Signaalwoorden: Tegenstelling Flashcards
(26 cards)
à l’inverse
omgekeerd (tegenstelling)
alors que
terwijl (met tegenstelling) (tegenstelling)
au contraire
daarentegen, integendeel (tegenstelling)
au lieu de
in plaats van (tegenstelling)
à moins que
tenzij (tegenstelling)
bien que
hoewel (tegenstelling)
cependant
toch, echter, evenwel (tegenstelling)
d’un côté … d’un autre côté
enerzijds … anderzijds (tegenstelling)
d’une part … d’autre part
enerzijds … anderzijds (tegenstelling)
en revanche
daarentegen (tegenstelling)
il est vrai que … mais
weliswaar … maar (tegenstelling)
loin de
verre van (tegenstelling)
mais
maar (tegenstelling)
malgré
ondanks (tegenstelling)
néanmoins
niettemin (tegenstelling)
on a beau (+hele werkwoord)
hoe … ook, hoewel (tegenstelling)
par contre
daarentegen (tegenstelling)
pourtant
toch, echter, evenwel (tegenstelling)
quand même
toch, echter, evenwel (tegenstelling)
quoique
hoewel (tegenstelling)
si (+alle tijden)
ook al, hoewel (tegenstelling)
sinon
zo niet (tegenstelling)
soit … soit
hetzij … hetzij (tegenstelling)
tandis que
terwijl (met tegenstelling) (tegenstelling)