sociaal beleid juist Flashcards

(132 cards)

1
Q

welvaartsstaat

A

de samenlevingsvorm van markteconomieën waarbij burgerlijke, politieke en sociale grondrechten van de burger, met oog op materiële welvaart en de bevordering van kansen tot ontplooiing, binnen een wettelijk kader, effectief worden gewaarborgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

etat gendare

A

nachtwakerstaat of laissez-faire kapitalisme
overheid bemoeit zich niet met elke individuele keuze die gemaakt worden
de taak is het beschermen van burgerlijke rechten
negatieve vrijheid: je bent formeel vrij maar het alternatief is de dood
recht van de sterkste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

etat protecteur

A

verzorgingsstaat, vrijwaren van sociale rechten
de overheid speelt een actievere rol en mensen moeten dit zo ervaren
positieve vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de sociale kwestie

A

arbeids en levensomstandigheden van proletariërs was zeer slecht
overheid was niet betrokken
cijnskiesrecht stelsel
armoede is een probleem van individuele moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dubbele beweging

A

polanyi
laissez faire kapitalisme, hoewel gepland door de staat leidt tot onvoorziene sociale problemen wat op zijn beurt leidt tot spontane beperkingen (waren een reactie op de sociale onrust en druk die ontstonden als gevolg van negatieve effecten van een ongereguleerde markteconomie) en een verandering in het begrip van de rol van de overheid
weerspiegeld de dynamiek van zowel planmatige als spontanr ezacies op de uitdagingen van eeen ongereguleerde markeconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beveridge rapport

A

1942
pleitte voor een ingrijpende herziening van het sociaal beleid met focus op universele toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en sociale verzekeringen
voorstel voor voorwaardelijke werkloosheidsuitkering benadrukte de actieve deelname aan de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

besluitwet

A

1944
verplichte sociale verzekeringen voor alle werknemers
beheer door werkgevers en werknemers organisaties
gefinancierd door verplichte sociale bijdragen te betalen door werkgevers en werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

structureel functionalisme

A

sociologische stroming die stelt dat elk sociaal beleid zowel functies als dysfuncties heeft (positieve en negatieve gevolgen)
onderscheid tussen manifeste (bedoelde) en latente (onbedoelde) (dys)functies
wat voor de ene een functie van sociaal beleid is kan voor de andere een dysfunctie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functies en dysfuncties van sociale bijstand

A

functies
herverdeling
armoedebestrijding
goedkoop: vereist relatief weinig belastingen
economisch efficiënt
dysfuncties
stigmatiserend
niet gebruik
fraude en misbruik
complexe en dure administratie
beperkt maatschappelijk en politiek draagvlak
ontmoedigt arbeidsmarktparticipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functies en dysfuncties van universele regel

A

functies
weinig niet gebruik en misbruik
goedkope en eenvoudige administratie
breed maatschappelijk en politiek draagvlak
herverdeling
dysfuncties
duur vereist relatief hoge belastingen
economisch inefficiënt
mattheuseffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

herverdeling paradox

A

omdat bij sociale bijstand het budget zeer laag is heeft het eigenlijk weinig invloed
bij universele regeling is het budget echter veel hoger, dit kan zorgen voor meer herverdeling
volgens sommige is de universele regeling beter om armen te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functies en dysfuncties van sociale verzekering

A

functies
breed maatschappelijk en politiek draagvlak
betrokkenheid sociale partners
behouden van levensstandaard
kan herverdelen en armoedebestrijding zijn
ontmoedigt illegaal werk
dysfuncties
mattheuseffecten
hoge loonkosten
sterk afhankelijk van menselijke arbeid
uitsluiting voor zelfstandigen
nadelig voor outsiders op de arbeidsmarkt
complexe administratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

private verzekering

A

overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer waarbij de laatste een risico dat hij zelf niet kan of wil dragen probeert af te dekken
risico’s worden geloosd zodat het systeem houdbaar is
band tussen bijdrage en uitkering
band tussen risico en bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale verzekeringen

A

verplicht karakter
geen concurrentie
geen winstoogmerk
solidariteit
iedereen betaalt mee aan het systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stelsel van sociale bijstand

