Schritt 13 Flashcards
(47 cards)
1
Q
Het begin
A
Der Anfang
2
Q
Aankruisen
A
ankreuzen
3
Q
De aanmelding
A
Die Anmeldung
4
Q
De aanmeldingen
A
Die Anmeldungen
5
Q
Contant
A
Bar
6
Q
Betalen
A
bezahlen
7
Q
De datum
A
Das Datum
8
Q
De tweepersoonskamer
A
Das Doppelzimmer
9
Q
De tweepersoonskamers
A
Die Doppelzimmer
10
Q
De eenpersoonskamer
A
Das Einzelzimmer
11
Q
De eenpersoonskamers
A
Die Einzelzimmer
12
Q
Het einde
A
Das Ende
13
Q
De jongere
A
Der Jugendliche/Die Jugendliche
14
Q
De jongeren
A
Die Jugendlichen
15
Q
De kaart
A
Die Karte
16
Q
De kaarten
A
Die Karten
17
Q
De cursus
A
Der Kurs
18
Q
De cursussen
A
Die Kurse
19
Q
Huren
A
Mieten
20
Q
De maand
A
Der Monat
21
Q
De maanden
A
Die Monate
22
Q
De naam
A
Der Name
23
Q
De namen
A
Die Namen
24
Q
Het nummer
A
Die Nummer
25
De nummers
Die Nummern
26
De plaats
Der Ort
27
De leerling
Der Schüler/Die Schülerin
28
De leerlingen
Die Schüler
29
De straat
Die Straße
30
De straten
Die straßen
31
Het uur
Die Stunde
32
De uren
Die Stunden
33
De afspraak
Der Termin
34
De afspraken
Die Termine
35
Overnachten
übernachten
36
Januari
Der Januar
37
February
Der Februar
38
Maart
Der März
39
April
Der April
40
Mei
Der Mai
41
Juni
Der Juni
42
Juli
Der Juli
43
Augustus
Der August
44
September
Der September
45
Oktober
Der Oktober
46
November
Der November
47
December
Der Dezember
