Selectie zakelijke woordenschat Flashcards

(52 cards)

1
Q

aantijging

A

kwaadwillige beschuldiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

abominabel

A

bijzonder slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

buitenissig

A

afwijkend, bizar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

categorisch

A

vrij van alle twijfelachtigheid, stellig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

concessie

A

tegemoetkoming aan de tegenpartij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

concipiëren

A

ontwerpen, opstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

consolideren

A

hecht en duurzaam maken, verstevigen, versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

coulant

A

schappelijk, niet streng,vloeiend, gemakkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de achilleshiel

A

de kwetsbare plaats, het zwakke punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

devies

A

spreuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dogmatisch

A

streng en onbuigbaar, niet vatbaar voor discussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

doortastend

A

flink aanpakkend, daadkrachtig, beslist, krachtig ingrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

driest

A

overmoedig, onbezonnen, brutaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eclectisch

A

opgebouwd uit een verscheidenheid aan bronnen of elementen, niet beperkte tot enkele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

excessief

A

buitensporig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

exhaustief

A

totaal, volledig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

fnuiken

A

een einde maken aan de vrije ontplooiing, verhinderen dat iets tot ontwikkeling komt, van in het begin dat verhinderen, van in het begin ontmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

frappant

A

treffend, opvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gelamenteer

A

geweeklaag, met name over onwerkelijk leed,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

grosso modo

A

ongeveer, ruw geschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

halsstarrig

A

hardnekkig, koppig

22
Q

hardvochtig

A

niet erg vatbaar voor emoties, niet empathisch of daarvan blijk gevend

23
Q

het kind met het badwater weggooien

A

het goede tegelijk met het slechte wegwerpen; te ver gaan met zuivering

24
Q

idiosyncratisch

A

met een eigen, afwijkend karakter

25
inherent
onafscheidelijk verbonden met
26
inschikkelijk
toegevend, welwillend
27
intrinsiek
wezenlijke, innerlijke
28
koketteren
indruk willen maken, pronken
29
kruim
crème de la crème, neusje van de zalm
30
lacune
een onvolledigheid, iets wat als een gemis wordt ervaren
31
omfloersen
verhullen, versluieren
32
ongenaakbaar
afstandelijk, ontoegankelijk
33
ontluisterend
niet beantwoordend aan de (impliciete) verwachtingen ter atentie van iets
34
onverhoeds
onverwacht, abrupt
35
op alle slakken zout leggen
op alle onbelangrijke dingen commentaar hebben
36
op zijn qui-vive zijn
op zijn hoede zijn
37
opportunist
iemand die zonder principes handelt, maar die de omstandigheden in het voordeel van zichzelf of de eigen groep gebruikt
38
patselling
stelling waarbij je geen mogelijkheid meer ziet tot een oplossing, tot verdere bespreking
39
pertinent
zonder dat er iets tegen in te brengen of aan te doen is, beslist, stellig
40
prat op iets gaan
trots zijn op iets
41
precair
bedenkelijk, zorgelijk
42
rabiaat
woedend, fel, wild
43
repercussie
tegenmaatregel, terugslag, gevolg
44
schabouwelijk
jammerlijk, ellendig; heel slecht; van zeer slechte beschamende kwaliteit
45
soelaas
vertroosting, verlichting; hulp
46
stagneren
achterblijven, blijven steken, stoppen, geremd zijn
47
tendentieus
vooringenomen bevooroordeeld, partijdig, bevoordeeld, gekleurd
48
vergoelijken
minder erg voorstellen; goedpraten
49
verguizen
met verachting spreken over, beledigen
50
verketteren
hevig veroordelen, tot ketter of ketterij verklaren
51
een vrijgeleide krijgen/geven
(figuurlijk) de vrije hand krijgen/geven om te kunnen handelen zoals het je goeddunkt, vrije weg, vrijstelling, je mag doen wat je denkt dat goed is
52
vrijmoedig
openhartig, onbeschroomd,eerlijk en gemakkelijk pratend over gevoelens die erg persoonlijk zijn