starberries Flashcards

(553 cards)

1
Q

De arteria subclavia gaat over in de arteria axillaris. Welke anatomische structuur geeft de grens aan?

A

1e rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het latijnse woord voor duim?

A

pollux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Met welk gewricht zit de schouder aan de romp?

A

het acromioclaviculaire (AC) gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

T.o.v. de m. teres minor ligt de m. teres major?

A

caudaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De arteria brachialis is een voortzetting van de arteria axillaris. Welke anatomische structuur markeert de overgang?

A

musculus teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke rotatorcuff spier heeft een insertie aan het tuberculum minus?

A

musculus subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke rotatorcuffspieren hebben een insertie aan het tuberculum majus?

A

supraspinatus
infraspinatus
teres minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoeveel rotator cuff spieren zijn er?

A

4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de rotator cuff spieren?

A

supraspinatus
infraspinatus
teres minor
subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar ligt de pees van de lange biceps kop?

A

in de biceptale groeve (sulcus intertubercularis), deels intra-articulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zit de lange biceps kop aan vast?

A

een tuberculum boven het glenoïd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zit de korte biceps kop aan vast?

A

het coracoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

met welke diagnostiek kan een pop eye worden bevestigd als er twijfel is over de diagnose?

A

echo of MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met welk gewricht zit de schoudergordel aan het axiale skelet?

A

sternoclavicularis (hiertussen zit het AC gewricht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke ligamenten zijn geruptureerd bij een AC luxatie?

A

Ligamentum acromioclaviculare, het ligamentum coracoclaviculare (lig.
conoideum en het lig. trapezoideum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke oppervlakkige spieren gaan van romp naar arm?

A

musculus pectoralis major
musculus latissimus dorsi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke oppervlakkige spieren gaan van romp naar schouder?

A

musculus trapezius
musculus levator scapulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke oppervlakkige spieren gaan van schouder naar arm?

A

musculus deltoideus
musculuus triceps brachii
de rotator cuff spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van de musculus pectoralis major?

A

anteflextie en adductie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van de musculus levator scapulae?

A

optillen van het schouderblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van de musculus deltoideus?

A

abductie (optillen van de arm), ook ante en retroflectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de origo van de musculus deltoideus?

A

3 origos (pars clavicularis, pars acromialis en pars spinalis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van de musculus triceps brachii?

A

extensie van de elleboog en retroflextie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de functie van de musculus biceps brachii?

