sociale psychologie Flashcards

(113 cards)

1
Q

Wat is psychologie

A

De wetenschap van het gedrag, de gedachten en de gevoelens van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is sociale psychologie

A

De wetenschap die bestuurd hoe de aanwezigheid van een ander (echt of denkbeeldig) de gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen beïnvloed.

Kijken welke fenomenen van menselijk gedrag universeel zijn en welke cultureel gestuurd zijn.

Zitten tussen persoonlijkheidspsychologie en sociologie in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is sociale invloed

A

Het effect dat woorden, daden of aanwezigheid van anderen hebben op onze gedachten, gevoelens, houding en/of gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is empirisch onderzoek

A

Onderzoek dat gebaseerd is op het doen van waarnemingen waarmee je een hypothese toetst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een hypothese

A

Een hypothese is een idee dat als waarheid word aangenomen waarna geprobeerd word om dit te bewijzen.

Hier begint elk onderzoek mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een determinant

A

Een bepalende factor die invloed heeft op een emotie, gedachte of gedraging (de oorzaak van iets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is evolutionaire psychologie

A

De wetenschap die voor psychologische gedraging/gedachten een oorzaak zoekt in de evolutie en erfelijke gedragingen van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is natuurlijke selectie

A

Het verschijnsel dat organisme met bepaalde kenmerken beter kunnen overleven waardoor ze meer kans hebben op overleven en voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is persoonlijkheidspsychologie

A

Sociaal gedrag verklaren aan de hand van individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is sociologie

A

De wetenschap die zich richt op de brede effecten van sociale, economische, politieke en historische factoren die gemeenschappen beinvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een construct

A

De manier waarop mensen hun sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren.
Je kan pas begrijpen hoe mensen beïnvloed worden door hun sociale wereld op het moment dat je weet hoe mensen hun sociale wereld zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de fundamentele atributiefout

A

De neiging om iemands gedrag te veel af t schuiven op hun persoonlijke eigenschappen en weinig rekening te houden met externe factoren. (gebeurt vooral in westerse culturen)

Als mensen iets fout doet licht dit aan hunzelf.

Word gebruikt om gedrag van ander af te doen als dom/gestoord om het gedrag zo van jezelf af te schuiven. Dit vergroot juist de kans dat dit jezelf overkomt omdat je minder bewust word van het effect dat sociale invloed op je kan hebben.

Verminderd het begrip dat je hebt voor anderen kunt hebben omdat je het probleem vereenvoudigt. Kan lijden tot victum bleaming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een atributie

A

Het van oorzaken voorzien van het eigen of andermans gedrag om het gedrag zo een verklaring te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de voornaamste motieven om een construct te vormen

A

De behoefte om de wereld zo accuraat mogelijk waar te nemen (accuraatheidsmotief).

De behoefte voor een positief zelfbeeld (zelfverheffingsmotief).

Biologische drijfveren honger, dorst pijn

Emotie: Angst, liefde, goedkeuring

Behoefte aan controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houd het zelfverheffingsmotief in

A

Mensen vervormen vaak de wereld voor een beter zelfbeeld/goed gevoel.

Word gebruikt om gedrag achteraf te rechtvaardigen, staat verandering en zelfverbetering in de weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is sociale cognitie

A

Het selecteren interpreteren onthouden en gebruiken van sociale informatie om te oordelen en te beslissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houd het accuraatheidsmotief in

A

De behoefte van mensen om een beeld te creëren dat zo veel mogelijk met de werkelijkheid overeenkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de selffulfillingprophecy

A

Je verwacht gedrag van een bepaald persoon, hierdoor ga je op zoon manier handelen naar deze persoon dat deze verwachting uitkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom sociale psychologie, wat is het nut

A

-we zijn nieuwsgierig
-bijdrage aan de oplossing voor maatschappelijke problemen
-verklaring zoeken van eigen en andermans gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de hindsight bias

