reuma Flashcards

1
Q

Noem de patientengroepen waarop de richtlijn reuma van het KNGF gericht is.

A

De KNGF richtlijn gaat over reumapatienten en RA pt met een gewrichtsvervangende prothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definitie van reuma volgens de richtlijn.

A

RA is een chronische, systemische ontstekingsziekte van onbekende oorzaak, die zich voornamelijk presenteert in perifere gewrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de structuren waarop RA invloed heeft.

A

Gewrichten, peesscheden, slijmbeurzen, aanhechtingsplaatsen van spieren, afwijkingen in de wervelkolom mn het lig atlanto-transversale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De verdeling van RA tussen geslacht is 2:3

Bij welk geslacht komt reuma het meest voor.

A

Vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de leeftijdscategorie waar reuma meestal in ontstaat.

A

40 tot 60 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem het weefsel wat bij reuma in de gewrichten altijd aangedaan is.

A

Synoviale membraan en vandaar uit raakt kraakbeen aangedaan. De synoviale membraan vind je ook terug in een peesschede en bursa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf wat pannus is.

A

Bij patienten met RA is het synoviale weefsel verdikt en ontstoken, dit onstoken weefsel groeit op de overgang tussen het synovium en het kraakbeen en wordt dan pannus genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de oorzaak van reuma.

A

Deze is onbkend, RA wordt beschouwd als een immuno-gemedieerde ziekte. Er is sprake van een ontspoorde afweerreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de risicofactoren voor RA.

A

Genetische factoren (Human Leukocyt antigenen) en de aanwezigheid van auto-antistoffen als reumafactoren en anti CCP anti-lichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem karakteristieke symptomen van reuma.

A

leeftijd 40-60, en een chronische ontsteking van gewrichten van handen en voeten. Met name de MCP`s zijn aangedaan. Ook zijn er soms onstekingen van 1 of meerdere grote gewrichten die soms gepaard gaan met koorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem algemene symptomen die bij reuma voorkomen.

A

Gegeneraliseerde ochtendstijfheid, vermoeidheid en zeldzamer koorts en algemene malaise.

Soms treden er ook aandoeningen op van de organen. Bv Pericarditis (hart).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er zijn ook Extra-articulaire manifistaties van reuma.

Noem de structuren waar noduli of reumaknobbels worden aangetroffen.

A

In de huid subcutaan vaak waar het bot oppervlakkig ligt de richtlijn noemt als vb de strekzijde van de elleboog en aan de mediale zijde van de pips.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren zijn genetisch en reumafactoren. Noem negatief prognostische factoren bij RA.

A

reumafactoren en anti CCP anti-lichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de gewrichten die in het begin het meest zijn aangedaan bij RA.

A

Volgens de richtlijn zijn dat MCP`s Polsen en PIPS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de meest voorkomende algemene klachten van een RA patient.

A

Gewrichtspijn, ochtendstijfheid en vermoeidheid.

Daarnaast is er vaak sprake van verminderde spierkracht en aeroob vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem drie neurologische aandoeningen die bij reuma voorkomen.

A

Carpaal tunnel syndroom, ulnaropathie bij de elleboog en medulla of myelumcompressie thv C1/C2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem drie verschillende soorten beloop van reuma.

A

Langdurig mild beloop, persiterende onstekings activiteit en een op en af beloop, waarbij actieve periodes worden afgewisseld met rustige periodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem de 6 classificatiecriteria voor RA volgens de American College of Rheumatology.

A

1 ochtendstijfheid, 2 artritis in 3 of meer gewrichten 3 artritis in de handgewrichten 4 symetrische artritis 5 reumafactoren. 6 radiologische afwijkingen.

19
Q

Bij hoeveel van de classificatie criteria voor RA van de American College of Rheumatology wordt de diagnose reuma gesteld.