A

flexie van de elleboog en anteflexie van de arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
welke spier moet worden losgemaakt voor een deltopectorale benadering (ventraal) van de schouder?
musculus subscapularis
26
Welke vene loopt tussen de musculus deltoideus en de musculus pectoralis major?
vena cephalica
27
Door welke zenuw wordt de musculus deltoideus geinerveerd?
nervus axillaris
28
Door welke zenuw wordt de musculus pectoralis major geinnerveerd?
nervus pectoralis lateralis en nervus pectoralis medialis
29
Welke spieren hebben naast de musculus subscapularis een endoroterende functie?
musculus pectoralis major, musculus latissimus dorsi, musculus teres major
30
Welke namen hebben de arteriën vanaf de truncus brachiocephalica tot de hand?
A. subclavia , A. axillaris , A. brachialis, A. radialis , A. ulnaris
31
uit welke fasciculi ontspringt de nervus radialis?
fasciculus posterior
32
uit welke fasciculus ontspringt de nervus axillaris?
fasciculus posterior
33
Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus medialis?
nervus ulnaris nervus medianus
34
uit welke fasciculus ontspringt de nervus ulnaris?
fasciculus medialis
35
uit welke fasciculus ontspringt de nervus medianus?
vasciculus medialis en lateralis
36
uit welke fasciculus ontspringt de nervus musculocutaneus?
fasciculus lateralis
37
Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus lateralis?
nervus medianus nervus musculocutaneus
38
Welke zenuwen ontspringen uit de fasciculus posterior?
axillaris radialis
39
Welke spieren in de bovenarm worden door de n. musculocutaneus geïnnerveerd?
m. biceps brachii, m. (coraco)brachialis
40
Wat is de voortzetting van de nervus musculocutaneus?
nervus cutaneus antebrachii lateralis
41
Waarin splitst de arteria brachialis?
arteria ulnaris en arteria radialis
42
Waar loopt de nervus medianus?
nervus medianus loopt meestal tussen de 2 koppen (caput humerale en caput ulnare) van de m. pronator teres door
43
Wat is een andere naam voor de nervus radialis ramus profundus?
posterior interosseous nerve (PIN)
44
Waar is de insertie van de biceps pees?
de tuberositas radii
45
Wat heb je als je posterior interosseous nerve (PIN) beklemd raakt?
perifere drukneuropathie / supinator loge syndroom (beknelling door supinator spier 0
46
Wat is een Salter-Harris type 1 fractuur?
Fractuur door epifysairschijf
47
Wat is een Salter-Harris type 2 fractuur?
Fractuur door metafyse en epifysairschijf
48
Wat is een Salter-Harris type 3 fractuur?
Fractuur door epifyse en epifysairschijf
49
Wat is een Salter-Harris type 4 fractuur?
Fractuur door epifyse, metafyse en epifysairschijf
50
Wat is een Swanneck deformiteit?
Hyperextensie in PIP-gewricht en hyperflexie in DIP-gewricht
51
Wat is een Boutonniere deformiteit?
Hyperflexie in PIP-gewricht en hyperextensie in DIP-gewricht
52
Wat is de origo van de flexoren van de pols en hand?
epicondylus medialis
53
Wat is de origo van de extensoren van de pols en hand?
epicondylus lateralis
54
Waardoor wordt de musculus brachialis geinnerveerd?
de nervus musculocutaneus
55
Waardoor wordt de musculus brachioradialis geinnerveerd?
nervus radialis
56
Waardoor wordt de musculus pronator teres geinnerveerd?
nervus medianus
57
Welke spierpees loopt over het olecranon?
die van de musculus triceps brachii
58
via welke benadering van het elleboog gewricht heb je de minste kans op het aanrichten van schade?
de dorsolaterale benadering
59
Welk ligament vormt de carpaal tunnel?
Retinaculum Flexorum / Ligamentum Carpi Transversum
60
aan welke ossale stucturen zit het Retinaculum Flexorum bevestigd aan de ulnaire zijde?
os pisiforme en os triquetrum
61
aan welke ossale stucturen zit het Retinaculum Flexorum bevestigd aan de radiaire zijde?
os scaphoideum en os trapezium
62
Welke anatomische structuren lopen door de carpale tunnel?
9 pezen en een zenuw - Flexor digitorum superficialis (FDS) en FDP ( 2 x 4 ) - Flexor pollicis longus - N. medianus
63
Waar is de insertie van de musculus extensor carpi ulnaris?
metacarpale V
64
Waar is de insertie van de musculus extensor carpi radialis brevis en longus?
metacarpale II
65
Waarvoor is de musculus extensor carpi ulnaris?
extensie van de pols
66
Waarvoor is de musculus extensor digiti minimi?
extensie van de pink
67
Waarvoor is de musculus extensor digitorum communis?
extensie van de vingers
68
Waarvoor zijn de musculus extensor carpi radialis brevis en longus?
extensie van de pols
69
Waarvoor zijn de musculus extensor pollicis longus en brevis?
extensie van de duim
70
hoe heten de verbindingen tussen de pezen van de musculus extensor digitorum?
Vinculae intertendiniae
71
Wat is het effect van de vinculae intertendiniae?
hoe meer verbindingen, hoe lastiger de vingers apart van elkaar te bewegen, maar geeft wel stabiliteit.
72
Hoe veel loges zijn er aan de dorsale zijde van de pols?
6
73
Door welke structuren wordt de “tabatiere anatomique” gevormd?
M. extensor pollicis brevis en M. extensor pollicis longus
74
Wat loopt er door loge 1?
M. abductor pollicis longus en M. extensor pollicis brevis
75
Wat loopt er door loge 2?
M. ext carpi radialis brevis en M. ext carpi radialis longus
76
Wat loopt er door loge 3?
M. ext pollicis longus
77
Wat loopt er door loge 4?
M. ext digitorum communis
78
Wat loopt er door loge 5?
M. ext digiti minimi
79
Wat loopt er door loge 6?
M. ext carpi ulnaris
80
Wat wordt bedoeld met het opponeren van de duim?
het brengen van de top van de duim naar de andere vingers van dezelfde hand
81
Waarvoor is de musculus carpi ulnaris?
flexie van de pols
82
Waarvoor is de flexor digitorum profundus/superficialis?
flexie van de vingers
83
Waar is de insertie van de musculus flexor carpi radialis?
metacarpale II en III
84
Waarvoor is de musculus flexor carpi radialis?
flexie van de pols
85
Waarvoor is de musculus flexor pollicis longus?
flexie, adductie en oppositie van de duim
86
Waarvoor is musculus palmaris longus?
flexie van de pols
87
Wat is de insertie van de flexor digitorum profundus?
distale phalangen
88
Waarvoor is de flexor digitorum profundus?
flexie van de DIP
89
Wat is de insertie van de flexor digitorum superficialis?
middelste phalangen
90
Waarvoor is de flexor digitorum superficialis?
flexie van de pip
91
Wat zijn pulleys?
ligamentaire verbinding met doel de flexor pezen op zijn plaats te houden
92
Waar liggen pulleys?
aan de volaire zijde van de hand
93
Welke pulleys zijn er?
ligamentum annulare (A-pulleys, 5/vinger) ligamentum cruciata (C-pulleys, 3/vinger
94
Door welke arteriën worden de onderarm / pols / hand en vingers gevasculariseerd?
A. radialis en A. ulnaris
95
Wat vormen de arteria radialis en ulnaris in de palm?
Zij vormen hier een arteriële arcus, welke bestaat uit een arcus superficialis en een arcus profundus
96
Welke zenuwen innerveren de hand?
nervus ulnaris nervus medianus nervus radialis alleen sensibel
97
Wat is dropping hand fenomeen?
uitval van de extensoren van de pols en vingers door uitval van de nervus radialis
98
Wat is predikers hand fenomeen?
uitval van de flexoren van de duim, wijsvinger en middelvinger door uitval van de nervus medianus
99
Wat is een klauwhand?
