Sagenn Flashcards
(472 cards)
1
Q
al
A
already
2
Q
(al)weer; opnieuw; nogmaals
A
again
3
Q
nog; toch
A
yet
3
Q
dus
A
so
3
Q
geen X meer
A
no more X
4
Q
dan
A
then
4
Q
Ik heb nog maar X
A
I have only X
4
Q
spellen
A
to spell
4
Q
eens
A
once, ever
4
Q
ontmoeten
A
to meet
5
Q
spelen
A
to play
5
Q
willen
A
to want
6
Q
zullen
A
shall
7
Q
samen
A
together
8
Q
enkelvoud
A
singular
9
Q
meervoud
A
plural
10
Q
herhalen
A
repeat
11
Q
meestal
A
usually
12
Q
veel
A
many
13
Q
liggen
A
to lie (down)
14
Q
liegen
A
to lie (say untrue)
15
Q
rennen
A
to run
16
Q
verven
A
to paint
17
Q
kleuren
A
to color
18
bouwen
to build
19
lopen
to walk
20
stappen
to walk
21
raden
to guess
22
vaak
often
23
uit-leggen
to explain
24
in/uit-stappen
to get in/out
25
over-stappen
to transfer/change
26
uit-nodigen
to invite
27
moe
tired
28
fit
full of energy
29
alleenstaand
single
30
gescheiden /: heshajde/
divorced
31
groot, lang
large, long
32
klein, kort
small, short
33
vriendelijk; aardig
friendly
34
onvriendelijk; onaardig
unfriendly
35
dom
stupid
36
grappig
funny
37
lui
lazy
38
om de hoek; hoek
around the corner; angle
39
Iedereen die Ik zie, speekt Engels tegen mij.
Everyone I see, speak English to me.
40
tegen
against
41
wijze
way/manner/wise
42
wijzen
to point, to show
43
druk, bezig
busy
44
goed bezig
on the right track
45
eindelijk
finally
46
steeds, nog
still
47
het weer
the weather
48
het bezoek
the visit
49
eruitzien
to look like
50
geven
to give
51
huilen
to cry
52
lief
sweet
53
zelf
self
54
het zelfde
the same
55
zonder
without
56
blijven
to stay
57
deze, die
this, those
58
echt
really
59
gezellig
nice
60
de keer, X keer
the occasion, X times
61
het lawaai
the noise
62
afgesproken
agreed to meet
63
het bericht
the message
64
het feestje
the party
65
feliciteren
to congratulate
66
gauw
soon
67
geleden
ago
68
krijgen
to receive
69
net
just
70
de verjaardag
the birth-day
71
volgende
next
72
zeker
definitely
73
halen
to get
74
allerlei
all kinds of
75
langs
by
76
mee-nemen
to bring (along); to take
77
nodig
(have a) need
78
over
about; on; in; over
79
het nagerecht (toetje)
dessert
80
vinden
to find
81
het ding
the thing
82
gek zijn van iemand
to be crazy about someone
83
lijken
to seem
84
tussen
between
85
het advies
the advice
86
afvallen
to loose weight; to fall off
87
bewegen
to move
88
de buik
belly
89
dik
fat, thick, big
90
gelijk hebben
to be right
91
ieder
every
92
pakken
to grab
93
snappen
to understand
94
toch
yet; still; however; nevertheless
95
tussendoor
in between
96
vet
fat
97
wegen
to weight
98
weinig
little
99
thuis ophalen; ophalen; afhalen
pick up at home; to collect; to take off
100
bestellen
to order
101
bezorgen
to deliver
102
bijvoorbeeld
for example
103
het land
the country
104
overal
everywhere
105
de plaats
the space; the location
106
proeven
to taste
107
smaken
the tastes; flavors
108
typisch
typical
109
verschillend
different
110
vroeg
early
111
zoals
such as
112
volgen; volgende
to follow; next
113
delen
to share
114
eigen
own
115
gebruiken
to use
116
huisgenoot
roommate
117
de huur
rent
118
de plek; de plaats
the place
119
het rijtjeshuis
the row house
120
de verdieping
the floor
121
de vierkante meter
square meter
122
vlakbij, dichtbij
nearbij
123
vrijstaand
detached
124
de ervaring
the experience
125
klussen
to do odd jobs
126
kwijt
lost
127
ongeveer
about
128
de oppas
babysitter
129
op-ruimen
to tidy up
130
schoonmaken
to clean
131
de spullen
the stuff, things
132
de stoel
the chair
133
verhuizen
to move (change house)
134
donker
dark
135
kiezen
to choose
136
de kleding
the clothing
137
de kleur
the colour
138
de la
the drawer
139
het mebuel
the piece of furniture
140
de muur
the wall
141
onder
beneath
142
het raam
the window
143
het ruimte
the space
144
tegen
against
145
de vloer
the floor
146
vooral ; overal
particularly ; everywhere
147
zetten
to put
148
zorgen voor
to take care of
149
allebei
both
150
allemaal
all
151
elkaar
each other
152
het meeste
the most
153
sparen
to save (money)
154
streng
strict
155
de vrijheid
the freedom
156
wachten
to wait
157
de was
the laundry
158
zelfstanding
independent
159
vandaan
from
160
invullen
to fill in
161
gelukkig
luckily
161
nergens
nowhere
161
opletten
to pay attention
162
de reiziger
the traveller
162
het spoor
the platfrom
162
de verbinding
the connection
163
verstaan
to hear
163
de vertraging
the delay
164
het vertrek
the departure
165
vertreken
to leave
166
volgende
next one
167
kunnen
can; to be able to
168
bijna op
almost empty
169
'doe maar'
'go ahead' ; 'do it'
170
'zeg het maar'
'just say it'
171
kijken
to look, to glance
172
mogen
to may; to be allowed to
173
ver
far
174
denken
to think
175
dicht
close
176
de zak
the bag (from chips or for potatoes)
177
begrijpen
to understand
178
de baan
the job
179
klinken
to sound
180
het succes; succes
the success; good luck
181
klaar
ready
182
doordeweek
during a week
183
zoet of zout
sweet or salty
184
aankomen
to arrive; to gain weight
185
geloven
to believe
186
duidelijk
clear
187
naartoe
(where) to
188
de plattegrond
the map
189
rechtdoor
straight ahead (right through?)