A

4 van de 7 waarbij de eerste 4 zes weken moeten bestaan

20
Q

Welke gewrichten zijn volgens Bijlsma het meest betrokken bij reuma.

A

Pips, DIPs en MCP`s

21
Q

Wie stelt de diagnose reuma.

A

Een arts meestal de reumatoloog. Wij stellen dus niet de diagnose reuma. Bij verdacht sturen wij door.

22
Q

Noem een reden waarom de uitslag radiologisch onderzoek voor de fysiotherapeut van belang is bij de behandeling van RA patienten.

A

De fysiotherapeut moet tijdens de diagnostiek en therapie rekening houden met deze afwijkingen. Ze zeggen wat over de belastbaarheid van de patient.

23
Q

Noem 3 kenmerkende radiologische afwijkingen bij reuma.

A

Kraakbeenverlies(gewrichtsspleetversmalling) erosieve afwijkingen van het bot(donkere vlekken) en ontkalking rond het gewricht.

24
Q

De ft richt zich volgens de richtlijn vooral op de domeinen participatie en activiteit. Beschrijf waarom je het hier (on)eens mee bent.

A

Om tot bewegen te komen moet de pt vaak pijn/angst en ziekte perceptie overwinnen. Kortom de persoonlijke factoren zijn ook van groot belang. Echter het einddoel ligt binnen het domein van participatie en activiteit.

25
Q

Noem het meetinstrument wat de ziekteactiviteit objectiveert.

A

Disease Activity Score met vier categorieen Pijnlijkheid van gewrichten, zwelling, BSE, en ervaren ziekte activiteit door de pt op een VAS. Hij wordt vaak gebruikt om te kijken of medicatie aanslaat.

26
Q

Ons eerste besluit binnen het fysiotherapeutisch handelen is na de screening, dit besluit is afhankelijk van rode vlaggen.
Noem de RA specifieke rode vlaggen.

A

Roodheid van het gewricht, koorts, centraal neurologische symptomen in de vorm van nekpijn met paraesthesieen in armen ne benen,motorische uitval benen een zandgevoel in de handen. Incontinentie en tremoren.
perifeer neurologische symptomen(sensibiliteitsstoornissen in armen en benen en motorische uitval in armen en benen)
Acute exacerbatie
Onverklaarbare aanhoudende heftige pijn en ontstekingsverschijnselen in 1 of meerdere gewrichten.
Recent opgetreden peesruptuur.

27
Q

Bij het vaststellen van een behandeling houden we rekening met de belastbaarheid van een patient(bv hartfalen).
Noem factoren die de belastbaarheid van een RA pt bepalen.

A

Aandachtspunten ter bepaling van de belastbaarheid van de patiënt
•mate van aantasting van kraakbeen, bot, omliggende pezen en gewrichtskapsel;
•mate van deformiteit en instabiliteit van gewrichten;
•aanwezigheid van noduli;
•een hoge mate van ziekteactiviteit en radiologische afwijkingen vroeg in het beloop;
•aanwezigheid van gewrichtsvervangende prothese(n);
•aanwezigheid van complicaties en comorbiditeit (bijvoorbeeld cardiovasculaire aandoeningen of osteoporose

28
Q

Bij de analyse van de pt na de anamnese en onderzoek zijn we opzoek naar beinvloedbare factoren door de fysiotherapeut. Noem er vier binnen het domein stoornissen.

A

Pijn en ochtendstijfheid
Spierkracht en aeroob vermogen
gewrichtsmobiliteit.

29
Q

Bij analyse van de RA patient wordt ook rekening gehouden met negatief prognostische factoren. Noem vier factoren die de prognose van de RA negatief beinvloeden en niet door ft beinvloed kunnen worden.

A

Aanwezigheid RA factoren.
Schade radiologisch vastgesteld
Mate van de ziekte activiteit van de RA
Comorbiditeit.

30
Q

Bij de analyse van de RA patient wordt ook rekening gehouden met positief prognostische factoren. Noem er twee.