uitval van de meeste intrinsieke handspieren en van de flexoren van de ringvinger en pink door uitval van de ulnaris
100
Waar is de insertie van de musculus gluteus minimus?
trochanter major
101
Waar is de insertie van de musculus gluteus medius?
trochanter major
102
Waar is de insertie van musculus ilipsoas?
trochanter minor
103
Waar is de origo van de musculus rectus femoris?
spina iliaca anterior inferior
104
Welke spieren vormen de hamstrings?
m. semitendinosus, semimembranosus en biceps femoris
105
waar is de origo van de hamstrings?
tuber ischiadicum
106
Welke spieren vormen de quadriceps?
m. vastus medialis, lateralis, intermedius en rectus femoris
107
Welke spieren vormen de gluteaalmusculatuur?
m. gluteus minimus, medius en maximus
108
Waar komen de drie delen van het os coxae samen?
in het acetabulum
109
Wat zijn de 3 ligamenten van het articulatio coxae gaan richting het been?
Lig. Iliofemorale Lig. Pubofemorale Lig. Ischiofemorale
110
Wat is de functie van de adductoren (van de heup)?
ballanceren van de romp op het been
111
Wat is de insertie van de musculus gracillis?
op de proximale mediale schacht van de tibia
112
Wat is de pes anserinus (ganzenvoet)
m. sartorius, m. semitendinosus en musculus gracilis deze spieren zijn alle drie verantwoordelijk voor flexie van de knie
113
Wat doet de musculus gracillis?
Bij extensie is het vooral een adductor Bij flexie in het kniegewricht komt de insertie van de m. gracilis achter de draaiings as van het kniegewricht te liggen en zal de spier helpen met verdere flexie
114
Wat voor spier is de musculus sartorius?
bi-articulair
115
Wat doet de musculus sartorius?
anteflexie heup, exorotatie heup, flexie in de knie
116
Wat doet de m. quadriceps femoris?
flexie heup en extensie knie
117
Wat voor spier is de musuclus rectus femoris?
bi-articulair, de overige quadriceps spieren zijn monoarticulair
118
Wat voor spier is de m. iliopsoas?
polyarticulair
119
Wat is de origo van de m. iliopsoas?
de m. psoas major heeft zijn origo op de wervellichamen en de processus costales van de L1-L5 (en de processus transversus van T12)
120
Wat doet de musculus iliopsoas?
anteflexie van de heup
121
Bij welke spier hoort het ligamentum patellae?
quadriceps
122
Hoe heet de verdikking in de fascia lata?
Tractus iliotibialis
123
Hoe ontstaat de Tractus iliotibialis?
bij lopen wordt trochanter kop naar buiten geduwd, m. tensor fascia lata spant aan > trekkrachten op de fascie, waardoor de collageen vezels in lengterichting gaan lopen > ontstaan tractus iliotibialis
124
Wat zijn de aBductoren van de heup?
M. tensor fascia lata, m. glutaeus medius en m. glutaeus minimus
125
Waardoor worden de aBductoren van de heup geinnerveerd?
nervus gluteus superior
126
Waaruit bestaan de hamstrings?
musculus biceps femoris musculus semimembranosus musculus semitendinosus
127
Wat is de origo van de biceps femoris?
dorsale zijde van de femur
128
Wat is de origo van de musculus semimembranosus?
tuber ischiadicum
129
Wat is de origo van de musculus semitendinosus?
tuber ischiadicum
130
Wat is de insertie van de musculus biceps femoris?
caput fibulare
131
Wat is de insertie van de musculus
condylus medialis tibiae
132
Wat is de insertie van de musculus semitendinosus?
mediale tibiavlak
133
Welke spieren vormen de begrenzing van de fossa poplitea?
lateraal; m. biceps femoris mediaal; m. semimembranosus
134
Wat doet de musculus gluteus minimus?
abductie
135
Wat is de insertie van de musculus gluteus minimus?
trochanter major
136
Wat doet de musculus gluteus medius?
abductie
137
Wat is de insertie van de musculus gluteus medius?
trochanter major
138
Wat zijn de exorotatoren van het articulatio coxae?
M. Piriformis M. Gemelli inf en sup M. Obturatorius internus M. Obturatorius externus
139
Wat is de insertie van de exorotatoren van het articulatio coxae?
trochanter major
140
Welke spier in het heupgewricht kan worden vergeleken met de musculus deltoideus?
de musculus glutaneus
141
Waar treed de vaatzenuwstreng het been in?
trigonum femorale
142
Welke spieren vormen de begrenzing van het trigonum femorale?
lateraal: m. sartorius mediaal: m. adductor longus craniaal: lig. inguinalis
143
Hoe noemt met de arteriën die van de a. femoralis afsplitsen en de circulatie van het collum femoris en het caput femoris verzorgen?
De a. femoralis profunda met de aa. Circumflexa femoris lateralis en medialis.
144
Welke spieren worden geïnnerveerd door de n. femoralis?
M. sartorius en m. quadriceps femoris
145
Welke zenuw innerveert de adductoren en waar ontspringt deze zenuw?
N. obturatorius, ontspringt uit de plexus lumbalis (L2-L4)
146
Welke zenuw innerveert de aBductoren van de heup?
de nervus glutaneus superior
147
Welke zenuw innerveert de gluteus maximus?
de nervus glutaneus inferior
148
Welke structuren kunnen verkort zijn bij een flexiecontractuur van de heup?
m. psoas major en minor en de m. iliacus (m. iliopsoas), de m. rectus femoris en het heupkapsel
149
Wat is de test van thomas?
je brengt een been omhoog, bij een flexiecontractuur komt het andere been ook omhoog
150
Wat is een trendelenburg gang?
mensen met heupklachten gaan mank lopen, de patient zakt door de aangedane heup
151
Welke spieren verzwakken bij mensen met een trendelenburg gang?
m. gluteus medius en m. gluteus minimus
152
Wat is de test van trendelenburg?
als de patient het gezonde been in 90 graden optilt zakt hij/zij door het been met heupklachten
153
Waar passeert de arteria femoralis van anterieur naar posterieur?
kanaal van Hunter (hiatus adductorius)
154
Welke adductor wordt het meest vaak doorgenomen bij een adductorenotomie?
m. adductor longus
155
Welke adductor kan endorotatie geven?
musculus gracillis
156
Wat is de origo van de musculus gracillis?
os pubis
157
Welke spieren worden geoogst voor een kruisband reconstructie?
musculus gracillis musculus semitendinosus
158
Waar is de insertie van de musculus semitendinosus?
pes anserinus (ganzevoet)
159
Waar is de insertie van de musculus sartorius?
pes anserinus (ganzevoet)
160
Welke benadering wordt door kinderothopedisch chirurgen vaak gebruikt om een heupluxatie te behandelen?
anterieure benadering
161
Hoe werkt de anterieure benadering van de heup?
incisie over crista iliaca tussen m. sartorius en m. tensor fasciae latae
162
Waardoor wordt de musculus sartorius geinnerveerd?
nervus femoralis
163
Waardoor wordt de musculus fasciae latae geinnerveerd?
nervus gluteus superior
164
Wat doet de n. cutaneus femoris lateralis?
innerveert de huid aan de laterale zijde van het bovenbeen
165
Welke zenuw is betrokken bij het pijnsyndroom meralgia paresthetica?
n. cutaneus femoris lateralis
166
Waar zit de origo van de musculus rectus femoris
anterolaterale deel van het heupkapsel
167
Wat is het caput reflexum m. rectus femoris?
een uitloper van de musculus
168
Waar bevindt zich de origo van de m. rectus femoris?
spina iliaca anterior inferior
169
Hoe werkt de posterolaterale benadering van de heup?
De incisie verloopt midden over de trochanter major en buigt over de m. gluteus maximus af naar posterieur richting de spina iliaca posterior superior.
170
Waaruit is de fascia lata opgebouwd?
collageen
171
Welke zenuw innerveert de musculus gluteus medius?
nervus gluteus superior
