Schritt 1 T/M 7 Flashcards
(153 cards)
1
Q
Der Anzug
Die Anzüge
A
Het pak, de pakken
2
Q
Sich amüsieren
A
Plezier hebben
3
Q
Anhaben
A
Aanhebben
4
Q
Besonderes
A
In het bijzonder
5
Q
Besser
A
Beter
6
Q
Der Blumenstrauß
Die Blumensträuße
A
De bos bloemen
7
Q
Die braut
A
De bruid
8
Q
Der Bräutigam
A
De bruidegom
9
Q
Die Ehe
A
Het huwlijk
10
Q
Eigentlich
A
Eigenlijk
11
Q
Einladen
A
Uitnodigen
12
Q
Die Feier
Die Feiern
A
Het feest
De feesten
13
Q
Feiern
A
Vieren
14
Q
Der Fotograf
Die Fotografen
A
De fotograaf
De fotografen
15
Q
Die Frisur
Die Frisuren
A
Het kapsel
De kapsels
16
Q
Der Gast
Die Gäste
A
De gast
De gasten
17
Q
Gemeinsam
A
Samen
18
Q
Gemütlich
A
Gezellig
19
Q
Der Glückwunsch
Die Glückwünsche
A
De felicitatie
De felicitaties
20
Q
Häufig, oft
A
Vaak
21
Q
Seine Freundin heiraten
A
Met zijn vriendin trouwen
22
Q
Die Hochzeit
A
De bruiloft
23
Q
Kaum
A
Nauwelijks
24
Q
Kriegen
A
Krijgen
25
Die Kutsche, die Kutschen
De koets, de koetsen
26
Lust haben auf (4+)
Zin hebben in
27
Normalerweise
Normaal gesproken
28
Peinlich
Pijnlijk, gênant
29
Regelmäßig
Regelmatig
30
Schminken
Opmaken
31
Der Schmuck
De sieraden
32
Stolz
Trots
33
Verrückt
Gek
34
Der Wunsch, die Wünsche
De wens, de wensen
35
Wünschen
Wensen
36
Abhängen
Afhangen
37
Es hängt davon ab
Het hangt er vanaf
38
Allein
Alleen
39
Sich ärgern
Zich irriteren
40
Beenden
Beëindigen
41
Begeistert
Entousiast
42
Beide
Allebei
43
Betrügen
Bedriegen
44
Die Beziehung, die Beziehungen
De relatie, de relaties
45
Ehrlich
Eerlijk
46
Die Eifersucht
De jaloezie
47
Eifersüchtig
Jaloers
48
Einsam
Eenzaam
49
Enttäuschen
Teleurstellen
50
Die Enttäuschung
| Die Enttäuschungen
De teleurstelling, de teleurstellingen
51
Fühlen
Voelen
52
Das Geheimnis, die Geheimnisse
Het geheim, de geheimen
53
Geschieden
Gescheiden
54
Hassen
Haten
55
Heimlich
Stiekem
56
Hübsch
Knap (uiterlijk)
57
Der Kuss, die Küsse
De kus
58
Küssen
Kussen
59
Die liebe
De liefde
60
Die Lüge, die Lügen
De leugen, de leugens
61
Lügen
Liegen
62
Das Paar, die Paare
Het stel, de stellen
63
Sich scheiden lassen
Scheiden
64
Schluss machen
Het uit maken
65
Treu
Trouw
66
Unarmen
Omhelzen
67
Verabredet sein
Een afspraak hebben
68
Verlieren
Kwijtraken
69
Vermissen
Missen
70
Verstehen
Begrijpen
71
Vorbei
Afgelopen
72
Die Tatsache
Het feit
73
Je...desto
Hoe, hoe
74
Zudem
Bovendien
75
In Bezug auf
Met betrekking tot
76
Es sei denn
Tenzij
77
Die Voraussetzungen
De voorwaarden
78
De Unterschrift
De handtekening
79
Die Anlage
De bijlage
80
Die Sprachkenntnisse
De talenkennis
81
Der Lebenslauf
Het cv
82
Der Abfall
Het vuilnis
83
Der Abfalleimer
De vuilnisemmer
84
Abgeben
Inleveren
85
Anmachen
Aandoen (apparaat)
86
Aufstehen
Opstaan
87
Ausfüllen
Invullen
88
Ausmachen
Uitdoen (apparaat)
89
Beachten
In acht nemen, zich houden aan
90
Beleidigen
Beledigen
91
Bitten (4+)
Verzoeken
92
Drinnen
Binnen
93
Die Durchsage, die Durchsagen
De omroep, de omroepen
94
Erlauben
Toestaan
95
Die erlaubnis
De toestemming
96
Früh
Vroeg
97
Gegen
Tegen
98
Frech
Brutaal
99
Höflich
Beleefd
100
Der lärm
Het lawaai
101
Tauschen
Ruilen
102
Das taschengeld
Het zakgeld
103
Laufen
Lopen
104
Die Süßigkeiten
Het snoep
105
Sowohl...als auch
Zowel....als ook.....
106
Putzen
Schoonmaken
107
Sodass
Zodat
108
Rauchen
Roken
109
Sobald
Zodra
110
Schwimmen
Zwemmen
111
Sauber
Schoon
112
Rad fahren
Fietsen
113
Die pommes frites
De patat
114
Schmutzig
Vies
115
Obwohl
Hoewel
116
Verbieten
Verbieden
117
Nützlich
Nuttig
118
Nachdem
Nadat
119
Das verbot
| Die verbote
Het verbod
120
Das mittagessen
De lunch
121
Mitmachen
Meedoen
122
Die meinung, die Meinungen
De mening
123
Klettern
Klimmen
124
Versprechen
Beloven
125
Die Klassenfahrt
Het schoolreisje
126
Jedoch
Echter
127
Tagsüber
Overdag
128
Inzwischen
Ondertussen
129
Die insel, die inseln
Het eiland
130
Duzen
Jij zeggen
131
Die Hütte, hütten
De hut
132
Grillen
Bbq'n
133
Siezen
U zeggen
134
Genießen 4+
Genieten van
135
Morgens, am morgen
'S morgens
136
Der fahrer
De chauffeur
137
Erreichen
Bereiken
138
Vormittags, am vormittag
'S ochtends
139
Die Erfahrung, die Erfahrungen
De ervaring
140
Nachmittags, am Nachmittag
S' middags
141
Das eis
Het ijs
142
Einsteigen
Instappen
143
Abends, am Abend
S' avonds
144
Einerseits..... Andererseits
Aan de ene kant..... Aan de andere kant
145
Nachts, in der Nacht
S' nachts
146
Dabei sein
Erbij zijn
147
Um Mitternacht
Om middernacht
148
Der Aufenthalt, die Aufenthalte
Het verblijf, de oponthoud
149
Als
Toen
150
Trotzdem
Desondanks
151
Unterwegs
Onderweg
152
Während
Terwijl
153
Verreisen
Op reis gaan
