Sheets Flashcards
(213 cards)
STIPP onderzoek:
Stedelijk Transmuraal Interventieprogramma voor ernstig Prematuur geboren kinderen en hun ouders. Onderzoeksvraag is: Is het interventieprogramma van invloed op:
- Het psychisch welbevinden van de moeder?
- De ouder-kind interactie?
- De ontwikkeling van het kind?
Gemeten met General Health Questionaire, Still face procedure en de BSID-II.
Resultaten STIPP onderzoek
Veel moeders hebben psychische problemen, de interventie hielp niet op het psychische deel. De ontwikkeling verbeterde wel behoorlijk.
Interventiegroep kinderen zijn meer op hun omgeving gericht dan op hun moeder ivm de controlegroep.
Jongens -> moeder gericht
meisjes -> omgeving gericht
Hoeveel kinderen ongeveer per jaar geboren?
200.000, waarvan 20% thuis. Ongeveer 85 ziekenhuizen.
Perinatale sterfte:
sterfte in of na zwangerschap
Peristat onderzoek 2003:
Nederland deed het niet goed in sterftecijfers. Nu meer aandacht voor de samenwerking en voor risicofactoren tijdens de zwangerschap.
Aandachtspunten bij vroeggeboorte:
- longrijping/aanpassing van bloedsomloop
- vocht en voeding/suikergehalte
- hersenen
- temperatuurregulatie
- gele kleur
Apgar score:
evaluatie van de klinische conditie (bij 0 ben je dood, bij 10 is alles goed)
Verschil tussen follow-up en nazorg:
follow up = hoe gaat het met de kinderen (heeft patiënt niet veel aan)
nazorg = hebben patiënten baat bij.
POPS onderzoek:
vroeggeboren kinderen gevolgd in de tijd en kijken of ze gevolgen ondervinden. (rekening houden met hard is zacht; IQ/EQ, levensverwachting tegenover geluk en sociale weerbaarheid/zelfredzaamheid)
Na vroeggeboorte ontwikkelt 26-41% van de moeders symptomen van een post traumatische stress stoornis.
Post traumatische stress stoornis bij vroeggeboorte:
30 dagen na bevalling: moeders 15%, vaders 8%
Postpartum depressie bij vroeggeboorte:
30 dagen na bevalling; moeders 39%
Encopresis:
Broekpoepen. Ten minste 4 jaar oud. 1x per maand gedurende 3 maanden.
1.5-2.8% van de kinderen ouder dan vier jaar.
Bij 80% van de kinderen met encopresis is er sprake van obstipatie
5-6 jarigen: 4.1%
11-12 jarigen: 1.6%
Retentieve encopresis:
encopresis met obstipatie
Fecale incontinentie:
= encopresis
Jongens -meisjes: 2:1
Lagere school kinderen 1-3%
Obstipatie:
frequentie van ontlasting minder dan driemaal per week.
1% van de 0-4 jarigen.
Vicieuze cirkel van ophoudgedrag:
- hardere ontlasting
- poepen met pijn
- poepen doet pijn
- ophoudgedrag
Psychologische behandeling is drie stappen:
- psycho-educatie
- ont-angsten
- toilettraining
Psycho educatie bij encopresis:
werking van de darmen (signaal), werking van overloopdiarree, voorwaarden voor de behandeling (eten/drinken/laxantia/bewegen), uitleggen hoe de behandeling eruit ziet.
Mediatietherapie:
kinderen worden behandeld via de ouders. Ouders moeten het in de thuissituatie gaan toepassen.
Toilettraining:
- bekrachtigingslijst maken: sociale bekrachtigers
- drie trainingsmomenten per dag
- afgebakende tijd: bijv 3 minuten
- persoefening
- belonen van oefenen en van ontlasting
- belonen van uit zichzelf naar het toilet gaan
- niet belonen voor schoon blijven na obstipatie!
Aanpak solitaire encopresis:
- vaste momenten voor toilet gaan afspreken
- vast aantal minuten
- belonen voor schoonblijven
- consequenties verbinden aan ongelukjes: zelf ondergoed schoonmaken vanaf 6 jaar.
Rol van psycholoog in kinderdiabetesteam:
Standaard kennismaking 6 weken na de diagenose. 1x per jaar sluit je aan bij het grote consult (jaargesprek), waardoor drempel van verwijzing lager wordt. Verder betrokkenheid indien nodig.
Diabetes : rouwverwerking
-> afscheid nemen van de vanzelfsprekendheid van je gezondheid.
Motivational interviewing bij diabetes:
bij adolescentie standaard aanpak.
- betere Hba1c
- hogere tevredenheid over leven, minder zorgen, minder angst.
- Perceptie van diabetes als meer serieus en meer belang om controle erover te hebben.
- sterker geloof dat eigen acties toekomstige complicaties voorkomen (self efficacy)
- Perceptie dat diabetes minder impact op het leven heeft.