scheikunde 5 & 6 Flashcards

(29 cards)

1
Q

Adsorberen

A

Een manier om stoffen te scheiden door te kijken welke stof blijft plakken aan de andere stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bezinken

A

Zware deeltjes zakken naar beneden zo kun je een mengsel scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chromatograferen

A

Een manier om stoffen te scheiden door te kijken hoe ver ze omhoog kruipen op een papier (verschil in hoe goed ze oplossen of blijven plakken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Destilleren

A

Je kookt een vloeistof zodat het verdampt, de overige damp koel je af zodat je de vloeistoffen van elkaar kan scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extraheren

A

Je voegt een extra vloeistof toe, alleen sommige stoffen lossen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Filtreren

A

Je giet een mengsel door een filter, grote deeltjes blijven achter (residu) kleine deeltjes gaan er door heen (filtraat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gehalte

A

hoeveelheid van een stof in een vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indampen

A

je kookt water weg, en de vaste stof blijft over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Massapercentage

A

hoeveel gram stof zit er in 100 gram mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Volume percentage

A

hoeveel mililiter stof zit er in 100 milliliter mengsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oplosbaarheid

A

hoeveel van een stof max in water kan oplossen, als er te veel in zit (verzadigde oplossing) als er nog meer bij kan (onverzadigde oplossing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rendement

A

hoeveel je echt heb gekregen van een stof vergeleken met hoeveel je zou moeten krijgen
(praktische opbrengst:theoretisch resultaat x 100)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Scheidingsmethode

A

manieren om verschillend stoffen uit een mengsel te halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Metaalbinding

A

binding tussen metaaldeeltjes met elektronen die kunnen bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ionbinding

A

binding tussen positieve en negatieve deeltjes in een zout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vanderwaalsbinding

A

zwakke aantrekkingskracht tussen moleculen

17
Q

atoombinding

A

twee niet-metalen delen elektronen

18
Q

Corrosie

A

Metalen reageren met water en zuurstof.
Edele metalen roesten niet
Halfede/onedele metalen roesten sneller
Zeer onedele metalen roesten heel snel

19
Q

elektrische geleidbaarheid

A

als een stroom kan geleiden (door bewegende geladen deeltjes) vaste stoffen kunnen dat vaak niet

20
Q

hydrofiel

A

lost goed op in water

21
Q

hydrofoob

A

lost slecht op in water

22
Q

metalen

A

geleiden stroom goed, ook als ze vast zijn

23
Q

zouten

A

geleiden stroom alleen als ze gesmolten of opgelost zijn

24
Q

moleculaire stoffen

A

bestaan uit moleculen en geleiden geen stroom

25
ion
een atoom met een elektrische lading
26
oplosvergelijking
schema dat laat zien hoe een zout uit elkaar valt in positieve en negatieve deeltjes
27
metaalrooster
metaalionen met bewegende elektronen er tussen
28
ionrooster
vaste volgorde van positieve en negatieve ionen in een zout
29
structuurformule
een tekening van een molecuul waarin je ziet welke atomen aan elkaar zitten, elk streepje is een binding (covalentie)