rijtjes Flashcards

(41 cards)

1
Q

functies van socialisatie

A
  1. continueren van de cultuur
  2. veranderen van de cultuur
  3. binden van mensen met cultuur
  4. het ontwikkelen van de identiteit van het individu
  5. het reguleren van gedrag van mensen waardoor gedrag voorspelbaarder wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eisen aan onderzoek

A

Betrouwbaarheid
Validiteit
Representativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de drie economische kapitaal

A

Economisch
Sociaal
Cultureel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De vier mediahypothesen

A

Cultivatiehypothese
Opinieleidershypothese
Mediaframinghypothese
Selectiviteitshypothese
Selectieve blootstelling
Selectieve perceptie
Selectief onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

‘Soorten’ identiteit

A

Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De vijf dimensies van Hofstede

A

Machtsafstand
Individualistisch/collectivistisch
Masculien/feminien
Onzekerheidsvermijding
Termijngerichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De drie traditionele ideologische hoofdstromingen

A

Confessionalisme
Liberalisme
Socialisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten relaties

A

Toebedeelde relaties
Verworven relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type gezin

A

Traditionele gezin
Bevelshuishouding
Kostwinnersgezin
Moderne gezin
Onderhandelingshuishouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De soorten sociale ongelijkheid / hulpbronnen waardoor ongelijkheid ontstaat

A

Economische hulpbronnen
Sociale hulpbronnen
Symbolische hulpbronnen
Politieke hulpbronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevolgen van maatschappelijke positie

A

Onderwijs
Gezondheid
- Kennis
- Levensstijl
- Gedrag
- Communicatievaardigheden
Politiek
Cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soorten macht

A

formeel
informeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vier machtsbronnen

A

Affectief
Cognitief
Economisch
Politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee vormen van politieke participatie

A

Electorale participatie
Niet-electorale participatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De twee visies op politieke participatie

A

Ontwikkelingsvisie
Instrumentele visie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De twee theorieën van machtsverdeling

A

Theorie van het pluralisme
Machtselitetheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bronnen van gezag

A

Kwaliteiten
Positie
Prestaties

18
Q

De twee conflictbenaderingstheorieën

A

Conflictbenadering Karl Marx
Conflictbenadering Samuel Huntington

19
Q

Oorzaken van conflicten

A

Klasse
Gender
Etniciteit
Generaties
Sociaal-culturele verschillen

20
Q

Gevolgen van conflicten

A

Toename sociale cohesie op mesoniveau
Afname sociale cohesie op microniveau
Sociale verandering
Machtsevenwicht

21
Q

Twee strategieën voor het omgaan met conflict

A

Harmoniemodel / poldermodel
Conflictmodel

22
Q

Voorwaarden voor effectieve samenwerking

A

Onderling vertrouwen
Wederzijdse acceptatie
Compromisbereidheid

23
Q

De vier componenten/bestanddelen van sociale uitsluiting

A

Beperkte sociale en politieke participatie
Beperkte normatieve integratie
beperkte elementaire levensbehoeften
Geringe toegang sociale grondrechten

24
Q

Processen die sociale ongelijkheid in Nederland en tussen landen beïnvloeden

A

Europeanisering en globalisering
Informatisering en digitalisering
Veranderende man-vrouw verhouding
Stijging opleidingsniveau
Ontwikkeling naar postindustriële samenleving

25
Vijf instrumenten tegen sociale ongelijkheid
Mensen verzekeren Verschil in inkomen verminderen Onderwijsbeleid Wijkgericht achterstandbeleid Actief arbeidsmarktbeleid
26
Effecten van overheidsinstrumenten
Minder sociale ongelijkheid Minder beloningsongelijkheid Minder kansenongelijkheid tussen groepen Hoge uitgaven van de overheid Weinig prikkels om te werken Minder doelmatige inzet van middelen
27
de vier typen bindingen
Affectief Cognitief Economisch Politiek
28
de vijf functies van politieke partijen
Rekrutering/selectie Articulatie Mobilisatie (participatie) Aggregatie Communicatie
29
ontwikkelingen politieke partijen
Meer zwevende kiezers Het aantal mensen dat lid is van een partij neemt af Toenemende concurrentie van media en pressiegroepen (voor articulatie ideeën) Sommige partijen meer gericht op functies binnenhalen i.p.v. betrokkenheid leden
30
de drie categorieën van bedreigingen
Natuurlijke aard Technologische aard Sociale aard
31
De vier kenmerken van sociale instituties
Lange traditie Vrij stabiel Relatief makkelijk te veranderen Niet alleen gebaseerd op macht, ook gezag
32
Kenmerken van een staat
Interne soevereiniteit 1. Een macht die regeert over een groep 2. Binnen een bepaald grondgebied 3. Geweldsmonopolie/belastingmonopolie Externe soevereiniteit
33
Drie niveaus van analyseren maatschappelijke vraagstukken
Micro Meso Macro
34
De vier criminaliteitstheorieën
Gelegenheidstheorie/rationele-keuzetheorie Bindingstheorie Anomietheorie Etiketteringstheorie
35
Drie strategieën bij bestrijden criminaliteit
Rechtshandhaving Ondersteuning en hulpverlening Het beperken van de gelegenheid
36
De politieke gemeenschap: structuren en organisaties De Processen voor oplossen conflicten en toedelen waardevolle zaken Het beleid over hoe samenleving eruit moet zien (en de middelen)
Aspecten van politiek
37
Systeemmodel
Input/invoer Omzetting/conversie Agendavorming Beleidsvoorbereiding Beleidsbepaling Uitvoer/output Feedback/terugkoppeling
38
Vijf vragen in de subfase van agendavorming Iets komt op de agenda als:
- de situatie als (on)gewenst wordt ervaren door een groot aantal /groepen - de negatief beoordeelde situatie hevige emoties oproept of vaak voorkomt - de situatie als veranderbaar/oplosbaar wordt beschouwd - eisen langs de zogeheten poortwachters/ sluiswachters komen - er voldoende ruimte is op de politieke agenda (prioriteit)
39
Omgevingsfactoren in het politieke systeem
In Nederland zelf: demografische, ecologische culturele economische technologische sociale aspecten Relaties van Nederland met andere staten en landen
40
Vormen van macht in het barrièremodel
Realisatiemacht Hindermacht
41
Fasen in het barrièremodel
Het (h)erkennen van problemen Het afwegen van wensen/behoeften Het beslissen over een beleidsmatige oplossing De fase van het uitvoeren van besluiten