A

De neiging van mensen om hun vermogen om een uitkomst te voorspellen te overschatten nadat ze weten wat de uitkomst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het bystanders effect

A

Het fenomeen dat hoe meer mensen bij elkaar zijn hoe minder snel ze geneigd zijn als individu in te grijpen omdat dit het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen laat afnemen, de ander grijpt toch wel in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is cros cultureel onderzoek

A

Onderzoek waarbij proefpersonen afkomstig zijn uit verschillende culturen. Dit laat zien psychologische processen universeel zijn of cultuur gebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is Sociale perceptie

A

De manier waarop we een indruk vormen van anderen mensen, welke factoren daarin meespelen en hoe we een conclusie trekken. Gebaseerd op verbale en non verbale communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is non verbale communicatie

A

De manier waarop mensen opzettelijk of onopzettelijk met elkaar zonder woorden communiceren. Gelaatsuitdrukkingen, stemgeluiden, gebaren, lichaamshouding/beweging, aanraking, oogcontact en de manier van kijken.
Belangrijkste vorm non verbale communicatie: gezichtsuitdrukkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat word bedoeld met coderen en de-coderen
CODEREN: Het vormgeven van de communicatieve boodschappen: de zender codeert gedachtes en gevoelens naar woorden, beelden en lichaamstaal. DE-CODEREN: het vertalen van de communicatieve boodschap van de ontvanger; ontvanger moet een boodschap decoderen van de zender om hem juist te interpeteren.
26
Welke emoties hebben een universele gelaatsuitdrukking
Blijdschap, woede, verassing, angst, afschuw en verdriet. UITZONDERING: Aziatische mensen hebben meer overlap in emoties, minder universeel gelaatsuitdrukking te zien.
27
Wat word bedoeld met VERMENING VAN EFFECT bij het de-coderen
Een gelaatsuitdrukking waarbij meerdere emoties vermengd zijn, dit is lastiger te decoderen
28
Wat zijn manifestatieregels
Cultuur bepaalde regels over welke non-verbale gedragingen gepast zijn om te laten zien. Japan: negatieve emoties verbergen achter een glimlach Westers: uitingen van verdriet, zoals huilen worden ontmoedigt. Vooral bij mannen.
29
Wat zijn emblemen in communicatie
Non-verbalen symbolische handelingen die specifiek verbalen betekenissen hebben die de meeste mensen van een (SUB)cultuur kennen. Bel beweging bij oor :wereldwijd
30
Wat doe iemand bij Thin-slising
Betekenisvolle conclusies trekken over eigenschappen van andere of producten op grond van extreem kortdurende uitingen van hun gedrag of eigenschappen.
31
Wat houd het primacy effect in
Wat we als eerste over iemand te weten komen tekent de manier waarop we daaropvolgende informatie van die persoon opvangen. Positieve eerste indruk maakt het makkelijker om daarna dingen positief op te vatten.
32
Belief perserverance
Hardnekkig vasthouden aan de eerst getrokken conclusie die je hebt aangenomen over iemand, zelfs als het tegendeel word bewezen.
33
Wat zijn dingen waar de eerste indruk op gebaseerd word, via thin-slising.
-kledingstijl -handdruk -gezichtsuitdrukking -eerste woorden+intonatie -lichaamstaal/houding
34
Waar gaat de atributietheorie over
Het onderzoek naar hoe we bepalen wat de oorzaak is van andermans gedrag. Als iemand zegt goed om je te zien meent hij dit dan, of wil hij wat van je hebben? Mensen zijn amateurwetenschappers die altijd opzoek zijn naar een verklaring van andermans gedrag.
35
Wat is een interne atributie