A

ultieme vangnet voor personen die niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken
niet gebaseerd op betalen van bijdragen maar op het hebben van een behoefte
gefinancierd door algemene middelen (belastingen)
een selectief stelsel van sociale bijstand is gebaseerd op het principe van verticale solidariteit en dient een minimuminkomen te waarborgen wanneer de sociale verzekering tekortschiet
doel is re integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

occupational welfare

A

titmuss
voordelen gegeven door de werkgever
manieren om mensen extra lonen en voordelen te geven die eigenlijk een bepaalde maatschappelijk voordeel willen geven
ook deel van sociaal beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

fiscal welfare

A

titmuss
sociale uitgave via belastingen
belastingverminderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kenmerken van de belgische welvaartsstaat

A

niet staats (subsidiariteit en georganiseerd middenveld, gesubsidieerde vrijheid, bipartiete)
sociale verzekeringen zwaartepunt in de sociale zekerheid
gebaseerd op sociale grondrechten
binnen de context van een vrijemarkteconomie
verplicht, collectief karakter
meerlagig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

armoedelijn volgens rowntree

A

het bestaansminimum gebaseerd op reële kosten van fundamentele zaken
armoede als structureel fenomeen door lage lonen
identificeerde armoedecycli in mensenlevens die samenhangen met leeftijd en gezinsvorming cycles of want and plenty)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

consumption smoothing

A

inkomensherverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

functionele types van sociaal beleidsorganisatie

A

titmuss
residual: markt en gezin staan centraal, sociaal beleid vult de gaten op
industrial achievement: verdienste staat centraal, sociaal beleid als aanvulling van de economie
institutional-redistributive: sociaal beleid staat centraal in de organisatie van de samenleving, universele dienstverlening voor burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ideaaltypes van welvaartsstaten

A

esping andersen
liberaal
conservatief corporatistische
sociaal-democratisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

three worlds of welfare capitalism

A

kapitalisme: commodificatie: arbeid is een verhandelbaar goed
welfare capitalism: de welvaartsstaat doorbreekt de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal
decommodificatie: mate waarin een zekere levensstandaard aangehouden kan worden onafhankelijk van de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