172
Waar is de insertie van de musculus piriformis?
op de achterrand van de trochanter major.
173
Wat zijn de korte exorotatoren van de heup?
Musculus piriformis Musculus obturatorius internus Musculus obturatorius externus Musculus gemellus superior Musculus gemellus inferior Musculus quadratus femoris
174
Wat is het latijnse woord voor een kanteling naar ventraal (van het acetabulum)?
anteversie
175
bij patiënten met een heupdysplasie wordt het acetabulum naar lateraal en vaak ook naar anterieur over het caput femoris gekanteld wordt Hoe heet deze osteotomie?
peri-acetabulaire osteotomie
176
Uit welke gewrichten bestaat de schouder?
gleno-humeraal acromio-claviculair sterno-claviculair scapulo-thoracaal
177
Wat is kenmerkend voor rotatorcuff disease?
Scherpe pijn bij overhead motion bewegingsbeperking (rom of krachtverlies) Atrofie van infraspinatus spier
178
Welke testen voor rotator cuff disease?
painfull arc test lag test drop arm test external rotation resistance test
179
Wat is de lag test?
bij rotator cuff dissease heeft iemand 'altijd' last bij endorotatie achter de rug
180
Wanneer begint de pijn bij adductie bij een patient met rotatorcuff disease?
bij 60 graden
181
Welke schouder luxatie komt het meest vaak voor, bij wie komen ander soort luxaties voor?
unidirectioneel, anterieur bij trauma. mensen met hypermobiliteit
182
Hoe verlaag je het risico op een recidief schouderluxatie?
door operatieve stabilisatie
183
Welk letsel kan ontstaan aan de humerus kop bij een schouder luxatie?
hill-sachs impressie
184
Welk letsel kan ontstaan aan het glenoid bij een schouder luxatie?
bankart letsel (gescheurd labrum glenoidale aan de onderkant)
185
op welke 2 manieren kan een bankart leasie gerepareerd worden?
open bankart repair arthroscopische bankart repair
186
Wat zijn kenmerken van omartrose?
Oudere patient, Meestal in de heup, nachtpijn, verdwenen gewichtsspleet
187
Wat zijn behandelingen voor omartrose?
Pijnstilling, oefentherapie, prothese
188
Welke botten ontstaan door gebruik?
os pisiforme en patella
189
Wat is het fad pad sign?
vet wordt naar buiten geduwd bij bloeding in articulatio cubiti > breuk
190
Wat is een fractura antebrachii?
zowel ulna als radius gebroken
191
Wat is de behandeling van fractura antebrachii?
fixatie is noodzakelijk
192
Wat is een galeazzi fractuur?
radius fractuur + ulna luxatie
193
Wat is een monteggia fractuur?
fractuur van de ulna, luxatie van de radius
194
Wat is essex lopresti?
luxatie van de ulna, breuk van de radius kop
195
Hoe controleer je de doorbloeding van de hand bij distale radius fracturen?
door naar pulsaties te voelen bij de radius en de ulna
196
Wat is een colles fractuur?
breuk bij extensie van de hand, meest voorkomend
197
Wat is een smith fractuur?
breuk bij flexie van de hand, naar volair gekanteld
198
Bij wie komt een smith fractuur voor?
bij ouderen
199
Wat is een barton fractuur?
een dorsale dislocatie van het distale radiusfragment
200
Wat is een reversed barton fractuur?
een volaire dislocatie van het distale radiusfragment
201
Wat is een chauffeurs fractuur?
een breuk bij het styloid
202
Wat is een die punch fractuur?
breuk van het laterale deel van de tibia
203
Hoe ontstaat een die-punch fractuur?
bij bestuurders bij auto ongelukken
204
Wat is een type A fractuur (AO mbt gewrichten)?
extraarticulair
205
Wat is een type B fractuur(AO mbt gewrichten)?
partieel articulair
206
Wat is een type C fractuur?
compleet articulair
207
Wat is het eerste getal bij de muller AO classificatie?
aanduiding van het bot
208
Wat is de behandeling van een distale radius fractuur?
repositie + gips operatie
209
Wanneer gebruik je een externe fixatie?
bij zwelling van de weke delen
210
Wat is een zondagsarm/ pulled elbow?
radius uit de kom, vaak bij kinderen
211
Welke zenuw kan beschadigd raken na een val op de elleboog?
nervus ulnaris
212
Wat is de hook test?
je kan de biceps pees palperen om te weten of deze gescheurd is
213
Welke spieren voor proneren?
Pronator teres en pronator quadratus
214
Welke spieren voor supineren?
musculus supinator en musculus biceps brachii
215
Wat is synostose radius-ulna?
radius en ulna groeien aan elkaar > geen pro/supinatie
216
Wat is epidcondylitis (tennis elleboog)?
een aanhechtingsprobleem
217
Wat is de behandeling van epicondylitis?
meestal conservatief beleid anders percutane naaldtherapie of operatie (wel fysio)
218
Waardoor kunnen slotklachten aan de elleboog ontstaan?
een los stukje bot
219
Welke diagnostiek bij slotklachten?
arthroscopie
220
Wat is de TFCC?
meniscus van de pols
221
Wat is het gevolg van een TFCC leasie?
instabiele pols, schuiflade radius-pols
222
Wat is de behandeling van een TFCC leasie?
discus fixeren
223
Wat zie je bij een scapholunate ligament leasie?
Op x-hand (met gebalde vuist) afstand tussen os lunatum en os scaphoideum
224
Wat is de behandeling van een SL leasie?
bij <6 weken K-draden bij >6 weken kapselplastiek
225
Wat is de meest voorkomende carpus fractuur?
scaphoid fractuur
226
Hoe diagnostiseer je een scaphoid fractuur?
niet te zien op rontgen foto, drukpijn op anatomische snuifdoos
227
Wat is de behandeling van een scaphoid fractuur?
lang in het gips vanwege slechte doorbloeding soms operatie
228
Wat is een behandel indicatie voor operatie van een scaphoidfractuur?
Vaak nonunion > slecht belastbare pols
229
Wat zijn risicofactoren voor het niet vastgroeien van fracturen?
roken voeding osteoporose
230
Wat is tenosynovitis?
steriele ontsteking van de pezen
231
Wat zijn oorzaken van tenosynovitis?
overbelasting, RA, jicht of amyloidosis
232
Wat zijn symptomen van tenosynovitis door overbelasting?
Pijn, crepitus (kraken), functie verlies, zwelling
233
Wat is de behandeling voor congenitale tenosynovitis?
o Kinderen; conservatief > operatie o Volwassenen; corticosteroid injectie in de peeschede > tenolyse na 2 injecties
234
Waar heb je last van bij een quervain's tenosynvitis?
o Pezen van eerste extensor compartiment; abductor pollicis longus en extensor pollicis brevis
235
Wie heeft erosieve tenosynovitis?
patienten met reumatische artritis
236
Wat is een complicatie van erosieve tenosynovitis?
peesrupturen
237
Wat is de behandeling van erosieve tenosynovitis?
o methotrexaat en anti-TNF o soms operatie
238
Patienten van welke aandoening krijgen klikkende vingers?
DM
239
Waarop berust onbegrepen extentie van een duim vaak?
tendovaginitis congenitalis, nauwe pulley
240
Hoe werkt paracetamol?
Het is een zwakke remmer van COX-1 en COX-2
241
Welke functie van de onderarm is het belangrijkst bij het schrijven?
pronatie
242
Wat is de ratio en/of het doel achter het gebruik van de stok rechts bij klachten aan de heup?
Ondersteunen van de zwakke abductoren links of ondersteunen van de zwakke m. gluteus medius links en m. gluteus minimus links
243
Wat zie je op rontgen bij RA?
subluxaties erosie gewrichtsdestructie
244
Hoe heet het als kraakbeen verbeent?
chondrale osteogenese
245
Hoe werkt chondrale osteogenese?
Osteoblasten uit bloedvaten > kalk afzetten
246
Waaruit wordt de epifisairschijf/groeiplaat gevormd?
chondrocyten
247
Wat is het effect van kracht op botvorming?
hogere kracht > hogere dichtheid > kleinere kans op osteoporose
