Scheikunde H2 Flashcards

(30 cards)

1
Q

2.1) triviale naam

A

Alledaagse naam van een stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2.1) chemische reactie

A

Een reactie waarbij beginstoffen verdwijnen en nieuwe stoffen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2.1) atoombindingen

A

Bindingen tussen atomen in een molecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2.1) index

A

Het cijfer dat rechts onder het symbool in de molecuulformule staat en aangeeft hoeveel atomen van de betreffende atoomsoort in het molecuul voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2.1) verbinding

A

Stof die uit meerdere atoomsoorten bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2.1) systematische naam

A

Wetenschappelijke, door regels opgestelde naam van een stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2.1) molecuulformule

A

Een formule die aangeeft welke atoomsoorten aanwezig zijn en hoe vaak deze atoomsoorten voorkomen in het molecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2.1). element

A

Een atoomsoort en een stof waarvan de moleculen bestaan uit atomen van één atoomsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2.1) atomen

A

Bouwstenen van moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2.1) atoomsymbool

A

Weergave van een atoomsoort in één of twee letters, altijd beginnend met een hoofdletter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2.2) atoombalans

A

Het aantal atomen links en rechts van de reactiepijl is hetzelfde in een reactievergelijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2.2) coëfficiënt

A

De verhouding waarin de moleculen reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2.2) reactieschema

A

De weergave van een chemische reactie, uitgedrukt in woorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2.2) reactievergelijking

A

De weergave van een chemische reactie, waarbij in formuletaal wordt weergegeven welke stoffen in welke verhouding aan de reactie deelnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2.3) elektrolyse

A

Een ontledingsreactie door middel van elektrische energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2.3) thermolyse

A

Een ontledingsreactie door middel van warmte.

17
Q

2.3) synthesereactie

A

Een chemische reactie waarbij uit beginstoffen een gewenst reactieproduct wordt gevormd.

18
Q

2.3). ontleden

A

Een chemische reactie waarbij uit één beginstof meerdere reactieproducten worden gevormd.

19
Q

2.3). ontledingstemperatuur

A

De minimale temperatuur waarbij een stof ontleedt.

20
Q

2.3) niet-ontleedbare stof

A

Een stof die je niet kunt ontleden, een element.

21
Q

2.3) fotolyse

A

Een ontledingsreactie door middel van licht.

22
Q

2.3) ontleedbare stof

A

Een stof die je kunt ontleden, een verbinding.

23
Q

2.4) onvolledige verbranding

A

Een verbrandingsreactie met onvoldoende zuurstof.

24
Q

2.4) reagens

A

Een stof waarmee je de aanwezigheid van een andere stof via een zichtbare reactie kunt aantonen.

25
2.4) oxide
Een verbinding waarvan de moleculen zijn opgebouwd uit zuurstofatomen en één andere atoomsoort.
26
2.4) brandstof
Een brandbare stof.
27
2.4) volledige verbranding
Een verbrandingsreactie met voldoende zuurstof.
28
2.4) ontbrandingstemperatuur
De minimale temperatuur die nodig is om de verbrandingsreactie te starten.
29
2.4) verbrandingsreactie
Een chemische reactie tussen een brandstof en zuurstof.
30
2.4) aantoningsreactie
Een chemische reactie die gebruikt wordt om de aanwezigheid van stoffen aan te tonen.