trente glorieuses

A

welvaartsstaten komen tot volle wasdom, betere sociale zekerheid voor steeds meer mensen (universalisering)
symbiose tussen kapitalisme en welvaart: sterke economische groei, sterke stijging van productiviteit, gelijke verdeling van groei
volledige tewerkstelling
sociale vrede
wet op bestaansminimum
traditionele taakverdeling mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
permanent austerity
pierson overheden nemen langetermijnbeleid aan dat wordt gekenmerkt door voortdurende inspanningen om de overheidsuitgaven te verminderen en begrotingstekorten te beperken
26
top down benadering
de richting van invloed en controle is afkomstig van het hoogste niveau, namelijk het politieke niveau beslissingen en beleid richtlijnen worden naar beneden doorgestuurd naar lagere niveaus voor implementatie
27
bottum up
wat gebeurt er in de samenleving en in diensten die beleid realiseren (ipv implementeren) input en invloed van lagere niveaus of de basis van de samenleving een grotere rol spelen bij vormgeving beleid
28
beleidscyclus
definitie probleem -> beleid construeren -> keuze van oplossing -> beleidsontwerp-> beleidsimplementatie en monitoring -> evaluatie ! lipsky stelt de klassieke beleidscyclus in vraag: we moeten in de implementatiefase gaan kijken omdat de uitvoerders vaak in een complexere context werken dan gedacht wordt
29
street level workers
ambtenaren die dagelijks in contact staan met de bevolking: de frontlijn van de samenleving
30
street level bureaucracy
lipsky het idee dat werknemers in de publieke dienst, vooral die op lokaal niveau, een aanzienlijke invloed hebben op de uitvoering van overheidsbeleid deze individuen (ambtenaren op het laagste niveau) hebben direct contact met het publiek en nemen cruciale beslissingen in de dagelijkse uitvoering van diensten
31
age of interventionism
tijd waar we veel verwachten van de overheid, waarin veel geïntervenieerd moet worden
32
kenmerken street level bureaucrats
discretionaire ruimte autonome positie handelen heeft direct impact op leven van burgers autonomie: veel impact op hoe het beleid vorm krijgt
33
types van uitvoeringsstrategieen van street level bureaucrats
vraag/ aanbod aanpassen beroepsopvatting aanpassen clienbeed aanpassen
34
cyclus van mediocriteit
goed werk afleveren leidt tot meer werk leidt tot overbelasting leidt tot neerwaartse aanpassing
35
triage selectie
hopeloze gevallen, gevallen die uitstel kunnen dulden, directe noodgevallen
36
gevolgen van uitvoeringsstrategie van street level bureaucrats
ongelijke behandeling van cliëntgroepen mistargeting: over en underuse onduidelijke doeltreffendheid weerstand tegen verandering doelverschuiving
37
soorten organisaties
etzioni coërcieve organisaties: gebruiken dwang utilitaire organisaties: zijn gericht op efficiëntie en winst normatieve organisaties; gedreven door een gemeenschappelijke set normen en waarden
38
hso volgens antonovsky
human service organisaties: organisaties die zich inzetten voor het oplossen van maatschappelijke problemen en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid ! belang van de normatieve dimensie: worden geleid door gedeelde waarden en doelen die gericht zijn op het dienen van de samenleving hebben een unieke eigenheid omdat ze niet gericht zijn op dwang of winst maar op het vervullen van een sociale missie
39
kenmerken van hso
hasenfeld professionalisme beoordelingsvermogen onduidelijke doelen macht en autoriteit klantafhankelijkheid flexibiliteit complexiteit van dienstverlening
40
hasenvelds toevoeging aan hsos
rol van omgeving emotionaliteit van het werk kwaliteit van relaties als determinerende factoren van succes
41
when the state meets the street
zakka street level bureaucrats staan aan de boden van de organisatorische hiërarchie, hebben directe interactie met cliënten and zijn verworven met een betekenisvolle marge van discreetheid
42
onderliggende waarde van street level bureaucrats
efficiëntie eerlijkheid responsiviteit respect
43
problematische types van uitvoerders
laten andere waarden primeren caregivers: responsiviteit indifferents: efficiëntie enforcers: de regels volgen, niet bezig met concrete situatie
44
kenmerken van maatschappelijke dienstverlening
werkomstandigheden als bepalende factor institutionele omgeving van organisaties louter uitvoering van bestaand beleid of ook ontwikkeling van nieuw beleid
45
paradox van de digitalisering
digitalisering leidt tot vertraging van de dienstverlening voor kwetsbare groepen
46
decentralisatie van sociaal beleid
bevoegdheid verschuiven naar lagere beleidsniveaus
47
fusering van gemeenten
schaalvergroting van gemeenten zodat ze meer macht kunnen uitoefenenen
48
instrumenten van het lokaal niveau
sociale bijstand lokaal sociaal beleid maatschappelijke dienstverlening
49