De oorzaak van iemands gedrag afschuiven op interne factoren. Ouder word boos op kind: komt omdat de ouder een nors persoon is. Bij mensen waar je geen goede relatie hebt word de interne attributie gebruikt als iemand wat fout doet bij goede relaties is dit tegenovergesteld.
36
Wat is een externe atributie
Het gedrag van iemand komt door de situatie. Ouder word boos op kind: komt omdat het kind zich niet goed heeft gedragen. Bij mensen waar je een goede relatie mee hebt word de externe attributie gebuikt wanneer iemand iets fout doet bij slechte is dit tegenovergesteld.
37
Wat is het coveratiemodel
Een theorie die ervan uitgaat dat mensen om een attributie van iemands gedrag maken, gaat kijken naar meerdere voorbeelden van iemand waarop ze dit gedrag vertonen in verschillende situaties. Om te kijken of dit te maken heeft met bepaalde causale factoren. Factoren die meespelen bij het maken van een attributie: -consensus: hoe gedragen anderen zich ten opzichte van de consensus, Zouden anderen ook boos worden in deze situatie? -informatie over onderscheidend vermogen: Krijgen anderen dezelfde reactie. Zou je vriend ook zo boos worden op anderen als ze een afspraak vergeten? -Informatie over consistentie: Word dit gedrag vaker vertoont in deze situatie. Word je vriend vaak boos als je een gemaakte afspraak vergeet? Je leent je iets van een vriend en raakt dit kwijt, je vriend word erg boos op je en schreeuwt tegen je. Lage consensus+ Laag onderscheidend vermogen +hoog consistentie= interne attributie Hoge consensus+ Hoog onderscheidend vermogen+ hoge consistentie= externe atributie
38
Wat is percepuele saillantie
Het fenomeen dat mensen hun conclusie trekken op de informatie die we hebben en doen alsof informatie die we niet hebben/weten niet belangrijk is.
39
Wat is het tweedelige proces van een attributie
Wanneer je eerst een interne attributie maakt over iemands gedrag en vervolgens deze attributie probeert aan te passen door te kijken naar de situatie waar deze persoon zich in bevond. Dit gebeurt meestal niet.
40
Wat zijn zelf dienende attributies
Een manier waarop mensen sucsesen naar zich zelf toeschuiven maar falen naar anderen. Dit doen ze om zelf een goed gevoel te krijgen. Verklaring waarom mensen hun eigen succes afschuiven op interne factoren en eigen mislukkingen afschuiven op externe factoren. Redenen voor zelf dienende attributies: -positief zelfbeeld -positief beeld naar buiten uitstralen -gebrek aan informatie
41
Wat is de blinde vlek-bias
De neiging om te denken dat andere mensen gevoeliger zijn voor attributiefouten dan wijzelf. Verwijst naar de blinde vlek in ons denkproces.
42
Wat is het verschil tussen holistisch en analytisch denken
Analytisch denken concentreert zich op eigenschappen van mensen en besteed minder aandacht aan context/situatie. Holistisch denken concentreert zich meer op het totaal beeld, dus op de persoon en de context.
43
Wat is een attitude
Een houding tegenover mensen of objecten
44
Uit welke componenten is een attitude gebaseerd
-affectieve component: ons gevoel bij iets/iemand -cognitief: attitude gebaseerd op de kennis van iets/iemand plus en minpunten -op gedrag gebaseerde attitude: Wanneer je je attitude baseert op de manier dat je je tegen iets of iemand gedraagt. Vind je achtbanen leuk? ik ga vaak in achtbanen dus dan zal ik het wel leuk vinden.
45
Hoe kunnen op affect gebaseerde attitudes ontstaan?