A

Een goede reactei op de medicamenteuze behandeling.

Een actieve copingstijl en sociale steun.

31
Q

Bij de analyse van een RA patient wordt ook rekening gehouden met contra-indicaties. Noem de contra- indicaties.

A

Fysiotherapie is gecontra-indiceerd indien:
• er aanwijzingen zijn van belemmerende medische factoren al dan niet gerelateerd aan RA, waarbij een interventie van de fysiotherapeut de klachten juist zullen doen verergeren (bijvoorbeeld instabiliteit van de CWK).
• persoonlijke en omgevingsfactoren een zodanig belemmerende factor zijn dat behandeldoelen niet gehaald kunnen worden.
• één of meerdere rode vlaggen aanwezig zijn (zie paragraaf B.4), ofwel specifiek voor RA ofwel algemene rode vlaggen; echter, één rode vlag die al langere tijd aanwezig is en bekend is bij de patiënt en behandelend specialist, hoeft geen reden te zijn voor terugverwijzing, maar wel reden om de fysiotherapeutische behandeling aan te passen.

32
Q

Noem drie kenmerken van een patient die geindiceerd is voor fysiotherapie.

A

Heeft een hulpvraag tav bewegend functioneren.
Heeft een beperking in een of meerdere activiteiten.
Heeft een stoornis in een of meerdere functies van het bewegingssysteem. B.v verminderde spierkracht, KUV, inspanningstolerantie=aeroob vermogen

33
Q

Noem de domeinen van de RA pt waar de fysiotherapeut zich vooral op richt.

A

Activiteiten en participatie.

34
Q

Noem drie functiestoornissen waar de fysiohterapeut zich bij RA patienten vooral opricht.

A

Aeroob uithoudingsvermogen, kracht, krachtuithoudingsvermogen, mobiliteit.

35
Q

Noem een meetinstrument wat je inzet bij schouderstoornissen bij een RA patient.

A

Schoulder Function Assesment

36
Q

Noem een meetinstrument wat je inzet bij de RA patient om het aeroob vermogen te testen.

A

Astrand of 6 minuten wandeltest

37
Q

Noem een meetinstrument wat je inzet bij een RA patient om de spierkracht te objectiveren.

A

Handhelddynamometer

38
Q

Noem een meetinstrument om de ochtendstijfheid te objectiveren.

A

VAS ochtendstijfheid

39
Q

Noem vanuit welke positie de 0 van de neutraal 0 methode meet.

A

De anatomische stand.

40
Q

Een pt heeft 5 graden extensie in zijn elleboog en 120 graden flexie in zijn elleboog. Noteer dit met de neutraal 0 methode.

A

extensie 5 - 0 - 120 flexie

41
Q

Beschrijf hoe de EPM ROM in zijn werk gaat.

A

Per gewricht (elleboog, pols, duim, vingers gemiddeld, heup, knie, enkel) dient de mobiliteit te worden gemeten. Per gewricht kan daarbij een score worden bepaald. Er wordt 3 keer gemeten en gemiddeld. Uiteindelijk worden de graden in punten omgezet om daarna te komen tot een totaal score van maximaal 60 punten.

42
Q

De richtlijn beschrijft de intensiteit van aerobe training bij een RA patient. Noem de parameters van intensieve aerobe training.

A

Minimaal 20 minuten
3 keer per week
65-90% van de max hartfreq overeenkomend met > 6 mets

43
Q

Noem de parameters van matig intensieve oefentherapie gericht op het verbeteren van aerobe conditie.

A

Minimaal 30 minuten
5 keer per week
55-64% hsl max of tussen 3 en 6 MET

44
Q

Noem de parameters van oefentherapie gericht op verbetering van de spierkracht bij een RA pt.

A

8 tot 10 oefeningen, 8 tot 12 herhalingen op 30 tot 50% van 1 RM op twee niet opvolgende dagen in de week