spijsvertering Flashcards

(51 cards)

1
Q

wat is pylorussternose en hoe stel je deze diagnose?

A

de dieren braken veel. het kan aangeboren zijn of door een reactie van het weefsel. de diagnose stel je door met een sonde contrastvloeistof in te brengen in de maag en vervolgens daarvan een radiografie opnamen te maken. slechts een deel van de vloeistof zal doorstromen naar het duodenum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat scheidt het pars ascendens van het duodenum van het pars descendens van het duodenum?

A

arteria mesenterica cranialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

plica duodeno-colica verbindt?

A

het colon descendens met het duodenum pars ascendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

van het duodenum pars descendens naar de wervelkolom loopt?

A

mesoduodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer plica duodeno-colica stopt krijg je?

A

flexura duodeno-jejunalis craniaal en ventraal van deze plica. dorsaal en aan de caudale kant begint dan het rectum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar is het ileum bekangrijk voor?

A

voor de afweer. peyerse platen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verbindt de milt met de maag in het omentum majus?

A

lig. gastro-lienale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke nier ligt verder caudaal

A

de linker nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waardoor worden de niet beschermd?

A

uitsteeksels van de lendenwervels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klinisch belang van het foramen epiploïcum?

A

jejunum slingeringen kunnen hierin terecht komen, deze worden dan afgesnoerd, er treed dan necrose op en er komen dan toxische stoffen vrij. het dier gaat in shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de referentie punten van het foramen epiploïcum?

A

craniaal: processus caudatus van de lever. caudaal: pars cranialis van het duodenum. dorsaal: vena cava caudalis. ventraal: poortader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

omentum minus verbindt?

A

de lever met de maag en de lever met de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe herken je de poortader?

A

hij is blauw en zit in het omentum minus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar hecht het omentum majus aan?

A

curvatura major van de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is er speciaal aan het jejunum van de kat?

A

heeft een gekarteld uitzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar ligt de galblaas?

A

mediaal van de lobus dexter pars medialis en lateraal van de lobus quadratus. de galblaas is zichtbaar aan de facies visceralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

aan welke kant van de mediaanlijn ligt de cardia van de maag

A

links, net zoals de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar hecht het omentum minus vast

A

bij de lever hilus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waaruit is het lig. falciformes ontstaan

A

vena umbilicalis, loopt van facies diafragmatica richting de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ventraal mesenterium

A

omentum minus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

dorsaal mesenterium

A

omentum majus

22
Q

ductus pancreaticus accesorius

A

dorsaal en mondt uit in papilla duodeni minor

23
Q

benoem de lagen bij de anaalzakjes

A

huid –> zona cutanae ani (huidzone van de anus) –> linea anocutane ani (overgang van huid naar anus)
–> zona culumari ani (zuilvormen)

24
Q

milt-nier band

A

lig. Lieno-renalis LINKS, hierachter kunnen jejunum slingeringen blijven hangen

25
aan welke kant ligt het caecum
RECHT
26
wat onderscheidt het aglandulaire deel van het glandulaire deel van de maag?
margo plicatus
27
verwijding van het duodenum bij Eq.
ampulla duodeni
28
wat verbindt het lig. hepatorenale
de rechter lever lob met de rechter nier
29
wat verbindt het pars ascendens met het pars descendens
pars transversum
30
beschrijf het colon van het paard
het colon bestaat uit een groot stuk pars ascendens die 2 hoefijzers boven op elkaar vormen. het begint rechts met het colon ascendens dexter ventralis, dit deel gaat via de flexura diafragmatica ventralis over in het colon ascendens sinister ventralis, hier op volgt een bocht tegen de zwaartekracht in genaamd flexura pelvina, na de flexura pelvina begint colon ascendens sinister dorsalis, via de flexura diafragmatica dorsalis gaat dit over in colon ascendens dexter ventralis. hierop volgt het pars transversum van het colon. daarna begint het colon descendens. het mesocolondescendens is heel lang en maakt rectaal onderzoek mogelijk
31
beschrijf het caecum van het paard
de kop van het caecum ligt caudaal. de apex ligt craniaal richting het uiteinde van het borstbeen. er zitten 4 teniae en vele haustrae op het caecum. de insnoeringen tussen de haustrau heten plica semilunaris.
32
waaraan hecht de laterale teniae van het caecum bij het paard
plica caeco-colica
33
waaraan hecht de dorsale teniae van het caecum bij het paard?
lig. ileo-caecalis
34
wat verbindt het colon ascendens ventalis met het colon ascendens dorsalis bij het paard?
lig. intercolicum
35
beschrijf de 3 vormen van koliek bij een paard
koliek thv de maag: door de sterke cardiasfincter kan het paard niet braken en zet de maag uit, wat zorgt voor kramp. zandkoliek thv het caecum. door de zwaartekracht zakken zanddeeltjes naar de apex van het caecum en gaat daar schuren. dit zorgt voor kramp. obstipatiekoliek thv de flexura pelvina. als het hooi niet met voldoende water is gemengd blijft de voedsel brei hangen en dit zorgt voor kramp
36
het duodenum ligt... en het colon descendens ligt ..
het duodenum ligt recht en het colon descendens ligt links
37
wat is het ligamentum recto-coxigeus
gladde spiervezel wat het rectum verbind met het "stuitbeen".
38
zitten er op het jejunum teniae
nee
39
in welk opzicht verschilt de lever van het paard met het algemeen beeld
GEEN galblaas GEEN processus papilaris GEEN opdeling van de rechter lever lob het linker deel van de lever ligt meer naar caudaal waardoor het linker ligament langer is dan het rechter
40
aan welke zijde van de milt ligt de hilus
facies visceralis, dan ligt de hilus veel meer beschermt dan aan de facies parietalis
41
waaruit ontstaat het lig. gastro-lienalis
omentum majus
42
wat heeft de maag van de varken en van het rund omdat het een zwakke pylorus sfincter heeft?
torus pyloricus
43
ventriculair diventrikel, wat is dat als we over de maag van een varken spreken?
een soort flapje op het aglandulaire deel van de maag
44
beschrijf het colon van het varken
het colon ascendens is een kegel. er zijn 2,5 centripentale windingen naar beneden en weer 2,5 centrifugale windingen omhoog. de centripentale windingen hebben haustrau en teniae waardoor ze te onderscheiden zijn van de centrifugale windingen.
45
aan welke kant ligt bij het varken het caecum
LINKS doordat de colon kegel rechts ligt.
46
waarin wijkt de lever van een varken af van de algemene bespreking
bijna geen processus papilaris en diepere insnoeringen
47
welke vorm heeft de milt van een paard>
zeisvormig
48
welke vorm heeft de milt van een varken
tongvormig
49
waaruit bestaat de slokdarm sleuf?
sulcus reticularis + sulcus omasi
50
wat is de functie van de boekmaag
zuig en zeef
51
wat heeft de lebmaag van een koe wat speciaal is
plicae spiralis thv van de fundus