Klassieke conditionering: een bepaalde stimulus die een respons oproept herhaalt zich tegelijk met een neutrale stimulus. Gebeurt dit lang genoeg roept de neutrale stimulus dezelfde respons als de eerste stimulus. Voorbeeld: je bokste vroeger, hier was je altijd blij, het stonk naar zweet, op termijn, zelfde emotionele respons van zweet geur, dus een blij gevoel. Operante conditionering: frequentie van gedrag uit vrije wil word hoger als hier beloning tegenover staat, of lager bij straf. Voorbeeld: jongen kocht roze shirt, iedereen zij lelijk en homo, dit is onprettig voor jongen, nu negatieve asociatie met roze shirts.
46
Wanneer lijden mensen hun attitude af uit hun eigen gedrag
-attitude moet zwak zijn -ze kunnen hun gedrag anders niet verklaren
47
Wat is een expliciete attitude
Attitudes waarvan we bewust zijn en we makkelijk kunnen verwoorden Meer geworteld in recente ervaringen
48
Wat is een impliciete attitude
Een onbewuste, automatische houding die je hebt tegenover iets of iemand. Vaak geworteld uit jeugd ervaringen
49
Wat is attitude toegankelijkheid
Hoe snel en gemakkelijk een attitude bij je opkomt als reactie op een object, persoon of situatie ziet. hoe sneller hoe hogere toegankelijkheid hoe sneller het iemands gedrag bepaald. Hoe meer directe ervaringen met een attitudeobject hoe meer attitudetoegankelijkheid.
50
Wat is de theorie van gepland gedrag
Theorie die stelt hoe je het best gepland gedrag kan voorspellen. Gebaseerd op drie punten. -Attitude ten opzichte van gedrag: hoe specifieker de attitude ten opzichte van het gedrag hoe beter te voorspellen. -subjectieve normen: de opvating die iemand heeft hoe belangrijk anderen tegen het gedrag aankijken -ingeschatte controle over het gedrag: hoe makkelijk is het om bepaald gedrag te vertonen
51
Wat is persuasieve communicatie
Een boodschap waarbij je een bepaalde kant van een probleem of onderwerp bepleit met de bedoeling om anderen te overtuigen. Je kunt kiezen voor feiten/cijfers en voor de emotionele benadering.
52
Wat is het elaboration likelihood-model
Theorie over twee routes tot informatieverwerking die kunnen lijden tot attitude verandering. Centrale route: maakt gebruik van feiten en cijfers, is het best te gebruiken als mensen de motivatie en de mogelijkheid hebben om grondig aandacht te besteden aan de argumenten. Perifere route: Maakt gebruik van oppervlakkige verwerking, aantrekkelijkheid van bron en vormgeving. Word vooral gebruikt wanneer er geen motivatie/ mogelijkheid is om aandacht aan de argumenten te geven. Bij hoge persoonlijke relevantie is de sterkte van de argumentatie belangrijk om in te stemmen, bij lage persoonlijke relevantie is vooral de deskundigheid/aantrekkelijkheid van de bron belangrijk.
53
Wat houd de heuristisch-systematisch model van overtuiging in
Het heuristisch-systematisch model is een theorie over hoe mensen informatie verwerken en overtuigd raken van iets. Het model zegt dat we op twee manieren kunnen nadenken over informatie: Systematische verwerking: diep nadenken, je denkt kritisch en zorgvuldig na over de inhoud en logica van argumenten. Heuristische verwerking: snel en oppervlakkig, snelle aannames die mensen gebruiken om snel/efficiënt te kunnen oordelen. Als een expert het zegt zal het wel kloppen, als er zoveel argumenten voor zijn zal het wel kloppen.
54
Wat is het kameleoneffect
Mensen nemen vaak onbewust de houding en gedrag van de mensen tegenover hun aan.
55
Wat is stereotypendreiging
De angst die mensen uit een minderheidsgroep ervaren dat hun gedrag een cultureel stereotype bevestigt.
56
Wat is conformisme
Het veranderen van je gedrag/mening onder invloed van een groep
57
Waarom conformeren mensen zich aan informationeel conformisme
