Sem 1 Flashcards
(137 cards)
Eugenetica
maatschappelijke beweging onder Francis Galton, poging om genetische kennis te gebruiken om menselijk ras te verbeteren via artificiële selectie.
-Monohybride kruisingen
Kruisingen met planten die verschillen in 1 kenmerk
Eerste wet van Mendel
segregatiewet of splitsingswet): Allelen spitsen en segregeren willekeurig
-Dihybride kruisingen
: Kruisingen waarbij de ouderparen verschillen in 2 kenmerken
Tweede wet van Mendel
(wet van onafhankelijke segregatie): Paren van allelen segregeren onafhankelijk. (verschillende kenmerken worden onafhankelijk overgeerft)
-Codominantie
Beide allelen komen tot uiting in het fenotype bij een heterozygoot
Onvolledige of partiële dominantie
In dit geval vertoont een heterozygoot een intermediair fenotype.
-Letale genen
Wanneer een bepaald allel in homozygote toestand voorkomt is dit dodelijk
Multipele allelie
In sommige gevallen kunnen meer dan 2 allelen voorkomen voor een genetisch kenmerk.
Penetrantie
Een genetisch kenmerk kan een verminderde penetrantie vertonen hetgeen inhoudt dat alhoewel het genetisch profiel aanwezig is om dit fenotype tot uiting te brengen, het fenotype toch niet aanwezig is.
Pleiotropie
Dit is het verschijnsel waarbij een gen meer dan één kenmerk beïnvloed die op het eerste zicht niet in verband met elkaar te brengen zijn.
Epistasie
Twee of meer genen kunnen interfereren met elkaar waarbij bepaalde allelen van het ene gen het effect van de allelen van het andere gen kunnen te niet doen. Te vergelijken met dominant en recessief maar dan tussen 2 verschillende genen. Er zijn 4 vormen afhankelijk van de waargenomen interactie tussen de allelen:
- Dominante epistasie: Bij voorkomen van het dominant allel van het eerste gen, zal het fenotype van de dominante allel of het recessieve homozygote allel van het tweede gen niet tot uiting komen. (12:3:1)
- Wederkerige dominante epistasie: De aanwezigheid van een dominant allel van één gen belet de expressie van de allelen van het andere gen en dit in beide richtingen. (15:1)
- Recessieve epistasie: Dit wordt ook cryptomerie genoemd. In aanwezigheid van een homozygote recessieve toestand van het tweede gen kan het eerste gen niet tot uiting komen. (9:3:4)
- Wederkerige recessieve epistasie: Hierbij gaat het recessieve allel van het eerste gen epistatisch werken over het dominante van het tweede en het recessieve allel van het tweede gen over het dominante van het eerste. (9:7)
dominantie 9+3 : 3 : 1
wederkerige dominantie 9+3+3 : 1
recessieve = cryptomerie 9 : 3 : 3+1
wederkerige recessieve 9 : 3+3+1
andere gen = hypostatisch
Koppeling
Genen op hetzelfde chromosoom zijn fysisch gekoppeld waardoor ze niet meer onafhankelijk kunnen worden doorgegeven aan de volgende generatie.
Recombinatie
Dit veroorzaakt nieuwe combinaties en is het gevolg van cross-over. Cross-over is een uitwisseling van fragmenten tussen 2 homologen chromosomen tijdens de profase van de eerste meiotische deling op de plaatsen waar een chiasma gevormd is. Cross-over komt vaker voor bij kenmerken die ver van elkaar gelegen zijn.
Recombinatiefrequentie
Dit is de verhouding van het aantal recombinanten op het totaal aantal nakomelingen. De afstand tussen 2 kenmerken is uitgedrukt in centiMorgans waarbij 1 cM een recombinatiefrequentie van 1% is.
Dubbele cross-over
Hierbij blijven de 2 buitenste kenmerken in de parentale combinatie en zal dus niet als recombinant waargenomen worden.
Replicatie
Het maken van een identieke copij van het aanwezig DNA bij celdeling. Eerst wordt DNA ontrold door het enzym helicase, ter hoogte van ‘origins of replication’ (ORI-sequenties) wordt de dubbelstreng gedenatureerd en worden replicatievorken gemaakt. Daarna aanmaak van complementaire streng door DNA polymerase. Dit enzym werkt enkel in 5’-3’ richting en de nieuwe streng in de 3’-5’ richting zal op een discontinue manier aangemaakt worden en ontstaan er Okazaki-fragmenten die door DNA ligasen met elkaar verbonden worden.
Telomeren
Bevinden zich aan de uiteinden van chromosomen en bestaan uit specifieke herhaalde sequenties, de telomeersequenties. Het telomerase zal het uiteinde verlengen met deze sequentie zodat de uiteindelijke lengte van het chromosoom ongeveer behouden blijft.
Exonuclease
: Kan een nucleotide (aan het einde van de tot nu toe aangemaakte streng) verwijderen nadat polymerase heeft gedetecteerd dat dit fout is.
Excision repair
: DNA glycosylases kunnen onregelmatigheden (bv. uracyl in de keten) opsporen en dan zal het base excision repair mechanisme het uracyl eruit ‘snijden’, het nucleotide excision repair mechanisme zal een stuk nucleotidenstreng eruit knippen.
Transcriptie
Genen aanwezig in het genoom worden omgezet in messenger-RNA (mRNA).
Sens
Eén van beide DNA-strengen die als matrijs dient voor de aanmaak van RNA, de andere is de antisense.
Huishoudgenen
Sommige genen zullen op elk moment en in elk celtype tot expressie komen vermits de gecodeerde eiwitten steeds aanwezig moeten zijn, deze genen zijn de huishoudgenen.
Promoter
Dit is een essentieel regulatorisch element van genen en is een geheel van korte DNA sequenties die in de buurt van een gen te vinden zijn. Volgende elementen zijn frequent aanwezig in een promoter:
- TATA box: Meestal TATAAA en wordt meestal ongeveer 25 nucleotiden voor de transcriptie startplaats teruggevonden. Aanwezig in de meeste genen die afgeschreven worden op een specifiek tijdstip of celtype.
- GC box: Meestal variant van GGGCGG, vaak aanwezig als er geen TATA box is en dus in vele huishoudgenen die altijd tot expressie dienen gebracht te worden.
- CAAT box: Meestal ongeveer 80 nucleotiden voor de transcriptieplaats te vinden.