so H2 Flashcards
(40 cards)
1
Q
le mariage
A
het huwelijk
2
Q
la fête
A
het feest
3
Q
le cousin, la cousine
A
de neef, de nicht
4
Q
tout le monde
A
iedereen
5
Q
j’attends
A
ik wacht op
6
Q
un/une autre
A
een ander(e)
7
Q
là bas
A
daar(ginds)
8
Q
à coté de
A
naast
9
Q
souvent
A
vaak
10
Q
parfois
A
soms
11
Q
mignon(ne)
A
schattig
12
Q
pénible
A
lastig
13
Q
sympa
A
aardig, leuk
14
Q
le/la pauvre
A
de arme ziel
15
Q
en train de
A
bezig met
16
Q
on vient
A
we komen
17
Q
je n’ai pas faim
A
ik heb geen honger
18
Q
regarder
A
kijken (naar)
19
Q
partager
A
delen
20
Q
changer
A
veranderen
21
Q
le lapin
A
het konijn
22
Q
la tortue
A
de schildpad
23
Q
le hamster
A
de hamster
24
Q
l’oiseau
A
de vogel
25
le poisson
de vis
26
le cochon d'Inde
de cavia
27
je m'occupe de
ik zorg voor
28
la nourriture
het voedsel, het eten
29
malade
ziek
30
heureux,heureuse
gelukkig
31
vieux, vieille
oud
32
actif, active
actief
33
gentil(le)
aardig, lief
34
câlin(e)
aanhalig
35
intelligent(e)
slim
36
acheter
kopen
37
donner
geven
38
exister
bestaan
39
aider
helpen
40
on peut
we kunnen
