scheikunde so Flashcards
(33 cards)
1
Q
Ammoniak
A
NH3
2
Q
Glucose
A
C6H12O6
3
Q
koolstofdioxide
A
CO2
4
Q
Koolstofmono-oxide
A
CO
5
Q
Methaan
A
CH4
6
Q
Suiker
A
Sacharose
C12H22O11
7
Q
Waterstofperoxide
A
H2O2
8
Q
Zwaveldioxide
A
SO2
9
Q
Cadmium
A
Cd
10
Q
Ijzer
A
Fe
11
Q
Kobalt
A
Co
12
Q
Koolstof
A
C
13
Q
Koper
A
Cu
14
Q
Lood
A
Pb
15
Q
Silicium
A
Si
16
Q
Stikstof
A
n
17
Q
Tin
A
Sn
18
Q
Zilver
A
Ag
19
Q
Zwavel
A
S
20
Q
Zwavel als tweede element
A
Sulfide
21
Q
Zuurstof als tweede element
A
oxide
22
Q
A op verpakking
A
Advise = geven adviezen
23
Q
R op verpakking
A
Risk = geven risico’s aan
24
Q
S
A
Safety = geven veiligheidsmaatregelen aan
25
Hoe zien moleculen er op microniveau uit wanneer ze vast zijn?
Moleculen zitten heel dicht op elkaar gedrukt
26
Hoe zien moleculen er op microniveau uit wanneer ze vloeibaar zijn?
Er is iets meer ruimte tussen de moleculen dan in de vaste fase
27
Hoe zien moleculen er op microniveau uit wanneer ze gas zijn?
er is erg veel ruimte tussen de moleculen
28
vast naar vloeibaar
smelten
29
van vloeibaar naar vast
stollen
30
van vloeibaar naar gas
verdampen
31
van gas naar vloeibaar
condenseren
32
van gas naar vast
rijpen
33
van vast naar gas
sublimeren