190
de rechterkant
the right side
191
rechtsaf
turn right
192
linksaf
turn left
193
slim
smart
194
tegenover
opposite; against; in front of
195
terug
back
196
tekenen
to draw
197
het tijdje
the while
198
de excuses
the appologies
199
de file
traffic (line)
200
gewoon
simply
201
het ongeluk
the accident
202
pas
only
203
sturen
to send
204
de vergadering
the meeting
205
helaas
unfortunately
206
erg
very; seriously
207
haten
to hate
208
helemaal
absolutely; completely
209
de kou
the cold
210
het milieu; de omgeving
the environment
211
prettig
convinient
212
het verhaal
the story
213
want
because
214
het rijbewijs
the driving license
215
de rit
the ride
216
zelfs
even
217
behandelen
to deal with
218
een paar
a few
219
de gegevens
the data
219
ernstig
serious
220
de klacht
the complain (or the symptom!)
221
het onderzoek
the research
222
de spoedgeval
the emergency
223
het spreekuur
the consultation hour
224
toetsen
to test
225
de verwijzing
the referral
226
somige
some
227
brengen
to bring
228
eingenlijk
actually
229
het geduld
the patience
230
de graad
the degree
231
hoesten
to cough
232
de keel, de keelpijn
the throat, the sore throat
233
de koorts
the fever
234
mogelijk
possible
235
het ogenblik
the moment
236
overgaan
to pass
237
vanzelf
on its own
238
verkouden
(to have a) cold
239
verzetten
to reschedule
240
de bijsluiter
the leaflet
241
de doos
the box
242
de dosering
the dosage
243
de drogist
the drugstore
244
het gebruik
the use
245
de kant
the side
246
de luier
de diaper
247
het medicijn
the medicine
248
het merk
the brand
249
naast
next to
250
de pijnstiller
the painkiller
251
verder
further
252
het verschil
the difference
253
wakker
awake
254
bewaren
to save
255
de bijwerking
the side effect
256
de borstvoeding
the breastfeeding
257
boven
above
258
erg
very
259
hardlopen
to run
260
innemen
to take
261
de knie
the knee
262
laatst
last
263
maal; keer
times
264
misselijk
nauseous
265
tegelijk
at the same time
266
tijdens
during
267
de zwangerschap
the pregnancy
268
boos zijn op iemand
to be angry at someone
269
eerlijk
fair, honest
270
het geluk
the luck
271
de gewoonte; gewoon gewoonte; gezonde gewoonte
the habit; simply habit (just habit); healthy habit
272
het huishouden
the household
273
het leven
the life
274
oplossen; de oplossing
to solve; the solution
275
opschnieten met
to get along with
276
de rest
the rest
277
roken
to smoke
278
de ruzie
the argument
279
sinds
since
280
uitgaan
to go out
281
verdelen
to divide
282
vies
dirty
283
weleens
sometimes
284
de deelnemer
the participant
285
gebeuren
to happen
286
hoeven (of hoeft niet)
to be necessary (or there is no need)
287
iemand; niemand
someone; noone
288
oefenen
to practice
289
het onderwerp
the subject
290
precies
exactly
291
het spelletje
the game
292
vanaf
starting at
293
verschillen
to differ
294
voorbereiden
to prepare
295
de vrijwilliger
the volounteer
296
zich aanmelden
to sign up
297
de bioscoop
the cinema
298
elk
each
299
de gang
the corridor
300
het gebouw
the building
301
het grasveld
the lawn
302
kletsen
to chat
303
de lift
the elevator
304
missen
to miss
305
regelmatig
regularly
306
de speeltuin
the playground
307
de struik
the bush
308
tevreden
content; pleased; satisfied
309
het verkeer
the traffic (in general)
310
zoveel
that many
311
bang
scared
312
blaffen
to bark
313
het gedrag (Dit gedrag is niet normaal!)
the behaviour (This behaviour is not normal!)