248
Welke 3 soorten gewrichten zijn er?
- Juctura cartilaginea - Juntura synovialis - Junctura fibrosa
249
Waar vind je junctura cartilaginea?
o Groeischijven o Discus intervertebralis
250
Waar vind je junctura fibrosa?
syndesmosis
251
Waar vind je synoviaal gewrichten?
knie, eleboog, heup, ect
252
Hoe ontstaat de meniscus?
door drukkrachten
253
Wat is de invloed van trekkrachten op vezels?
vezels verlengen
254
Hoe ontstaan uncovertabrale gewrichten?
door het inzakken van wervelschijven in de nek veranderen syndesmoses in synoviale gewrichten
255
Hoe werkt de aanleg van de zenuwen?
zenuwen worden meegetrokken door de spieren spieren zijn samengesteld uit meerdere myotomen > innervatie uit meerdere ruggenmergsegmenten
256
Hoe wordt de bursa gevormd?
door druk op een pees
257
Hoe noem je een ingreep waarbij je kijkt in een gewricht?
athroscopie
258
Hoe noem je een ingreep waarbij je een stuk van een gewricht weghaalt?
resectiearthroplatiek
259
Hoe noem je een ingreep waarbij je een gewricht verstijft?
arthrodese
260
Hoe noem je een ingreep waarbij je een gewricht los maakt?
arthrolyse
261
Hoe noem je een gewrichtspunctie?
arathrocentese
262
Hoe noem je een ingreep waarbij je het synoviaal membraan verwijderd?
synovectomie
263
Hoe noem je een ingreep waarbij je in een bot snijdt?
osteotomie
264
Hoe noem je een ingreep waarbij je twee botdelen verbind?
osteosynthese
265
Hoe noem je een ingreep waarbij je een bot verlengd?
distractie osteogenese
266
Hoe noem je een ingreep waarbij je iets (een tumor) uit een bot haalt?
resectie
267
Hoe noem je een ingreep waarbij je een bot uitlepeld?
exochleatie
268
Waarbij voer je een exochleatie uit?
beninge of laaggradige tumor
269
Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascia insnijd?
fasciotomie
270
Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascie weghaald?
fasciectomie
271
Hoe noem je een ingreep waarbij je de fascie verschuift?
fascieplastiek
272
Welke ingrepen kan je doen aan de bursae?
bursectomie drainage injectie
273
Welke ingrepen worden aan de spieren gedaan?
resectie
274
Wat is een internervous plane?
je gaat tussen spieren door die vanaf een andere kant geinerveerd worden
275
Wat is kinematica?
beschrijving van beweging zonder op de oorzaak te letten
276
Wat is dynamica?
beschrijving verband tussen kracht en beweging
277
Wat is materiaalkunde?
de relatie tussen kracht en vervorming
278
Welke twee botvormen zijn er?
corticaal bot spongieus bot
279
Wat zie je in de opbouw van corticaal bot?
laminae (dit zorgt voor stevigheid)
280
Waarvoor is collageen in botten?
zorgt voor flexibiliteit
281
Wat is het verschil tussen corticaal en spongieus bot?
compact/open sponsachtig poreusheid 5-30%/30-90% minder rek/meer rek bestand tegen grotere spanningen/niet breekt eerder/vervormbaar
282
Beide botvormen zijn anisotroop, wat betekent dit?
mechanische eigenschappen zijn richtingsafhankelijk
283
Wat is de vloeigrens?
de kracht die nodig is om een bot permanent te vervormen
284
Wat is het plastische gebied?
gebied tussen vloeigrens en breekpunt
285
Wat is het elastische gebied?
de hoeveelheid rek dat een bot aankan voordat het vervormd
286
Wat is taaiheid?
Brosse materialen hebben een klein plastisch gebied Ductiele materialen hebben een groot plastisch gebied
287
Welke 3 type vezels zijn er?
collagene vezels elastische vezels reticulaire vezels
288
Waarvoor zijn elastische vezels?
rekbaarheid onder belasting
289
Waarvoor zijn collagene vezels?
sterkte en stijfheid
290
Waarvoor zijn reticulaire vezels?
volume /vorm
291
Waar vind je collagene vezels?
ligamenten en pezen
292
Waar vind je elastische vezels?
wanden van bloedvaten
293
Waar vind je reticulaire vezels?
lever, milt, beenmerg
294
Waardoor wordt het gedrag van weefsels onder belasting bepaald?
orientatie van de vezels eigenschappen collagene en elastische vezels verhouding collagene en elastische vezels
295
Hoe liggen de vezels in een pees en wat is het effect hiervan?
vezels liggen parallel voor hoge trekbelasting in een richting
296
Hoe liggen de vezels in een ligament en wat is het effect hiervan?
vooral in een richting maar ook in andere richtingen voor trekbelasting in beide richtingen. bij een hogere belasting in een bepaalde richting past het ligament zich aan
297
Hoe liggen de vezels in de huid en wat is het effect hiervan?
in alle richtingen voor trekbelasting in alle richtingen
298
Wat zijn kenmerken van een platgewricht?
geschikt voor compressie maar niet voor afschuiving weinig draaibaar
299
Waar vind je platgewrichten?
voet, wervelkolom, sacroiliacale gewricht
300
Wat zijn kenmerkken van een bolgewricht?
minder geschikt voor buigend moment zeer draaibaar geschikt voor grote dwarskrachten/bestand tegen afschuiving
301
Waar vind je bolgewrichten?
heupgewricht, schoudergewricht
302
Welke krachten zijn er in het lichaam?
compressiekracht trekkracht afschuifkracht
303
Wat is een moment?
een kracht op een afstand van een rotatiepunt
304
Hoe ontstaat complex regionaal pijn syndroom (CRPS)?
na trauma/chirurgie
305
Hoe begint CRPS?
met autoinflamatie
306
Waar zitten de klachten bij CRPS?
als een sok of handschoen
307
Wat zijn symptomen van CRPS?
- Pijn - Sensibele stoornissen - Motorische stoornissen - Kleur of temperatuur veranderingen - Zwelling - Transpiratie - Asymetrie - Haar en nagelgroei afwijkingen
308
Wat is het verschil tussen CRPS 1 en 2?
CRPS 1 geen aantoonbare zenuwschade CRPS 2 aantoonbare zenuwschade
309
Wie krijgen vooral CRPS?
vrouwen 50-60 jaar
310
Welk aanvullend onderzoek voor CRPS?
Geen, bij CRPS 2 kan een elextromyogram worden gemaakt
311
Wat is de behandeling van CRPS?
Advies om zoveel te bewegen dat de verergering van de pijn binnen 2 uur is opgeheven
312
Welke pijnstilling voor CRPS?
Geen reguliere pijnstilling, wel co-analgetica zoals tricyclische anti-depresiva of anti-epileptica
313
Hoe werken NSAID's?
het zijn prostaglandine syntase remmers ze remmen de omzetting van arachidon zuur in prostaglandine
314
Hoe werken corticosteroiden tegen pijn?
ze remmen de omzetting van fosfolipiden in arachidonzuur
315
Wat doet aspirine?
- lage dosis preventie coronaire hartziekten, tia en cva - hoge dosis; anti-inflamatoir en pijnbestreiding
316
Wat is het effect van NSAID op de bloedstolling?
het remt tromboxaan en daarmee de plaatjes agregatie
317
Welke COX is voor pijn en inflamatie?
COX-2
318
Wat doet postaglandine naast het veroorzaken van pijn?
beschermd de maag en darmen
319
Wat doet paracetamol?
het is een zwakke cox 1 en 2 remmer Remt koorts en pijn maar niet inflamatie
320
Wat is een belangrijke bijwerking van paracetamol?
lever toxiciteit boven de 3 gram
321
Wat is nociceptieve pijn?
weefsel beschadiging
322
Wat is neuropatische pijn?
zenuwletsel
323
Waarvoor zijn delta vezels?
Directe, scherpe en prikkende pijn
324
Waarvoor zijn C-vezels?
langdurige, diepe en doffe pijn
325
Wat is het verschil tussen delta en C vezels?
delta vezels zijn gemyleniseerd, C vezels niet
326
Wat is hyperalgesie?
verlaagde activatie van affente nocieptieve zenuwen (pijn bij niet pijnlijke stimuli)
327
In welke volgorde word pijn medicatie voorgeschreven?