-onduidelijke situaties -situaties die van belang zijn -Crisis situaties -situaties waarin anderen deskundig zijn
58
Wat is informationeel conformisme
Het aanpassen aan een groep, omdat we de groep gebruiken als informatie bron omdat we niet zo goed weten hoe we ons moeten gedragen. Je denkt dat de ander beter weet hoe ze zich moeten gedragen. Hoe belangrijker het voor de persoon is om iets accuraat uit tevoeren hoe sneller deze vorm van conformisme
59
Wat is innerlijke acceptatie in het conformisme Wat is publieke volgzaamheid in het conformisme
Conformeren aan anderen vanuit een oprechte overtuiging dat wat zij doen of zeggen juist is. Zich naar buiten toe aansluiten bij een groep zonder dat je echt gelooft in wat de groep zegt of doet
60
Wat zijn sociale normen
De regels die een groep hanteert voor acceptabel gedrag en acceptabel waarden en opvattingen van zijn leden
61
Wat is normatief conformisme
Jezelf aanpassen aan een groep zodat de groepsleden je leuk gaan vinden, angst voor afwijzing.
62
Wat is de sociale impacttheorie
Deze theorie stelt onder welke omstandigheden mensen het snelst aan normatief conformisme zullen doen. -sterke/status van de groep -nabijheid van de groep -groepsgrote, grotere groep sneller conformeren, te grote groep steeds minder conformeren.
63
Wat is eigenzinnigheidscrediet
Als iemand zich vaak genoeg aan een groep conformeert bouwt dit op termijn krediet op om je afwijkend te gedragen
64
Wanneer conformeren mensen minder snel
-als je een bondgenoot in de groep hebt, een gelijk gestemde. -als je uit een individualistische cultuur komt
65
Wat is minderheidsinvloed
wanneer de minderheid van een groep het gedrag/opvattingen van de meerderheid beïnvloed. Dit gebeurt als: -standpunt lange tijd uitdragen -er enkele bondgenoten zijn -consistent en helder -niet te extreem zijn -coöperatief overkomen
66
wat zijn injuctieve normen Wat zijn descriptieve normen
Injuctief: normen die voortkomen uit wat we denken dat anderen goed/afkeuren. Descriptieve: normen die voortkomen uit onze perceptie van hoe mensen zich daadwerkelijk gedragen
67
Wat is de voet tussen de deurtechniek
Mensen eerst om een kleine gunst vragen om ze vervolgens een grotere gunst te vragen, zo zeggen ze sneller ja tegen de grotere gunst.
68
Wat is de deur in het gezichttechniek
Een techniek waarbij je mensen eerst om een grote gunst vraagt en daarna om een kleine, dan lijkt het kleine verzoek minder voor te stellen,
69
Wat is propaganda
Doelbewuste, systematische poging om attitudes en gedrag van de massa te beïnvloeden, vaak met emotioneel geladen informatie.
70
Wat is gehoormzaamheid
Een verandering van iemands gedrag als gevolg van de invloed van iemand zijn autoriteit.
71
Wat is interdependentie
Een wederzijdse afhankelijkheid tussen twee of meer mensen.
72
Wat is de need to belong
De fundamentele behoefte van mensen om te worden geaccepteerd in relaties en deel uit te maken van sociale groepen. Aangeboren, komt voort uit evolutie, vroeger overleefden groepen makkelijker.
73
Wat is de theorie van optimaal onderscheidend vermogen
Theorie die stelt dat mensen behoeften hebben aan inclusie(bij een groep horen) en aan differentiatie( onderscheiden van andere mensen/groepen)
74
Wat is het verschil tussen sociale normen en groepsnormen
Sociale normen zijn op meso/macro gericht. Groepsnormen micro, kleinere groepen.
75
Wat zijn functionele rollen
gemeenschappelijke verwachtingen over hoe bepaalde groepsleden zich dienen te gedragen.
76
Wat is groepscohesie
De hechtheid van een groep -groepscohesie bevordert functioneren van een groep, goed functioneren bevorderd groepscohesie. -homogeniteit bevordert groepscohesie
