Sociaal functioneren Flashcards
(102 cards)
Waar is ons denken voor het grootste deel op gericht?
Op het sociaal functioneren; hoe wij dit doen, hoe interacties liggen en wat anderen beweegt.
Wat zijn de vijf bekende manieren waarop wij als mensen het denken toepassen?
Oorzaak-gevolg denken, egocentrisch denken, animistisch denken, magisch denken en hypothetisch-deductief.
Hoe zit het ook alweer met Theory of mind?
Dit is onze persoonlijke theorie over de gedachten en wensen van anderen, snappen hoe deze ontstaan en dat ze verschillen van de jouwe.
Hoe wordt tegenwoordig het verschil tussen id en ego benoemd?
Systeem 1 is het automatische denksysteem; dit gaat snel, is associatief en maakt veel fouten. Systeem 2 is het weloverwogen denksysteem; dit gaat langzaam, met aandacht en concentratie maar snel vermoeiend.
Hoe zit het met die associaties bij systeem 1?
Deze worden automatisch en onbewust gemaakt, zoals bij klassiek conditioneren. Associaties zijn netwerken van neuronen die geactiveerd worden, en in schema’s zich vormen.
Op welke manieren kunnen associaties zoal ontstaan?
Door eigenschappen van het object, door de categorie waarbij het behoort, klankassociaties, het aangeleerde, de gevolgen.
En wat zijn de vier doelen van het denken?
Snelheid of vaart creëren, om niet teveel te hoeven denken en een oplossing te vinden, bevestiging krijgen van wat wij al vinden, de wereld begrijpen.
Wat is de definitie van een cognitief schema?
Een samenhangend geheel van iemands kennis, emoties en gedragstendensen. En dit wordt dan als een mentale representatie weergegeven.
Hoe ontstaan die schema’s in de loop van ons leven?
Door klassiek conditioneren, operant conditioneren, sociaal leren, en door zelf na te denken.
Waarom heeft een (niet goed werkend) cognitief schema invloed op de hulpverlening?
Een schema stimuleert bepaald gedrag, dus kun je door adequate en up-to-date kennis te verschaffen helpen om de cliënt zijn of haar problematiek beter te begrijpen en daardoor mogelijk ook anders te handelen.
Welke twee mogelijkheden om schema’s bij te sturen, worden er in het social work gebruikt?
Psycho-educatie houdt voorlichting en advies over psychische problemen in, opvoedingsondersteuning is pedagogische aanvulling.
Wat zijn de drie belangrijke functies van schema’s?
Onze sociale wereld begrijpen, gaten in onze kennis opvullen, verwarrende en multi-interpretabele situaties kunnen begrijpen.
Wat houdt cognitieve gedragstherapie in?
Is een combinatie van oefeningen en gesprekken, om negatieve gedachtes te veranderen en zo een andere blik op gevoelens en een reëlere perceptie te krijgen. Gaat uit van het idee dat niet de omstandigheden negatieve gevoelens veroorzaken, maar de mens zelf door z’n gekleurde bril.
Wat is het verschil tussen psycho-educatie/opvoedingsondersteuning, en cognitieve gedragstherapie?
Bij de eerste wordt het schema voornamelijk uitgebreid, waar bij de tweede deze juist veranderd wordt.
Welke vijf G’s zitten er in het schema?
Gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag, gevolg.
Wat is het idee achter ‘t 5G schema?
Zo kun je erachter komen welke (automatische) gedachten ertoe leiden dat een bepaalde gebeurtenis gevoelens bij je losmaken. Via een soort van operant conditioneren ontstaan schema’s, maar voor ons gedrag komen eerst gedachten en gevoelens als reactie op een gebeurtenis.
Wat is de praktische werking van cognitieve gedragstherapie?
Een automatisch en negatief (zelf-)geloof uitdagen en zo rijp maken om te veranderen of te verdwijnen.
Welke vijf vormen van denken onderscheidt men globaal?
Voorspellingsdenken, patroon- of samenhangdenken, ‘bevestiging-van-wat-je-al-weet-denken’, oorzaak-gevolgdenken, ‘wij-begrijpen-elkaar-denken.
Wat zijn de bekende vormen van voorspellingsdenken, en hoe werken deze?
Bij assimilatie wordt het cognitief schema aangepast, bij accomodatie wordt een nieuw schema gemaakt. (of een bestaande wezenlijk veranderd.)
Wat zijn mogelijke valkuilen van het patroon- of samenhang denken?
Mensen zien vaak patronen die er niet zijn, schatten kansen hoger of juist lager in, en gebruiken stereotypen.
Wat gebeurt er bij stereotypering of stigmatisering?
Bepaalde kennis of verwachtingen over een bepaalde groep worden automatisch op een individu toegepast. Deze zijn vaak niet op feiten gebaseerd, overdreven, en komen niet overeen met de werkelijkheid.
Wat zijn de vier bekende verschijningsvormen van ‘bevestiging-van-wat-je-al-weet-denken?
Tunnelvisie, conformatiefout (voorkeur voor bevestiging; bias, bubbel of waan), selffullfilling prophecy (foute omschrijving situatie of verwachtingen, en door hun houding wordt het ook zo), en het pygmalioneffect.
Hoe werkt het bij oorzaak-gevolgdenken met attributie?
Wij zijn veel bezig met redenen van ons eigen en andermans gedrag, en bij deze theorie gaat het over oorzaak en gevolg en wat er allemaal aan bijdraagt.
Hoe werkt het bij de interne en externe attributie?
Bij interne attributie betrek je het op factoren van jezelf, bij externe worden oorzaken gezien buiten het bereik van de betrokkene.