.
3) De trilhaarslag gaat richting nasopharynx.
4) Slijm (en stofpartikels) via kleine openingen (ostia) in wand sinussen n naar neusholte
- Ostia gemakkelijk verstopt raken bij zwelling slijmvlies (verkoudheid /allergie)
- sinusitis als afvoer uit holten wordt belemmerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn reukcellen

A

1)speciale zenuwcellen met trilhaartjes
2) in bovenste gedeelte neusholte
3) gevoelig voor verschillende chemische stoffen
4) bij stimulatie : zenuwimpuls s door de lamina cribrosa naar de bulbus olfactorius
5) Nervus Olfactorius geleidt de zenuwimpuls naar de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie vd neusholte

A

1) doorgang voor lucht naar de longen
2) bevat het reukorgaan
3) verdedigingssysteem
- verwarmt, bevochtigd en reinigt de lucht
- sterk gevasculariseerd vasodilateerd bij verstopte neus
4) stemvorming
5) traanafvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de functies van de sinussen

A

1)Resonantie van de stem
2)Bijdrage aan bevochtigen , opwarmen en filteren van de lucht
3)Gewicht van schedel verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uit wat bestaat de Farynx

A

1) Pars nasalis
2) Pars oralis = keelholte
3) Pars laryngea = deel vd keel boven de stembanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef 2 structuren in de farynx

A

1) Buis van Eustachius
2) Lymfoide ring van Waldeyer
Tonsilla adenoida, tubaria , palatina, lingualis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zijn er enkel ware stembanden?

A

fout er zijn ware en valse stembanden ze liggen op elkaar in de larynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uit hoeveel delen bestaan de onderste luchtwegen

A

4 delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

noem de eerste 2 delen van de onderste luchtwegen op

A

1) Trachea
2) bronchi
Li: lobus superior inferior
Re: lobus superior medialis inferior

17
Q

noem de 2 laatste delen vd onderste luchtwegen op

A

1) Bronchiolen
- Terminale bronch –> geen gasuitwisseling
- Respiratoire bronchiolen
2) Alveolen

18
Q

waarom heeft de linkerlob maar 2 lobben ipv 3 zoals de rechterlob

A

er is minder plek aangezien het hart daar een deel van de ruimte inneemt

19
Q

leg de histologie uit van de bronchi, bronchiolen en alveolen

A

Bronchi: gladde spieren rond incomplete KB ringen

Bronchiolen: vnl glad spierweefsel, met uitz van het uiterste deel van de bronchiolen.

Alveolen = geen glad spierweefsel

20
Q

waar is de grootste luchtweerstand en waarom is dit

A

in de grote bronchi omdat de lucht zich beter kan verdelen in kleinere bronchiolen

21
Q

wat zijn de 2 redenen dat kleine bronchiolen een grote rol spelen bij longziekten voor de luchtweerstand

A

1) door de kleine omvang kunnen kleine bronchiolen makkelijk verstopt raken,
2) doordat de kleine bronchiolen relatief veel glad spierweefsel bevat kan het makkelijk contraheren( bronchoconstrictie.

25
26
27
28
29
30
31