1a paracetamol 1b NSAID 1c paracetamol + NSAID 2 zwak opioid 3 sterk opioid 4 parenterale toediening van een opioid (buiten het maag-darm kanaal)
328
Wat is fibromyalgie?
chronisch pijnsysdroom (somatisch onbegrepen lichamelijke klacht)
329
uit welk kiemblad ontstaan spieren en bot?
mesoderm
330
Waarom wordt tetracycline gebruikt voor onderzoek naar mineralisatie?
Wordt opgenomen in de mineralisatiezone Fluoriseert in de microscopische coupe waardoor de zones makkelijk zichtbaar zijn
331
Wie krijgen artrose?
- Jonge trauma patienten - Hemofilie - Infecties - oudere patienten jicht reumatische artritis
332
Wat zijn radiologische afwijkingen bij artrose?
o Osteofytvorming o Subchondrale cystevorming o Subchondrale sclerosis o gewrichtspleet versmalling o vormverandering
333
Wat zijn kenmerken van artrose?
- verlies van kraakbeen - subchondraal kraakbeen wordt harder - ontsteking van het synovium (synovitis)
334
Wat voor klachten bij artrose?
gewrichtspijn na belasting stijfheid (<30 min in de ochtend) verminderde flexie of extensie
335
Wat zie je bij LO van artrose?
crepitaties bij beweging gevoeligheid van de gewrichtsspleet benige verbreding van het gewricht
336
Wat zijn indicaties voor aanvullend onderzoek bij artrose?
- atypische presentatie - snelle progressie - bij gewrichtsvervangende prothese
337
Wat zijn indicaties voor een prothese bij artrose?
pijn bij een versleten gewricht
338
Waaruit bestaat kraakbeen
suikerketens (GAGs) collageen chondrocyten hyaluronzuur proteoglycanen water
339
Waar vind je hyalien kraakbeen?
epifysairschijven van pijpbeenderen, in de wand van ademhalingswegen en aan de uiteinden van ribben
340
Welk soort collageen in hyalien kraakbeen?
collageen type 2
341
Welke soorten kraakbeen zijn er?
hyalien vezelig/fibrocartilaginair elastisch
342
Welk type collageen in vezelig kraakbeen?
collageen type 1
343
Waar vind je fibrocartilaginair kraakbeen?
menisci en tussenwervelschijven
344
Waar vind je elastisch kraakbeen?
oorschelp
345
Waar wordt het kraakbeen niet omsloten door het perichondrium?
op gewrichtsvlakken
346
hoe wordt het kraakbeen 'gevoed'?
via het perichondrium
347
Wat zijn de onderscheidende kenmerken van de atlas?
geen corpus, wel arcus ant en post. proc.tranversus met opening. Fascies articularis sup en inf.
348
Wat zijn de onderscheidende kenmerken van de axis?
Dens (voorzijde) Corpus vertebrae met proc. transversus en spinosus. foramen vertebrale
349
Wat zijn onderscheidende kenmerken van C2-C7?
Processus uncinatis (Uncus corporis) lamina arcus vertebrae
350
Welke structuur loopt door het foramen processus transversus?
a. vertebralis
351
Hoe zijn de facetgewrichten in de cervicale wervelkolom gestapeld?
dakpansgewijs
352
Wat is kenmerkend aan thoracale gewrichten?
1) articuleert met de costae op proc. tranv. en corpus vertebrae. 2) stand van de proc. spinosus (gericht naar caudaal Th 3 – Th 9) 3) facet gewrichten staan in het frontale vlak
353
Wat is kenmerkend aan lumbale wervels?
pediculus arcus vertebrae
354
Wat zijn uncovertebrale gewrichten?
de discus intervertebralis in de cervicale gewrichten zijn veranderd in synoviale gewrichten
355
Welk hormoon zorgt dat het os sacrum ruimte maakt voor de bevalling?
relaxine
356
Wat is het gevolg van te snel bewegen met losse ligamenten in het sacroiliacale gewricht na de bevaling?
bekkeninstabiliteit
357
Welke 2 spiergroepen vormen de intrinsieke rugspieren?
De transversospinale spieren en de m. erector spinae
358
Uit welke spieren bestaan de m. erector spinae?
m. iliocostalis cervicis/thoracis/lumborum m. longissimus cervicis/thoracis/capitis m. quadratus lumborum
359
Wat zijn de intrinsieke spieren aan de dorsale zijde van de nek?
m. rectus capitis posterior minor/major m. obliquus capitis superior/inferior
360
Wat zijn de extrinsieke spieren aan de dorsale zijde van de nek?
m. scalenus posterior m. trapezius m. levator scapulae m. splenius cervicis
361
Wat zijn de intrinsieke spieren aan de ventrale zijde van de nek?
m. longus capitis m. longus colli m. rectus capitis anterior m. scalenus anterior
362
Wat zijn de extrinsieke spieren aan de ventrale zijde van de nek?
m. sternocleidomastoideus m. sternohyoideus m. sternothyroideus m. thyrohyoideus
363
Welke spieren zijn verantwoordelijk voor het stabiliseren van de rug?
rugspieren, buikspieren en mm, multifidus
364
Uit welke gewrichten bestaat het articulatio genu?
Art. femoropatellaris; Art. meniscofemorale; Art. meniscotibiale
365
Watvoor gewricht is het articulatio genu?
rolglij gewricht
366
Welke meniscus beweegt mee bij flexie van de knie?
de laterale meniscus
367
Wat is de origo van het ligamentum cruciatum anterius?
mediale zijde condylus lateralis femoris
368
Wat is de insertie van het ligamentum cruciatum anterius?
area intercondylaris anterior tibiae
369
Wat is de origo van het ligamentum cruciatum posterius?
laterale vlak van de condylus medialis femoris
370
Wat is de insertie van het ligamentum cruciatum posterius?
area intercondylaris posterior
371
Bij welke beweging komt het ligamentum cruciatum posterius op grotere spanning te staan?
flexie van de knie
372
Bij welke beweging komt het ligamentum cruciatum anterius op grotere spanning te staan?
extensie van de knie
373
Uit welke gewrichten bestaat het enkelgewricht?
articulatio talocruralis articulatio subtalaris articulatio talocalcaneonavicularis
374
Wat is het bovenste spronggewricht?
articulatio talocruralis
375
Wat is het gewricht van chopart?
articulatio talocalcaneonavicularis
376
Welke beweging kan worden gemaakt in het bovenste spronggewricht?
plantair en dorsaalflexie
377
Welke bewegingen kunnen worden gemaakt in het onderste spronggewricht?
varus en valgus stand
378
Welk gewricht zorgt voor pro en supinatie van de enkel?
articulatio talo calcaneonavicularis
379
Wat is ventraal?
buikzijde
380
Wat is plantair flexie?
extensie
381
Waarom gaat supinatie van de enkel over het algemeen makkelijker dan pronatie?
De laterale malleolus eindigt lager (meer naar distaal) dan de mediale malleolus. Dus de benige structuren alleen al bieden meer ruimte mediaal dan lateraal
382
Welk ligament ligt aan de mediale zijde vanaf de tibia en fibula?
ligamentum deltoideum
383
Welke ligamenten liggen aan de laterale zijde vanaf de tibia en fibula?
Lig. talo-fibulare ant. Lig. calcaneo-fibulare Lig. talo-fibulare post
384
Welke ligamentaire verbinding is er bij het distale art. tibio-fibulare?
syndesmosis tibiofibulare anterior en posterior
385
Wat is de functie van de syndesmosis tibiofibulare anterior?
het in stand houden van de “enkelvork”
386
Waarvoor is de musculus gastrocnemius caput laterale en mediale?
flexie knie en plantairflexie enkel
387
Waarvoor is de musculus soleus?
flexie knie en plantairflexie enkel
388
welke twee spieren komen samen in de achilles pees?
musculus gastrocnemius lateraal en mediaal musculus soleus
389
Wat voor spier is de musculus gastrocnemius?
bi articulair
390
Wat voor spier is de musculus soleus?
mono articulair
391
Wat is de origo van de musculus flexor digitorum longus?
dorsale vlak van de tibia
392
Wat is de insertie van de musculus flexor digitorum longus?
falanx distalis
393
Welke spieren zijn verantwoordelijk voor de plantairflexie van de voet?