artikel 1 van de ocmw wet
elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid -> rechtenbenadering -> professionaliseren
50
bestaansminimum
naam voor leefloon tot 2002 sociale bijstand=inkomen getoetst en laatste vangnet werkbereidheid als voorwaarde om het bestaansminimum te krijgen uitkering is aangepast aan gezinssituatie bij bestaansminimum 50% betaald vanuit lokale middelen, 50% vanuit lokale middelen
51
leefloon
van werkbereidheid toets naar activeringstoets
52
recht op maatschappelijke integratie
2002 drie instrumenten tewerkstelling leefloon -> opstellen van GPMI: soort contract dat zei wat een mens moest doen om recht te blijven krijgen op deze hulp geïndividualiseerd traject voor maatschappelijke integratie
53
individualisering van het recht
individuele uitkeringen in plaats van gezinsuitkeringen
54
equivalent leefloon
kan je voor in aanmerking komen als je niet voldoen aan de voorwaarde voor een leefloon men moet wel een wettelijke verblijfplaats in belgië hebben en beschikken over een verblijfsvergunning zich in een noodtoestand bevinden waarin men niet in staat is om zich te voeden, kleden, wassen en niet in staat zijn om onderdak te vinden of toegang te krijgen tot gezondheidszorg
55
uitgeprocedeerde
hebben een verblijfsprocedure doorlopende hebben een tijdelijk verblijfsdocument maar hun verblijfsaanvraag is definitief geweigerd
56
overstayers
zijn als toerist belgië binnengekomen of kregen als student of arbeidsmigrant een tijdelijk verblijfsstatuut maar bleven langer op het grondgebied dan hun visum of tijdelijk verblijfsdocument toestond
57
clandestiene migranten
staken clandestien de grens over en startten nooit een verblijfsprocedure, hun verblijf wordt niet geregistreerd
58
redenen voor integratie van ocmw in gemeente
maximaal geïntegreerd sociaal beleid politiek democratisch probleem beheersmatige redenen en efficiëntie overwegingen klantgericht en drempelverlagend
59
decreet lokaal bestuur
2018 streeft naar maximale integratie van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn warbij er twee rechtspersonen zullen blijven beoogt een verdere integratie van ocmw in de gemeente de hervorming en vereenvoudiging van het bestuurlijk toezicht het bijsturen van de regels over de beleids en beheerscyclus het bijsturen of verstrengen van een aantal regels rond intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en hun filialen alle organieke regels over de gemeente, het ocmw en het intergemeentelijk samenwerkingsverband logisch en gestructureerd in een decreet onder te brengen, organieke regels verder vereenvoudigen , te dereguleren en digi vriendelijker te maken meer ruimte voor lokale autonomie, lokaal maatwerk en lokale daadkracht generen om dienstverlening te verbeteren
60
collectivisering van verzorgingsarrangementen
de swaan toename van de schaal van de arrondissementen tot een gehele natie een meer collectief karakter van arrondissementen in toenemende mate gedragen door de staat of een openbaar lichaam
61
waarom collectivisering
toegenomen intercedente sociale problemen als dilemma van collectieve actie centralisatie via overheid om free riders gedrag aan te pakken
62
sociale problemen als dilemma van collectieve actie
olsen de uitdagingen die ontstaan wanneer individuen in een groep geconfronteerd worden met een gemeenschappelijk doel of probleem maar het in hun eigen belang kan zijn om niet bij te dragen aan de collectieve inspanning kernpunten van het dilemma free riders individueel belang kosten en baten
63
decentralisatie in vlaanderen
pro kleinere afstand tot burger inschatten van lokale behoeften en maatwerk innovatie con gevaar van ongelijkheid en verschillen tussen gemeenten race tot the bottom schaalnadelen
64
race to the bottom
zorgwekkende trend waarin landen of regio's proberen armoede te verminderen door te concurreren op basis van steeds lagere sociale uitgaven of arbeidskosten. Dit kan resulteren in situaties waarbij beleidsmakers proberen sociale voorzieningen te verminderen of arbeidsnormen te verlagen om een aantrekkelijker investeringsklimaat te creëren In de context van armoedebestrijding kan deze "race to the bottom" echter tegen productief zijn, aangezien het de levensomstandigheden van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen kan verslechteren. Wanneer landen proberen te concurreren door essentiële sociale programma's te verminderen of arbeidsrechten te verzwakken, kan dit uiteindelijk resulteren in een neerwaartse spiraal waar armoede niet effectief wordt aangepakt en de sociale ongelijkheid toeneemt. Het benadrukt dus het belang van een evenwichtige aanpak bij armoedebestrijding, waarbij economische groei hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en welzijn.
65
wet op beteugeling van de landloperij en bedelarij