314
het geluid
the sound
315
ineens
suddenly
316
klagen
to complain
317
laten /alleen laten/
to leave /be left alone/
318
de overlast
the nuisance, the inconvenience
319
overleggen
to discuss
320
de schuld
the debt; the guilt
321
de trap
the stairs
322
waarschijnlijk; hoogstwaarschijnlijk
probably; in all probability
323
wennen
to get used to
324
zielig
sad
325
zomaar
just like that
326
Ik heb last - het doet pijn
I have pain - it hurts
327
hulp vragen
ask for help
328
bewegen
to move
329
zware pijnstiller tegen rug pijk (pillen tegen pijn)
strong painkiller against the back pain (pills against pain)
330
wakker worden
to become awake
331
knie of keel?
knee or throat?
332
een hekel aan
a dislike to
333
veroorzaken
to cause
334
aandoen; aantrekken
to put on
335
bedoelen
to mean
336
benieuwd
curious
337
de bruiloft
the wedding
338
dragen
to wear
339
lelijk of prachtig?
ugly or beautiful?
340
lievelings
favorite
341
de mening
the opinion
342
nadenken
to think about
343
het overhemd
the shirt
344
de spijkerbroek
the jeans
345
trouwen; getrouwd
to marry; married
346
uitgeven
to spend; to publish
347
de aanbieding
the special offer
348
de aankoop
the purchase
349
algemeen (algemene dingen)
general (general things)
350
bepaald
certain
351
binnen
within
352
gelden
to apply
353
houden
to keep
354
kapotgaan
to become defective
355
namelijk
namely
356
de pinpas
the debit card
357
het product
the product
358
de reparatie
the repair
359
ruilen
to exchange
360
de tegoedbon
the voucher
361
terugkrijgen
to get back
362
terugstorten
to refund
363
terugsturen
to send back
364
de voorwaarde
the condition; the term
365
het aantal
the amount; the number
366
de beeordeling
the review
367
de beslissing nemen
to make a decision
368
betrouwbaar
reliable
369
gaaf (gave)
cool
370
inderdaad
indeed; as a matter of fact
371
de kwaliteit
the quality
372
letten op
to pay attention to
373
minstens
at least
374
noemen
to name; to mention; to call
375
nogal
quite; rather; sufficient
376
de rotzooi
the mess
377
stukgaan
to break down
378
twijfelen
to doubt
379
verdienen
to earn
380
waar
true
381
afbeelding
image; picture
382
afgeven
to hand off; to deposit; (to give up?)
383
juist of verkeerd?
right or wrong? (correct or incorrect)
384
leggen
to lay; to place in a lying position
385
de maat
the size
386
ontvagen
to receive
387
over X heen
on top of X
388
het pakket
the package
389
plakken
to stick
390
de reden
the reason
391
de stap
the step
392
vervolgens
thereafter
393
het verzendbewijs
the proof of schipment
394
verzenden
to send
395
bewaar
to keep
396
aanrijden
to hit (collide)
397
belachelijk
ridiculous
398
beloven; geloven
to promise; to believe
399
de boete
the fine
400
(on)veilig; gevaarlijk
(un)safe; dangerous
401
de haast
the hurry
402
onderweg
on the way
403
de stoep
the sidewalk
404
tegenwoordig
nowadays
405
uitkijken
to watch out
406
de uitzondering
the exception
407
veranderen
to change
408
de voetganger
the pedestrian
409
het been
the leg
410
breken
to break
411
douchen
to shower
412
het fornuis
the stove
413
gewond
injured
414
heet
hot
415
ondertussen
meanwhile
416
onhandig
clumsy
417
de oorzak
the cause
418
overlijden
to die
419
schrikken
to get scared
420
snijden
to cut
421
uitzetten
to turn off
422
vallen
to fall
423
verbranden; de brand
to burn; the fire
424
voorkomen
to prevent
425
weggaan
to leave
426
de basisschool
the primary school
427
de handtekening (tekening)
the signature (drawing)
428
een heleboel
a lot of
429
hopen
to hope
430
het kruispunt
the intersection
431
langzaam
slowly
432
neerzetten
to put down; to set down
433
de overkant
the other side (of the road)
434
oversteken
to cross (the road)
435
repareren
to repair
436
de snelheid
the speed
437
toen
then
438
de verlichting
the light (mechanic)
439
vorig
last
440
de wijk
the neighbourhood
441
zwanger
pregnant
442
tot nu toe
so far
443
de brand-weer
the fire department (fire-weather)
444
daarna
after that
445
de dief
the thiev
446
de getuige
the witness
447
het geweld; het gedult
the violence; the patience
448
de inbreker
the bulglar
449
melden
to report
450
de melding
the notification
451
meteen
immediately
452
het noodgeval; het spoed
the emergency, the urgency
453
om X heen
around X
454
het slot
the lock
455
stelen
to steal
456
de veiligheid
the safety
457
vertrouwen
to trust
458
vreemd
strange
459
waarschuwen
to warn