musculus flexor digitorum longus musculus tibialis posterior musculus flexor hallucis longus musculus gastrocnemius musculus soleus
394
Wat is de origo van de musculus tibialis posterior?
membrana interossea, tibia, fibula
395
Wat is de insertie van de musculus tibialis posterior?
os naviculare en ossae cuniforme
396
Wat is de origo van de musculus flexor hallucis longus?
dorsale vlak van de tibia, membrana interossea
397
Wat is de insertie van de musculus flexor hallucis longus?
falanx distalis 1
398
Hoe noem je de tunnel waardoor de pezen in de voet lopen?
tarsale tunnel
399
Wat is een jefferson fractuur?
atlas is opengebroken
400
Welk type dens fractuur is het meest instabiel?
type 2 (1 tm 3)
401
Wat is een hangman fractuur?
achterkant van de atlas breekt af
402
Wat is dish?
verkalking van de (anterieure) ligamenten van de wervel
403
Welke spieren gaan van romp naar schouder?
musculus trapezius musculus serratus anterior musculus levator scapulae musculus pectoralis minor musculus rhomboideus
404
Wat is ankylose?
de voorkant van de wervels groeit aan elkaar
405
Wat is de behandeling van ankylose?
altijd opereren
406
Wat zijn risicofactoren voor de ziekte van bechterew?
jongvolwassen man
407
Wat zijn kenmerken van de ziekte van bechterew?
rugklachten sacroilitis enthestitis artritis s'nachts pijn dactylitis psoriasis IBD goede reactie op NSAID's verhoogd CRP
408
met welk HLA type is bechterew geassocieerd?
HLA-b27
409
Wat is sacroilitis?
ontsteking van het sacroiliaal gewricht
410
Welke rontgenafwijking bij sacroilitis?
ossificatie ligamentum longitudinale anterius (pas na 10 jaar)
411
Wat is stap 1 in de behandeling van rugklachten?
NSAID's oefentherapie
412
Wat is stap 2 in de behandeling van rugklachten?
TNF blokkers anti IL-17
413
Wat is scoliose?
- 3d vervorming van de rug - Cobbse hoek (grootste hoek)> 10 graden
414
Wie krijgt vaker scoliose?
vrouwen
415
Wat is functionele scoliose?
scoliose die een beenlengteverschil compenseerd
416
Wat is de convexe zijde van een bocht in de wervelkolom?
de buitenkant bij de bolling
417
Wat is de concave zijde van een bocht in de wervelkolom?
de binnenzijde
418
Hoe zie je het verschil tussen functionele en structurele scoliose?
buktest; Bij een structurele scoliose is een asymetrie in de thorax als de patient naar voren buigt, ribben promineren aan 1 kant naar dorsaa (gibbus/bochel)
419
Wat is vaak de oorzaak van secundaire scoliose?
neuromusculaire aandoeningen
419
Waarbij passen cafe au lair vlekken bij scoliose?
neurofibromatosis type 1
420
Wat is typisch van infantiele scoliose?
links ipv rechts convex
421
wat duidt op bindweefselaandoeningen zoals marfan of ehler danlos bij scoliose?
overmatige striae
422
Wat duidt op intraspinale afwijkingen zoals syringomyelie of diasthemathomyelie bij scoliose?
afwijkende buikhuidreflex holvoet
423
Wanneer kan je afwachten bij scoliose?
bocht <45 graden (bij uitgegroeide kinderen)
424
Wat is de behandeling van scoliose?
afwachten fysio brace operatie
425
Wat zijn doelen van een operatie voor scoliose?
stop progressie bocht voorkomen pijnklachten en longproblemen esthetiek
426
Welke operatie voor scoliose?
dorsale spondylodese
427
Wat zijn voorwaarden voor een brace bij scoliose?
o > 10 jaar o Bocht 25-40 graden o Th8 of lager o Geen eerdere behandeling o Tot 1 jaar post menarche
428
Wat is de meest voorkomende verwekker van spondylodicitis?
staphylococcus aureus
429
Welke diagnostiek voor spondylodicitis?
MRI kweek
430
Welke labwaarde bij spondylodicitis?
verhoogd BSE
431
Wat is spondylolisthesis?
de ene wervel glijd van de ander af
432
Hoe ontstaat degeneratieve spondylolisthesis?
verlies chondroitinesulfaat en water verminderde turgor en elasticiteit discus minder schokbreker functie annulusfibrosus scheurt langzaam > hernia
433
Wat is de prognose van een hernia?
lost zichzelf op
434
Wat is spondylolyse?
breuk van het processus spinosus
435
Bij wie komt spondylolyse vooral voor?
tieners
436
Wat is de behandeling van spondylolyse?
- Bij tieners 3 maanden stoppen met belasten > operatie bij falen conservatief beleid of hoog gradige (3-4) slip - Bij ouderen; fysio > operatie bij falen conservatief beleid als radiculaire klachten op de voorgrond staan
437
Waaruit bestaat het bewegingssegment van Junghanns?
twee wervellichamen de discus 4 facetgewrichten de ligamenten
438
Welke dignostiek bij CWK letsel?
CT in eerste uur anders MRI
439
Wat is type A is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?
compressie van anterieure structuren (corpus)
440
Wat is type B is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?
compressie van anterieure en posterieure structuren (corpus en processus spinosus)
441
Wat is type C is de AO classificatie van wervelkolomfracturen?
verplaatsing van de wervels
442
Wat is de behandeling van een type B of C wervelkolomfractuur?
opereren, stabilisatie van achter
443
Wat is de behandeling van een type A wervelkolomfractuur?
pijnstilling
444
Wat is een laminectomie?
processus spinosus wordt verwijderd voor decompressie
445
Wat zijn alarm signalen voor een wervelkolomtumor?
- Voorgeschiedenis maligniteit - Progresieve bewegingsafhankelijke pijn - Nachtpijn - Neurologische uitval
446
Welke behandeling voor wervelkolom tumoren?
- Radiotherapie eerste keus bij symptomatische metastase - Operatie bij instabiliteit of neurologische uitval
447
Wat zijn de histologische kenmerken van mediaal tibiaal stress syndroom?
micro fracturen verminderde botdichtheid
448
Wat zijn radiologische kenmerken van de ziekte van paget?
Verdikte cortex Grove trabeculatie
449
hoe heet een maligne bot tumor?
osteosarcoom
450
Hoe ontstaan tumoren in het bot?
meestal metastases
451
Wat is myosistis ossificans?
hematoom in een spier calcificeert
452
Wat is callus?
eerste vorm van botgenezing
453
Wie krijgt een niet ossificerend fibroom?
kinderen, het verdwijnt vanzelf
454
Wie krijgt ewing sarcoom?
jonge mensen
455
Hoe zie je op een rontgenfoto hoe kwaadaardig een bottumor is?
hoe scherper begrensd hoe meer kwaadaardig
456
Wat is jicht?
een ontstekingsreactie op urinezuurkristallen
457
Wat zijn de stadia van jicht?
asymptomatische hyperuricaemie (geen jicht) acute jicht chronische jicht
458
Waarom krijgen zoogdieren geen jicht?
die hebben uricase
459
Hoe ontstaat urinezuur?
Purine > xanthine > urinezuur
460
Welke symptomen van acute jicht?
roodheid en koorts
461
Welke labwaarden bij acute jicht?
acute fase eiwitten en leucocytose
462
Waar komt acute jicht voor?
Meestal monoarticulair, vaak MTP I (hallucis)
463
Wat is de behandeling van acute jicht?
- Rust - Ijs - Nsaid’s - Corticosteroiden - Colchicine
464
Wat zijn kenmerken van chronische jicht?
- Gewrichtsdestructie - Erosies - Chronische artritis - Tophi
465
Wat is de behandeling voor chronische jicht?
anti IL-1 urinezuur verlagende theapie; xantine oxidase remmer benzromaron
466
Welke IL1 receptor antagonisten zijn er?
canakunimab anakinra
467
Wat zijn indicaties voor urinezuur verlagende therapie?
>3 aanvallen per jaar tophi erosieve schade
468
Wat doet benzbromaron?
bevorderd uitscheiding van urine zuur
469
Welke xantine oxidase remmers zijn er?
allopurinol/febuxostat
470
Wat zijn contra-indicaties van benzbromaron?