1891-1993 bedelen en slapen in de publieke ruimte is een misdrijf landloper: een persoon zonder een permanent adres, financiële middelen en een baan of een ambacht
66
eerste wettelijke definitie van dakloosheid
een dakloze is iemand die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen kracht voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft of tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hen een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld
67
hulpverlening definitie van dak en thuisloosheid
dak en thuisloze mensen zijn door financiële, economische, sociale en of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of behouden
68
ethos
european typology of homelessness and housing exclusion vooral focus op stabiliteit verborgen thuisloosheid
69
hoe dak en thuisloosheid meten
data van overheidsinstanties data van organisaties straat telling point in time telling
70
postal paradox
als je geen permanent adres hebt kan je je niet registreren en heb je geen toegang tot sociale rechten en diensten
71
toelaatbaarheidsvoorwaarde referentieadres
belgische burger ambtshalve schrapping lokale binding aantonen
72
toekenningsvoorwaarde
aantonen dakloosheidervare; onvoldoende middelen om een eigen stabiele woonst te voorzien beroep doen op het ocmw voor dienstverlening
73
uitdagingen van referentieadres
gebrek aan mogelijkheden voor dak en thuislozen zonder een vast adres doorgedreven voorwaardelijkheid ambtshalve schrapping -> administratieve dood (catch 22) variatie tussen ocmw en gemeenten discriminatie en stigma
74
catch 22
een situatie waarin iemand gevangen zit in een dilemma of paradoxale voorwaarde waaruit het onmogelijk is om te ontsnappen vanwege tegenstrijdige regels of eisen. Het komt vaak voor dat elke mogelijke oplossing in strijd is met een andere voorwaarde, waardoor het vaststellen van een bevredigende uitkomst onmogelijk lijkt
75
rowntree: wat is armoede
situatie waarbij je niet meer aan de minimale basisbenodigdheden kan voldoen obv een getrokken grens
76
shanky: wat is armoedelijn
De armoedelijn voor een koppel met twee kinderen is de minimus van voedsel . 3 is nog steeds de officiële armoede in de vs
77
relatieve deprivatie
townsend: er zijn zowel materiële als sociale noden die cruciaal zijn om mee te kunnen in een samenleving: armoede is multidimensioneel armoede gaat over de verwachtingen en normen die er heersen in een samenleving; armoede gaat over de materiële noden en de vormen van uitsluiting die ermee gepaard gaan
78
capabilities theorie
sen welzijn beoordelen als de capabilities die voor iemand openstaan functionings: wat iemand is of doet conversiefactoren; omzetten van hulpbronnen om een doel te bereiken wat je hebt of waar je toegang tot hebt in een functie relatie tussen inkomen en capability zijn afhankelijk van de conversiefactoren vrijheid is het fundament voor welzijn
79
middelen benadering
armoede gaat over mee kunnen in de samenleving definitie eu: armoede indien uw inkomen en middelen niet volstaan om volwaardig deel te nemen aan de samenleving
80
behoefte benadering
vaststellen van inkomensgrenzen op basis van een korf van goederen en diensten die weerspiegelen wat noodzakelijk is voor gezinnen om een bepaalde levensstandaard te bereiken levert een totaal budget voor een referentie huishouden dat in welbepaalde omstandigheden woon met welbepaalde kenmerken op
81
culture of poverty
lewis armoede met structurele verklaring: deze creëert een structuur die hun in armoede houd en die zorgt dat ze armoede doorgeven van generatie op generatie armoedecultuur wordt een sociaal get dat armoede in stand houd; gedrag dat wordt doorgegeven -> armoede aanpakken als aanpassen individuele gedragingen
82
symbolic boundaries
de manier waarop cultuur en identiteit worden gevormd door middel van symbolische onderscheidingen en de rol die deze spelen bij het definiëren van groepen en individuen in de samenleving
83
de mythe van verkwisting
het idee dat arme mensen niet weten hoe ze hun geld moeten besteden
84
conceptueel kader van brady
prevalences and penalties prevalences: hoe vaak een risicofactor voorkomt penalties: het armoederisico verbonden aan de risicofactor hoe meer precalences voorkomen hoe meer penaltys er volgen
85
schaarste theorie
hoe meer verwachtingen en voorwaarden voor hulp hoe meer de bandbreedte wordt belast prikkels die gericht zijn op zelfcontrole en cognitieve functies die belast worden door armoede hebben weinig kans om te slagen help de mechanismen te begrijpen die ten grondslag liggen aan de persistentie van armoede helpt begrijpen hoe beleid effectiever kan zijn werk ontschuldigend: maar dreigt we het probleem opnieuw te individualiseren schaarste theorie biedt wetenschappelijke ondersteuning voor de relatieve deprivatie benadering met een focus op inkomen in het operationaliseren van armoede
