Samenvatting hoofdstuk 8-12 Flashcards

1
Q

Wat is instroom?

A

hoe je mensen aanwerft, introduceert en selecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is werving?

A

het proces waarbij het bedrijf een groep kwalificeerde kandidaten voor een bepaalde functie bijeenbrengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is selectie?

A

het proces waarbij het bedrijf een beslissing neemt over het wel of niet aanstellen van kandidaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is socialisatie?

A

het proces waarbij nieuwe werknemers bekend worden gemaakt met de organisatie en de afdelingen waar ze werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is functiebeschrijving?

A

wat precies doen- geschreven samenvatting van de functie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een functiespecificatie?

A

welk profiel nodig is, verklaring van de kennis, vaardigheden, persoonlijke eigenschappen en andere karakteristieken die noodzakelijk zijn voor de functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is inequity?

A

als 2 mensen dezelfde job uitoefenen met een ander loon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is introductie?

A

is onderdeel van socialisatie. het zijn activiteiten die de organisatie onderneemt om de aanpassing van nieuwkomers optimaal te laten verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is socialisatie?

A

is een leerproces waardoor een nieuwkomer attituden en gedragingen ontwikkelt die nodig zijn om te functioneren als een volwaardig lid van de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de voordelen van een goede introductie?

A
  • je geeft de medewerker het gevoel dat hij welkom is, gewaardeerd en gerespecteerd wordt
  • je kunt de medewerker snel volledig inzetten
  • het vergroot je aantrekkelijkheid als werkgever
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef het stappenplan voor een goed introductiebeleid?

A
  1. Bepaal wie het introductiebeleid gaat opstellen
  2. bepaal de doelstellingen van het introductiebeleid (welkom heten, wegwijs maken in organisatie, zo snel mogelijk productief maken)
  3. bepaal het programma voor de eerste werkdag
  4. bepaal het programma voor de eerste werkdag
  5. evalueer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is doorstroom?

A

werknemers aanzetten tot presteren, ontwikkelingskansen geven, motiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 2 basisfactoren beïnvloeden beloning?

A
  • werk dat de persoon doet (functie)
  • wijze waarop de persoon het werk doet (prestatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de 2 uiterste systemen voor belonen van medewerkers?

A

LOON NAAR WERK (functiewaardering )
- resultaatgericht
belonen
- prestatieverloning/
variabele verloning
LOON NAAR WERKEN (prestatiewaardering)
- verkoopresultaten
- extra beloning, afhankelijk van collectief functioneren en de resultaten van de organisatie als geheel, teampremies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bepaal je de prestaties van werknemers en hoe ontdek en verbeter je functioneringsproblemen?

A
  • Beoordelingssystemen (formulieren, gesprekleidraden, criteria waarop geëvalueerd moeten worden…) worden ontworpen door HR dienst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is effectieve beoordeling?

A

functioneringsproblemen onderkennen, constructieve feedback geven en actie ondernemen om prestaties te verbeteren

17
Q

Wat betetekent beoordelen?

A

= bespreken, interpreteren, evalueren van… (= voor niemand leuk)

18
Q

Voor wat zijn beoordelingen noodzakelijk?

A

DE ORGANISATIE
- weten wie minder goed presteert, info kan gebruikt worden bij beslissingen, voor betere bedrijfsvoering…
DE WERKNEMER
- biedt inzicht in eigen functioneren, geeft richtlijn voor aandachtspunten, maakt de zwakke en sterke punten duidelijk, leert dat organisatie geleverde inspanningen waardeert…

19
Q

Wat gaat men beoordelen?

A

FUNCTIONERING: hoe iemand werkt (procesevaluatie)
PRESTATIE: wat iemand bereikt (product evaluatie)
POTENTIEEL: wat zijn iemands mogelijkheden

20
Q

Wat zijn de verschillende beoordelingssystemen?

A

RELATIEF= hier gaan leidinggevenden de prestaties van de werknemer vergelijken met de prestaties van andere werknemers met dezelfde functie
ABSOLUUT= hier gaan leidinggevenden een oordeel vellen over het functioneren van de werknemer, gebaseerd op prestatienormen

21
Q

geef de soorten gesprekken die men kan hebben

A
  • evaluatiegesprek
  • functioneringsgesprek
  • disciplinair gesprek (corrigerend op herhaaldelijk overtredingen)
  • ontwikkelingsgesprek (loopbaan tot nu toe, visie op toekomst)
  • slecht nieuws gesprek ( ontslag, niet doorgaan met promotie…)
22
Q

Wat is het verschil tussen evaluatiegesprek en functioneringsgesprek?

