ruimte begrippen bteth Flashcards

(25 cards)

1
Q

omklapping 2D

A

geen ruimtesuggestie te zien. in kindertekeningen, door verschillende aanzichten te laten zien probeert een kind ruimte te suggereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

coulissewerking 2D

A

Het kijkdooseffect in een schilderij. Links en rechts van het beeld zijn duidelijk grote vormen te zien, waardoor je tussen deze vormen door de diepte in kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

repoussior 2D

A

terugduwen. dit is een vorm van ruimtesuggestie die lijkt op coulissenwerking. het grote vorm is vaak donker die aan de rand van het kader sterk is afgesneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

trompe-l’oell-effect 2D

A

Is een ‘bedriegertje’ van het oog. het wekt de illusie een enorme ruimte te zijn, zie je op de muur- en plafondschilderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

doorsnede 2D

A

iets wat doormidden is weergeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

atmosferisch perspectief 2D

A

ruimtesuggestie doordat de kleur en vorm dichter bij de horizon vervagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overlapping 2D

A

de ene vorm wordt gedeeltelijk door een andere vorm overlapt. De achterste vorm zie je dus niet helemaal en we weten dan dat die vorm wat verder weg staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ruimtesuggestie 2D

A

in een plat beeldvlak het idee geven dat er diepte in zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

beeldvlak 2D

A

vlak waarin een tweedimensionaal beeld zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

plattegrond 2D

A

een kaart van een wijk, een dorp of een stad met alle straten en huizenblokken erop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afsnijding 2D

A

een beeldelement wordt door een kader of de rand van het papier afgesneden en valt ‘buiten beeld’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ooghoogte, horizon

A

je ogen bevinden zich altijd ter hoogte van de horizon, de grens tussen aarde en lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vluchtlijnen

A

lijnen die samenkomen in een vluchtpunt en zo ruimtelijke illusie creëren binnen een plat vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lijnperspectief, centraal perspectief 2D

A

ruimtesuggestie volgens een wiskundige methode met behulp van lijnen die naar 1 of meer vluchtpunten op de horizon lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

driedimensionale ruimte

A

3D ruimte is anders dan de ruimte van een platvlak. Je kunt erin van links naar rechts, boven naar beneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

open ruimte

A

De ruimte is transparant, je ziet veel van de ruimte. Bijvoorbeeld bij een gebouw met veel glas. Omdat je de buitenruimte ziet lijkt zo’n ruimte vaak groter.

17
Q

aanzichten en (camera) standpunten

A

Hoe we de ruimte en de vormen in deze ruimte ervaren hangt af van de plaats die we in de ruimte Innemen.

18
Q

laag standpunt/ kikkerperspectief

A

Vanaf beneden. Maakt personen of objecten extra groot en kan een beeld overweldigend/imposant/indrukwekkend maken.

19
Q

hoog standpunt/ vogelperspectief

A

Van bovenaf. Een hoog standpunt zorgt ervoor dat dingen kleiner lijken en maakt het beeld overzichtelijk.

20
Q

vrije ruimte = 3D

A

3D beeldende kunst neemt plaats in, hangt niet aan de wand, maar staat of hangt binnen of buiten.

21
Q

ruimtevullend, massief 3D

A

Een ruimte die kleiner lijkt als deze met zware vormen (bv grote beelden) gevuld wordt. We zien veel materiaal en weinig lucht in de beelden omdat er weinig ‘gaten’ in zitten.

22
Q

ruimteomvattend, 3D

A

Beelden die open of skeletachtig zijn, laten veel van de ruimte zien en zijn daarom ruimteomvattend

23
Q

ruimtesuggestie door verkorting 2D

A

Bij verkorting lijkt een vorm korter dan hij in
werkelijkheid is. Verkorting ontstaat als je naar een lange vorm kijkt die naar je
toe gericht is. Bijvoorbeeld bij iemand die met zijn
voeten naar jou toe
ligt.

24
Q

horizon en ooghoogte 2D

A

Dit is de grens tussen de lucht en de aardbol. Aan zee is deze het best te zien, een horizontale lijn als grens tussen lucht en zee.

25
voor- en achtergrond 2D
Voor - groot, scherp; achter - klein, vaag. Naar achteren toe worden vormen in een schilderij kleiner en vager (= verkleining en vervaging)