77
Wat zijn voor/nadelen van groepsdiversiteit
Groepsdiversiteit bevordert groepsprestaties, creativiteit, uitwisseling van informatie en flexibele probleemoplossing. Nadelig voor groepscohesie en conformisme
78
Verschillende fase groepsontwikkeling
VORMFASE: verzamelen van info over omgangsvormen STORMFASE: opstand en uiting van irritaties hierna NORMFASE: vormen van een eenheid PRESTATIEFASE: presenteren en doelen bereiken. AFSLUITFASE: afscheid nemen
79
Wat is sociale facilitatie
Je voert een makkelijke taak uit terwijl er mensen mee kijken. Dit zorgt ervoor dat je vaak beter gaat presteren.
80
Wat is sociale inhibitie
Je voert een moeilijke taak uit terwijl mensen meekijken, dit zorgt ervoor dat je minder presteert. (komt door zenuwen)
81
Redenen voor opwinding bij aanwezigheid van anderen
-Anderen maken je meer alert en waakzaam -Ze maken ons zenuwachtig, omdat (we denken dat) ze ons beoordelen. -Ze leiden ons af
82
Wat is social loafing
De neiging van mensen om minder hun best te doen als ze in een groep werken en mensen hun individuele prestaties kunnen beoordelen.
83
Wat is de-individuatie
Er ontstaat anonimiteit omdat mensen heel erg opgaan in een groep, dit lijd tot impulsief en afwijkend gedrag. -mensen voelen zich minder verantwoordelijk voor eigen gedrag. -mensen houden zich meer aan groepsnormen ook als die extreem zijn.
84
Wat is procesverlies
Elk denkbaar aspect van groepsinteractie dat goede probleemoplossing in de weg staat. Redenen van procesverlies: -Groepen doen niet voldoende hun best om te kijken wie het meest competent is. -Competente leden vinden het niet fijn om tegen de rest in te gaan -unieke informatie word niet gedeeld -groepsdenken
85
Welke vereisten zijn nodig om groepen beter te laten presteren dan individuen
-groepsleden mogen onafhankelijke mening geven -Ze afgaan op de persoon met meeste expertise -groepsleden zijn gemotiveerd een oplossing te vinden die het best voor het collectief is
86
Wat is groepsdenken
Wanneer het belangrijker is om hechtheid en solidariteit in stand te houden dan op een realistische manier naar feiten te kijken. Grote groepscohesie en sturende leiders vergroten deze kans
87
Hoe voorkom je groepsdenken
-De leider moet niet sturen maar neutraal -naar externe meningen vragen -subgroepen maken die het eerst bespreken en daarna gezamelijk -vragen naar anonieme meningen
88
Wat is de risky shift
Het fenomeen dat als individuele leden van groepen naar risicovolle beslissingen neigen de groep dit idee versterkt.
89
Wat is de Conservative shift
Het fenomeen dat als individuele groepsleden veilige beslissingen willen nemen dit idee door de groep versterkt word.
90
Wat is groepspolarisatie
De neiging van groepen om beslisingen te nemen die extremer zijn dan de aanvankelijke neiging van individuele leden. Redenen: -groepsleden komen met argumenten die elkaar versterken/ondersteunen -om leuk gevonden te worden: nemen mensen standpunten van hun groepsgenoten in maar dan net wat extremer.
91
Waar gaat de theorie van de geboren leider vanuit
Dat bepaalde eigenschappen iemand een goede leider maken ongeacht de situatie.
92
Waar gaat de contingentietheorie van uit
Effectief leiderschap hangt af van hoe taak en hoe persoonsgericht een leider is. -taakgerichte leider, werkt het best in extremen situaties, het gaat heel goed/slecht -persoonsgerichte leiders, werkt het best in gematigde situaties
93
Wat is een sociaal dillema
