Rijks algemeen Flashcards

(49 cards)

1
Q

Langs de..

A

Le long de…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rondleiding

A

visite guidée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verdiepen

A

approfondir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitwisselen met bezoekers, interactie

A

échanger avec les visiteurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Wilt u me alstublieft volgen

- Ik wil u vragen me te volgen

A
  • Est-ce que vous voulez bien me suivre

- Je veux vous demander de me suivre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Aarzel niet me: - te onderbreken

- Me vragen te stellen gedurende de rondleiding

A
  • N’hesitez pas à m’interrompre

- N’hesitez pas à me poser des questions pendant la visite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hier vinden we…

A

Ici nous trouvons…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik wil graag mijn Frans verbeteren

A

Je veux ameliorer mon Français

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welkom iedereen

A

Bienvenue à tous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welkom in het Rijksmuseum, het museum voor geschiedenis en kunst van Nederland

A

Bienvenue au Rijksmuseum, le musée de l’histoire et de l’art des Pays-Bas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik ben Isabel S., ik ben uw rondleider

A

Je suis Isabel S., je suis votre guide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik ben uw gids voor deze rondleiding

A

Je suis votre guide pour cette visite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik vergezel u (bij uw) bezoek

A

Je (vous ?) accompagner votre visite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • We beginnen met..

- We gaan beginnen met…

A
  • On commence par…

- On va commencer par…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We gaan nu (naar rechts, naar links…)

A

On prend (à droite, à gauche…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We gaan nu richting (de voorhal, de links, de rechts)

A

On va se diriger vers (le (h)alle, la gauche, la droite…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In de volgende zaal

A

Dans la prochaine salle…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Wilt u me volgen naar de volgende zaal

- Ik wil u vragen me te volgen naar de volgende zaal

A
  • Est-ce que vous voulez bien me suivre dans la prochaine salle
  • Je veux vous demander de me suivre dans la prochaine salle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

…waar we zullen ontdekken, zien, terugzien de zaal (die is gewijd aan Rembrandt)

A
  • … où nous allons découvrir, voir, retrouver la salle (qui est consacrée à Rembrandt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zojuist/straks hebben we gezien…

A

Tout à l’heure (net/straks) nous avons vu…

21
Q

In de vorige zaal heb ik u laten zien…

A

Dans la salle précédente, je vous ai montré …

22
Q

Vergeleken met het schilderij van Van der Helst… hebben we hier een hele andere stijl

A

Comparé à la peinture/le tableau de Van der Helst… ici nous avons un tout autre style.

23
Q

U heeft twee kaartjes ontvangen: een voor het museum, de andere voor de rondleiding

A

Vous avez reçu deux billets : un pour le musée, l’autre pour le visite guidé

24
Q

Die voor het museum (de kaartjes, les billets) dient u te laten zien aan de beveiligers

A

Celui du musee vous devez le garder et le présenter aux vigiles

25
Daar waar u de grote poorten zier dient u uw kaartjes te valideren/scannen
La où vous voyez les grandes portes vous devez faire valider (scanner) votre billets
26
De trappen, het trappenhuis
Les escaliers, la cage d'escalier (v)
27
De grotesken
Les gargouilles, la gargouille (v)
28
De lelijkheid achter zich laten
Laisser la laideur derrière soi
29
De voorhal
La grande halle
30
Het glas in lood, de glas in lood ramen
Le vitrail/les vitraux
31
(Koning Willem III) heeft/is nooit (genomen, gevlucht, geweest...)
(Roi Guillaume trois) Il n’a jamais (pris, fuit, été…)
32
Enkele jaren na zijn dood (v)...
Quelques années après sa mort…
33
voor, vooraan, voorkant, daarvoor, voorin
devant
34
- dichtbij - hij is vlakbij - naast
- à côté, tout près - 'Il est à côté.' - à côté de
35
tussen; te midden van ; onder ; over
entre
36
onder
sous
37
- binnen in een ruimte, of plaats | - binnen bepaalde tijd
- à l'intérieur , dedans, dans | - avant , en moins de, sous
38
achterin, onderin, onderop, feitelijk, welbeschouwd
au fond
39
achter
derrière
40
de achtergrond
le fond (m) ; le arrière-plan (m)
41
op de voorgrond van het schilderij
sur le devant de la scène, au premier plan
42
achter het figuur
derriere le personage
43
We bevinden ons hier voor het schilderij Het Melkmeisje
Ici nous trouvons devant la peinture La Laitierre
44
Wat valt u het eerste op?
Qu'est ce que vous remarquez en premier?
45
Kijkt u bijvoorbeeld eens goed naar...
Regarde-bien par exemple...
46
Ziet u verschillen, contrasten...?
Est-ce que vous voyez des differences, contrastes...?
47
En wat gebeurt er vervolgens met haar?
Et que se passe-t'il alors pour elle?
48
A quoi sa vie va-t'elle ressembler?
Waar gaat haar leven op lijken, hoe gaat haar leven er uit zien?
49
Is het mogelijk om iets over dat onderwerp te weten te komen?
Est-ce qu'il est possible de savoir quelque chose à ce sujet?