86
non take up
situatie waarin een sociale maatregel niet terecht kom bij de persoon die er recht op heeft
87
primaire non take up
een persoon die zijn uitkering niet aanvraafd
88
secundaire non take up
een persoon die het proces start maar ergens in het proces afhaakt
89
tertiaire non take up
sociale exclusie
90
leefloon
laatste structurele vangnet voor personen op actieve leeftijd die onvoldoende bestaansmiddelen hebben om menswaardig te leven
91
igo
belangrijkste financiële uitkering voor ouderen die niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken om een menswaardig leven te leiden
92
verhoogde tegemoetkoming
maatregel die gezondheidszorg in belgië financieel toegankelijker maakt
93
verwarmingstoelage
toelage voor personen in financieel moeilijke situatie en huis verwarmen met bepaalde types brandstof
94
oorzaken van non take up: model van ker
een gerechtigde ahtereencigens zes drempels moet overwinnen om te komen tot opname van een voorziening
95
oorzaken van non take up: rationeel keuze model
individuen maken een rationele afweging tussen kosten en baten kosten informatiekosten proceskosten sociale en psychologische kosten baten hoogte van de uitkering duur van de uitkering
96
multilevel model
van oorschot non take up kan niet alleen verklaard worden door individuele beslissingen maar ook door bredere structurele en institutionele gactorenen
97
gedragseconomie
baicker et al het bestuderen van de psychologische en sociale factoren die van invloed zijn op economische besluitvorming belang van cognitieve en gedragsmatige drempels voor aanvraag en opname van een uitkering nog sterker aanwezig bij mensen in precaire / kwetsbare situaties
98
clientniveau
baten positieve samenhang tussen opname uitkering en verwachte duur van uitkering verwachte hoogte van uitkering kosten informatiekosten proceskosten fysieke en administratieve drempels sociale en psychologische kosten
99
verschillende soorten stigma
baumber persoonlijk sigma sociaal stigma institutioneel stigma
100
trigger gebeurtenissen
plotse ontwrichtende gebeurtenissen die mensen ertoe aanzetten om metten een aanvragag in e dienen gebeurtenissen die impact hebben op het bestaande evenwicht tussen de kosten en baten geassocieerd met aanvragen
101
drempels bij het maken van de beslissing om een uitkering aan te vragen
keuze overlast en complexiteit gebrek aan inzicht in de kosten en baten geassocieerd met aanvragen misperceptie/misvattingen van risico's
102
drempels bij het omzetten van beslissingen in actie en uitkering effectief aan te vragen
present bias en beperkte zelfbeheersing overgevoeligheid voor storende contextuele factoren afhankelijkheid van referentiepunt, risico aversie en framing geheugen falen
103
doel van het beleid
niet enkel om de opname van uitkeringen te garanderen maar ook om het het beleid te richten op de meest kwetsbare of deserving poor werk prikkels te behouden begrotingskosten onder controle te houden legitieme sociale systemen te creëren
104
beïnvloedende factoren op beleidsniveau
hoe gericht is de maatregel manier van targeten type en structuur van de maatregel mate van discretionaire ruimte in regelgeving
105
beïnvloedende factoren op administratief niveau
manier van informatieverspreiding gebruiksvriendelijkheid van de aanvraagprocedure interne organisatie administratie samenwerking met externe organisaties en administraties outreachende acties herinnering voor afspraak
106
beïnvloedende factoren op breeder contextueel niveau
direct effect op individuele uitkomsten indirect effect via invloed op administratie en wetgeving
107
oplossingen voor non take up op administratief niveau
informeren fysieke en psychosociale toegankelijkheid vereenvoudigde aanvraagprocedure onzekerheid beperken initiatief nemen privacy garanderen
108
oplossingen van non take up op beleidsniveau
4 niveaus van automatische toekenning van rechten administratieve vereenvoudiging proactief identificeren en contacteren automatische actualisering van recht automatische opening van recht
109
uitdagingen en aandachtspunten bij verdere automatisering
complexiteit van toekenningsvoorwaarde onvolledige gekoppelde databanken belang van up to date informatie privacy issues
110
hiërarchie in beleidsniveaus
algemene productie en distributie van goederen en diensten algemeen economisch beleid en arbeidsbeleid sociale diensten sociale zekerheid sociale bijstand
111
het verdrag van lissabon
de unie brengt een interne markt tot stand, ze zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van europa op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang en van een hoog niveau ben bescherming en verbeering van kwaliteit van milieu, de unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang
112