A

EVALUATIE: nadruk op verleden, beoordelen, evalueren, meedelen, conclusies meedelen, passieve medewerker, beloning-straf, functioneren van de chef wordt niet besproken, er volgt een cijfer of letter
FUNCTIONERING: nadruk op de toekomst, analyseren, plannen, overleggen, conclusies trekken, actieve medewerker, wederzijdse ondersteuning, motivatie- ontwikkeling, functioneren van de chef kan worden besproken, geen cijfermatige quotering

23
Q

Wat zijn de kenmerken van conflicten?

A
  • meningsverschillen
  • negatieve emoties
  • machtsverhoudingen
  • tijdsdruk
  • procedures
  • afhankelijkheid
24
Q

omgaan met conflicten tussen werknemer en werkgever

A
  • ofwel oplossen en beheren ofwel vermijden
  • relationele conflicten: gaat ten koste van vertrouwen en begrip (snel oplossen)
  • taak gerelateerde conflicten; inhoudelijk
25
Q

wanneer is het ontstaan op conflicten groter?

A
  • bij grote groepen
  • bij sterke specialisatie
  • op jonge leeftijd
  • bij sterk personeelsverloop
  • bij diversiteit
  • bij incorrecte beloning
26
Q

welke vormen opleiding zijn er ?

A

HERSCHOLEN = opfrissen, actualiseren van bestaande kennis
BIJSCHOLEN = bijbrengen van nieuwe, supplementaire kennis, vaardigheden, attitudes
OMSCHOLEN = voor omschakeling naar een nieuwe functie

27
Q

Welke vormen van verloop van uitstroom zijn er?

A

NATUURLIJK VERLOOP: keuze van werknemer of werkgever
EXITGESPREK: incidenteel verloop door vrijwillig ontslag
ONTSLAGGESPREK: gedwongen ontslag door werkgever

28
Q

Hoe kan men uitstroom verloop verminderen?

A

PUSH FACTOREN: slechte werksfeer, weinig promotiekansen..
PULL FACTOREN: hoger loon, dichter bij huis…
UITVOEREN EXITGESPREK
ENQUETES: personeelstevredenheid
INBOUWEN CONCURRENTIEBEDING

29
Q

Wat is het verschil tussen exitgesprek en ontslaggesprek?

A

EXITGESPREK: weten waarom de werknemer vertrekt en behouden goede relatie, positief naar de nog aanwezige werknemers + ook bij pensionering: waardevolle feedback
ONTSLAGGESPREK: door directe leidinggevende, voldoende tijd uittrekken, snel duidelijkheid brengen, objectief blijven, per post aangetekende brief of deurwaarder blijft noodzakelijk (opzegbrief), C4 op laatste werkdag (ontslag met reden

30
Q

Wat verstaan we onder cultuur?

A

Cultuur is als een ijsberg met zichtbare elementen (materieel, handelingen, taal, kunst, gewoontes) en niet zichtbare elementen (waarden, houdingen, wereldbeeld, logica, normen, principes)

31
Q

wat zijn de misverstanden door cultuurverschillen?

A
  • gebaren
  • gelaatsuitdrukkingen
  • manieren van contact
  • waarden en normen
  • omgangsvormen
32
Q

Wat zijn cultuurkenmerken?

A
  • waarden en normen
  • omgangsvormen
  • manier van naar dingen kijken (cultuurbril)
33
Q

Geef 5 cultuurkenmerken van hofstede

A

MACHTSAFSTAND: in welke mate aanvaarden en verwachten gewone mensen dat macht ongelijk verdeeld is
LONG TERM ORIENTATION: vorm van geduld hebben, tijd brengt raad
GROEPSORIËNTATIE: hoe stimuleert maatschappij individuele of collectieve doelen (geloof, zelfvertrouwen, trouw aan familie, vrouwen eerst bedienen)
MASCULINITEIT (MAS): mannen eerst hand geven, vrouwen eerst bedienen
ONZEKERHEIDSVERMIJDEND: land met lage tolerantie voor onzekerheid, hoge index geeft aan dat mensen zich minder houden aan wetten en regels

34
Q

Hoe communiceren met andere culturen?

A

VERBALE TAAL: taal leren, dialecten, spraakverwarring, woorden die niet bestaan in andere taal, woorden die een andere betekenis krijgen, ja zeggen en nee bedoelen
NON- VERBALE TAAL: manier van spreken, wijze van bewegen, uiterlijk, vaak anders geïnterpreteerd, hoe we een ander benaderen(niet bewust meestal)