Een conflict waarbij de handelswijze die het gunstigst is voor het individu, schadelijk is voor iedereen als iedereen de keuze voor het individu maakt. VB: er zijn 10 mensen Keuze: 1eu voor mezelf, 0,5eu voor iedereen. Kanttekening: als meer dan de helft 1 eu kiest, krijgt niemand wat.
94
Wat is de voor wat hoort wat strategie
Strategie om samenwerking te stimuleren: Eerst doe je coöperatief, hierna steeds hetzelfde als je tegenstander de vorige ronde deed.
95
Wat is een integratieve oplossing
Een oplossing voor een conflict waarbij beide partijen compromissen sluiten: compromissen worden vooral gesloten op punten de voor zichzelf minder belangrijk zijn.
96
Wat is agressie
Bewust gedrag dat het doel heeft een ander te kwetsen of pijn te doen.
97
Wat is assertief gedrag
Opkomen voor het eigenbelang zonder het belang van de ander te schade
98
Wat is geweld
Een extreme uiting van agressie, moord, aanranding/verkrachting, oorlogssituaties.
99
Wat is vijandige aggresie
Een agressieve daad die voortkomt uit gevoelens van woede
100
Wat is instrumentele aggresie
Agressie als middel om een ander doen te bereiken Voorbeeld: De ME schiet een wegrennende overvaller in het been om hem op te pakken. vaak ook een combinatie van vijandig en instrumentaal agressie
101
Evolutionaire zienswijze op agressie
-Agressie is bij manen evolutionair, was nodig om hun groep te verdedigen en zich voort te planten Redenen voor agressief optreden mannen: --Dominantie aan andere mannen laten zien waarmee ze status verschaffen -uit seksuele jaloezie, hun vrouwen mogen geen seks met andere mannen Vrouwen uiten agressie om kinderen te beschermen.
102
wat is de Uitdagingshypothese
er is alleen een verband tussen testosteron en agressie als de kans op voortplanten groot is
103
Wat is de duale-hormoonhypothese
Testosteron houd alleen verband met agressief gedrag op het moment dat het stresshormoon cortisol laag is. Is cortisol en testosteron hoog dan juist minder agressief gedrag
104
Feitjes over agressie
collectivistische culturen= minder agressief mannen meer fysiek geweld vrouwen meer relationeel geweld In een situatie van provocatie zijn mannen en vrouwen even agressief
105
Wat is relationeel geweld
Kwetsen, manipuleren, roddelen, laster en valse geruchten, vermijding, uitsluiting, schelden
106
Wat is de sociaal cognitieve-leertheorie
agressie word door een groot gedeelte aangeleerd door anderen te observeren en imiteren.
107
Verschillende triggers voor agressie
FYSIOLOGISCH -alcohol -hitte -pijn SOCIALE SITUATIES -frustratie -idee dat iemand je dwarsboomt -geprovoceerd worden -aanwezigheid van wapens
108
Wat is relatieve deprivatie
De waarneming dat jij of je groep minder heeft dan je verdient, verwacht of als anderen.
109
Wat zijn seksuele scripts
Regels omtrent geaccepteert seksueel gedrag afhankelijk van sekse, leeftijd, religie, sociale status
110
Waarom vergroten agressieve games en spelletjes de kans op agressief gedrag
-het vergroot je opwinding -Lokt neiging uit om gewelddadige karakters te imiteren -Verandert social scripts: toegestane manier van gedrag wanneer we boos of gefrustreerd zijn
111
Wat houd catharsis in
Het idee dat stoom afblazen, door een agresieve daad te verichten. De kans op meer agressief gedrag verkleint. Dit klopt niet, werkt omgekeerd
112
Hoe kom je het best van woede af
-rust momentje pakken(tot 10 tellen, rustig in/uit ademen) -op rustige toon vertellen je boos bent en te zeggen hoe dat komt. -iets vanaf een perspectief van een fictief derde persoon te bekijken -erover schrijver
113
Wat als iemand boos op jouw is
Oprechte excuses aanbieden Niet je eigen gedrag verklaren