Revalidatie 1 Flashcards
(22 cards)
ICF
- Een classificatiesysteem dat het functioneren centraal stelt, binnen psycho-bio-sociale context
- Gezondheidsconditie: ziekte of aandoening
- Functie en anatomische eigenschappen
- Activiteiten: bewegingsvaardigheden, persoonlijke verzorging, communicatie, cognitie, stemming en gedrag
- Participatie: werk en hobby’s
- Persoonlijke factoren: opleiding, coping
- Externe factoren: sociaal-maatschappelijk-culturele factoren
Unieke codering van een ziekte
- Ernst
- Aard
- Locatie
- Voor kinderen is een aparte codering
Revalidatiearts
- Een revalidatie arts houdt zich bezig met de functionele diagnoses en prognoses van patiënten
Functionele prognose
- Neurologische examination: onderzoek van de patiënt tijdens herstel
o Fysieke examination: vaak herhalen
o Cognitieve examination - Neuro-imaging data: wat zien we bij de data?
o Grootte en lokalisatie van het letsel
o Cognitieve problemen in het brein onderzoeken
o Beeldvormend onderzoek (MRI, CT) - Klinimetrie: meetinstrumenten (zoals ICF, vragenlijsten, observatie en performance testen)
Acute Herstel
- Doel: reorganisatie van de brein
- Motorisch herstel: mobiliseren
- Cognitieve screening: cognitieve problemen testen
- Support van ‘significant others’
Functionele herstel
- Restitutie: herstel
o Training doen met de aangedane gedeelte - Substitutie: alternatieve oplossing
o Training met zowel de normale als aangedane gedeelte - Compensatie: compenseren met hulpmiddelen
o Een hulpmiddel gebruiken tegen een aangedaan gedeelte
Herstel afhankelijkheid
- Herstel is afhankelijk van biologische, sociale en psychologische aspecten
- Type letsel
- Grootte en lokalisatie van letsel
- Tijdstip van letsel
- Leeftijd
- Persoonlijke karakters
- Angst en depressie
- Coping: kunnen omgaan met of opgewassen zijn tegen iets
- Mantelzorg/naasten
- Omgeving
Revalidatie na het ziekenhuis
- Geriatrische revalidatie: kwetsbare ouderen helpen terugkeren naar de thuissituatie om zo goed mogelijk deel te kunnen blijven nemen aan het maatschappelijke leven
- Medische specialisatie revalidatie: De patiënt werkt samen met dit team aan het opheffen of verminderen van zijn of haar beperkingen of leert ‘ermee om te gaan’.
Geriatrische revalidatie
kwetsbare ouderen helpen terugkeren naar de thuissituatie om zo goed mogelijk deel te kunnen blijven nemen aan het maatschappelijke leven
Medische specialisatie revalidatie
De patiënt werkt samen met dit team aan het opheffen of verminderen van zijn of haar beperkingen of leert ‘ermee om te gaan’.
Triage
- Triage: beoordelen van slachtoffers
- Patiënt gerelateerde factoren
o Functionele prognoses
o Trainbaarheid
o Belastbaarheid
o Multi mobiliteit - Zorg gerelateerde factoren
o Duur van verblijf in ziekenhuis
o Wachtlijst
o Expertise - Leerbaarheid: afhankelijk van cognitiviteit, motivatie en zelfbewustzijn
- Error-less learning: gedragsniveau verhogen door systematische handelingen te doen met de patiënt. Zo kan de patiënt (deels) zelfstandig worden
- De patiënt heeft zelf ook invloed op de triage
Motorische revalidatie
- Staan / lopen
o Orthese
o Gait analyse - Handfunctie
o Geforceerde therapie - Contractuur voorkomen
o Spasticiteit behandeling - Spraak en taal
Cognitieve revalidatie
- Perceptie en oriëntatie
- Aandacht training
- Geheugen
- Sociale cognitie
Chronische fase
- Revalidatie van ‘ontzictbare consequenties’ (bijv. Rijden en gedrag)
- Integratie met werk en activiteiten
Spastische parese
- Parese: conditie van spierzwakte als gevolg van zenuwschade of ziekte
- Spastische parese: parese gepaard gaand met een verhoogde weerstand tegen bewegen
Twee soorten aandoeningen van spastische parese
o Neurale aandoening: van agonist parese en rekgevoelige antagonist overactiviteit
Minder aansturing van de spier en verandering in de ruggenmerg
o Spieraandoening: waarin verkorting en verlies in rekbaarheid van agonisten
Atrofie en vervetting
Verkorting (contractuur)
Verandering van vezeltype en contractiele eigenschappen
Wat bepaalt functionele capaciteit?
- Het meten van fysieke mogelijkheden in relatie tot de werkbelasting
- Neuraal: agonist parese in combinatie met antagonist overactiviteit
- (spier)weefsel: antagonist verkorting en verstijving
Hoe stel je de mate van spasticiteit vast?
- Onderscheid tussen neuraal en spierweefsel
- Onderscheid tussen agonist en antagonist
Klinimetrie
- Meten van klinische verschijnselen
- Arts beweegt (langzaam tot snel een gewricht van de patiënt en voelt
o Verkort weefsel of overactiviteit?
o Verschillende scores worden gegeven
o In het geval van spastische parese meten we neurale en niet-neurale verschijnselen
Spasmetrie
- Doel: Reflexieve stijfheid en contracturen onderzoeken
- Cross bridge model toepassen
- Activatie, positie, krachten en momenten van spieren meten
Met welke therapie moet je behandelen?
- Orthesiologische hulpmiddelen
- Therapeutische behandeling
Wanneer moet je spasticiteit behandelen?
- Gericht om iemand zo goed mogelijk te kunnen laten functioneren, binnen de mogelijkheden van die persoon