uitdaging van globalisering
confrontatie met quantum shift naar een nieuwe kennisgebaseerde economie
113
strategisch doel
meest competitieve en dynamische kennis gebaseerde economie worden duurzame economische groei met meer en betere jobs betere sociale cohesie
114
omc
open methode van coördinatie vorm van intergouvernementele beleidsvoering met niet bindend karakter gebaseerd op gemeenschappelijke doelstellingen opvolging van de doelstellingen dmc indicatoren mutual learning richtlijnen voor beleid nationale raporteringen
115
sociale integratie
toegang coor iedereen tot de middelen rechten en diensten die nodig zijn voor deelname aan de samenleving, het voorkomen en aanpakken van uitsluiting en het bestrijden van alle vormen van discriminatie die tot uitsluiting leiden
116
impact lissabon strategie en omc sociale bescherming en sociale inclusie
positief sociaal beleid als onderdeel van globale beleidsstrategie sociaal beleid als productieve factor ontwikkeling van beleidsinstrumentarium zichtbaarheid van sociale kwesties in eu en nationale beleidsvorming negatief ocm blijft proces in marge van financiële economische beleidsprocessen impact op de doelstellingen beperkt nationale actieplannen dikwijls micro measures for micro categories
117
pijlers van europa 2020
macro economische controle monitoren van begrotingen, budgetten en schulden van de lidstaten thematische coördinatie
118
hoofddoelstellingen van europa 2020
tewerkstellingen onderzoek en ontwikkeling/innovatie klimaatverandering en energie onderwijs armoede en sociale uitsluiting
119
europees semester
cyclus van economisch beleid en coördinatie die wordt toegepast binnen europese unie ontworpen om de economische prestaties van de lidstaten te beoordelen, beleidsaanbevelingen te formuleren en coördinatie tussen lidstaten te bevorderen
120
impact van het europa 2020 en het europees semester op het sociaal beleid van de eu
inhoudelijke evolutie van beleid automatische stabilisatoren deden overheidsuitgave stijgen: sociale ransfers compenseren het verlies aan inkomen, stabilisatie was kort
121
cpr
country specific recommendations voornamelijk budgettaire economisch om overheidsschulden te dichten
122
europese pijler van sociale rechten
2017 20 principes rond 3 thema's gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt billijke arbeidsvoorwaarde sociale bescherming en inclusie
123
green deal
klimaatneutraliteit tegen 2050 economische groei zonder uitputting grondstoffen niemand achterlaten
124
realisaties van actieplan europese pijler voor sociale rechten
richtlijn rond minimumloon afdwingbare principes aanbeveling minimumloon kind garantie aanbeveling aanbeveling langdurige zorg european platform of combating homelessness rapport high level group on the future of social protection and the welfare state richtlijn platform werk
125
basisinkomen
periodieke contante betaling die onvoorwaardelijk wordt verstrekt aan iedereen op individuele basis, zonder inkomens of werkeis
126
de steun van de bevolking voor een basisinkomen is afhankelijk
van individuele kenmerken van de bredere context waarin mensen leven de opzet van het basisinkomen de voorspelde beleidsresultaat van het basisinkomen
127
politieke reuzen die de uitvoering van een basisinkomen in de weg staan
mensen die meer invloed hebben op de politiek zijn meer tegen een inkomen conflict tussen vraag en capaciteit negatieve vooringenomenheid connotaties van woordgebruik verzamelen van gegevens en omgaan met geen respons veel verschillende versies van het basisinkomen overweldigend dilemma tussen vage vraag of zeer gespecificeerde vraag, voor velen te complex om te begrijpen
128
drie scenario's voor regeringen om de klimaatcrisis het hoofd te bieden
irrationeel optimisme groene groei ontkoppeling van economische groei en koolstofemissies door vergroening van de economie
129
ontgroei
brengtde mondiale economische activiteit in lijn met de ecosystemen van de aarde (ecologisch plafond en zorg voor sociale vloeren
130
degrowth
een rechtvaardige terugschaling van productie en consumptie die het menselijk welzijn vergroot en de economische omstandigheden op lokaal en mondiaal niveau verbetert, op korte en lange termijn
131
easterlin paradox
de ogenschijnlijke tegenstelling tussen het stijgende inkomen van individuen in een samenleving en hun geluksgevoel of tevredenheid over het leven. Het idee is dat hoewel het inkomen in veel landen in de loop van de tijd is toegenomen, de geluksniveaus niet evenredig zijn gestegen
132
het dubbele onrecht
walker en gough min of meer ambitieuze klimaatdoelstellingen hebben distributieve gevolgen en implicaties voor de sociale rechtvaardigheid verschillende maatschappelijke groepen hebben verschillende verantwoordelijkheden voor cc en lijden onder verschillende gevolgen