uraatstenen slechten nierfunctie
471
Wie krijgt jicht?
oudere mannen
472
Wie krijgt pseudojicht?
bejaarde vrouwen
473
Wat is de oorzaak van pseudojicht?
Calcium/pyrofosfaat kristallen
474
Waaraan herken je pseudojicht?
het is vaker niet in de hallucis radiologische bevestiging
475
Wat is de behandeling van pseudojicht?
- Rust - Ijs - Nsaid - Colchicine - steroiden
476
Wat is CPPD?
pseudojicht
477
Welke spier inserseert aan de mediale os naviculare en houdt de cavus instand?
musculus tibialis posterior
478
Welke zone of deel van het lange pijpbeen ontstaat uit dit primaire ossificatiecentrum?
diafyse
479
Welk systeem in de spiervezel genereert de spierkracht?
Het actine / myosine systeem (sacromeer)
480
Wat is de functie van het costameer?
Het verbinden van de sarcomeren met de extracellulaire matrix
481
Hoe vind spiergroei plaats?
hypertrofie van dwarsgestreepte spiercellen mitosen van satalietcellen
482
Wat is osteomyelitis?
ontsteking van het bot
483
Wat is de pathogenese van osteomyelitis?
Bacterien vormen een glycocalyx microfilm Onsteking > abcess van bot; kan doorbreken door weke delen > fistel
484
Wat zijn risicofactoren voor hematogene osteomyelitis?
endocarditis intravasculaire hulpmiddelen orthopedische implantaten IV drugsgebruik hemodialysis sikkelcel ziekte recente operatie
485
Wat is het histologische beeld van acute osteomyelitis?
micro- organismen infiltraten van neutrofielen trombosering en stuwing van bloedvaatjes
486
Wat is het histologische beeld van chronische osteomyelitis?
necrotisch bot (afwezigheid van osteocyten) granulatie- en fibreus weefsel vervangt bot
487
Wat zijn kenmerken van osteomyelitis?
koorts verhoogd BSE, CRP en leucocytose lokale pijn bevestiging met technetiumdifosfonaat skeletscintigrafie
488
Welke radiologische afwijkingen bij osteomyelitis?
holtevorming periostale botvorming sekwester sclerose
489
Welke verwekkers van hematogene osteomyelitis?
s. aureus enterobacter streptococcus
490
Welke verwekkers van niet hematogene osteomyelitis?
S. aureus coagulase neg staphylococcen gram neg staven
491
Welke verwekkers van osteomyelitis bij ernstig letsel aan weke delen?
clostridium welchii clostridium tetani
492
Welke verwekkers van osteomyelitis bij neonaten?
staphylococcus aureus groep A en B streptokokken E. coli
493
Wat is de behandeling van osteomyelitis?
Antibiotica Abcessen en sekwesters > chirugisch Pus draineren
494
Wat is een gevreesde complicatie van osteomyelitis?
septische artritis
495
Welke houding bij septische artritis?
Bonnetse stand 30 graden flexie
496
Hoe stel je de diagnose septische artritis?
kocher criteria
497
Wat zijn de kocher criteria?
- Koorts - Pijnlijk vooral bij belasten - Bezinking >40 - Leukocyten >12
498
Wat is de behandeling van septische artritis?
antibiotica, IV tot CRP is genormaliseerd
499
Wat is de ziekte van buchem?
genmutatie > te weinig sclerostine > meer bot (vooral bij de schedel) > zenuw beklemming
500
Wat is osteopetrose?
te hoge botmassa door te lage osteoclast activiteit
501
Wat is osteogenesis imperfecta?
erfelijk abnormaal collageen type I klachten van huid, gewrichten, ogen, bot
502
Wat is fibreuze dysplasie?
gezond bot wordt vervangen door fibreus bot
503
Welke symptomen bij fibreuze dysplasie?
deformatie pijn zenuwproblematiek
504
Wat is de behandeling van fibreuze displasie?
bisfosfonaten en denosumab
505
Wat is M paget?
verhoogde botombouw
506
Wat zijn risicofactoren voor M paget?
oudere mannen
507
Waar komt M paget vooral voor?
- bekken, femur, wervelkolom, tibia, schedel
508
Wat zijn symptomen van M paget?
- meestal asymptomatisch - botpijn - warmte - soms artritis - verhoogd fractuur risico - doofheid
509
Welke labwaarden zijn verhoogd bij M paget en waarom?
Verhoogd alkalische fosfatase door osteoblast activiteit Verhoogd hydroxyproline door osteoclasten activiteit
510
Wat is de behandeling voor M paget?
- remmen ostoclast activiteit - bisfonaten eerste keus
511
Hoe vind de groei van de pijpbeenderen plaats?
Lengtegroei van lange pijpbeenderen vindt plaats door enchondrale verbening (indirect, uit kraakbeen , breedtegroei door desmale verbening (direct, uit bindweefsel)
512
Welke botten ontstaan door desmale verbening?
schouder en schedel
513
Hoe ontstaat een bot?
Mesenchymale stamcel > osteoblast > osteoid > mineralisatie
514
Waaruit bestaat osteoid?
- Collageen I - Bot-vormende proteines; osteonectine, osteocalcine, af - Glycoproteine, proteoglycanan
515
Na hoeveel dagen mineraliseerd osteoid?
ongeveer 10
516
Waarmee wordt een bot gemineraliseerd?
hydroxyapatiet
517
Welke stoffen worden tijdens de mineralisatie diagnostisch ingebouwd?
tetraxycline (pathologie) en radionucleotiden (nucleaire gnk)
518
Wat is een osteocyt?
een gematureerde osteoblast
519
Wat doet een osteocyt?
- Mechano transductie; meet kracht - Contact via canalucili
520
Welke stoffen spelen een rol bij bot absorbtie?
- H+ voor oplossen bot in lacunae - RANK ligand voor meer afbraak
521
Wat doet calcitonine?
remt osteoclasten
522
Wat gebeurd er bij fractuur genezing?
<12 uur hematoom >48 uur granulatieweefsel (bloedvaten en macrofagen) 1-4 weken extra osteoblasten en kraakbeen >1 maand remodelling naar lamellair bod
523
Wat is pseudoartrose?
een fractuur veroorzaakt een gewricht dat er niet hoort te zijn
524
Waarmee neem je een bot biopt?
jamshidi naald
525
Wat is osteoporose?
resorbtie > formatie lage botmassa
526
Wat zijn risicofactoren van osteoporose?
Oudere vrouwen, ondergewicht, corticosteroiden gebruik, immobititeit
527
Wat zijn secundaire oorzaken van osteoporose?
endocrien (hyperparathyriodie, vit D) medicatie nier/ lever ziekten autoimmuunziekten
528
Wat is de behandeling van een hoog fractuur risico?
- 20ug vit D - 1000-11000 mg calcium - Gezonde leefstijl - Valpreventie - medicatie
529
Welke medicatie voor osteoporose?
antiresorptiva anabolica
530
Wat zijn voorbeelden van antiresorptiva?
oestrogenen bisfosfonaten densosumab (anti-rankl)
531
Wat zijn voorbeelden van anabolica?
teriparatide
532
Wat is hyperparathyroidie?
verhoogd PTH
533
Wat is secundair hyperparathyroidie?
neiging tot daling van de serum calcium concentratie door nieraandoening of ernstig vit-D gebrek
534
Wat is tertiaire hyperparathyroidie?
bijschildklieren gaan autonoom functioneren bij patient met secundaire vorm
535
Welke botafwijkingen bij hyperparathyroidie?
- Botverlies - Subperiostale botresorbtie - Multipele botcysten - Zot en peper aspect - Pathologische fracturen - Bruine tumoren (lijkt op reuscel tumor)
536
Welke symptomen van hyperparathyroidie?
- Vermoeidheid - Buikpijn - Spierzwakte - Psygische veranderingen - Polyurie - Niersteenkolieken
537
Wat zie je op lab van hyperparathyroidie?
- Licht verhoogd calcium - Bij primaire hyperparathyroidie; verlaagd fosfaat
538
Wat is de behandeling van hyperparathyroidie?
- bijschildklier verwijderen - cinacalcet; verhoogd gevoeligheid van calciumreceptor
539
Wat is rachitis?
osteomalacie wanneer het bij kinderen voorkomt
540
Wat is rachitis/osteomalacie?
osteoid mineraliseerd niet
541
Wat zijn oorzaken van rachitis/osteomalacie?
- Absoluut of relatief vit D tekort - Epileptica gebruik
542
Waaraan herken je rachitis?
O-benen
543
Waaraan herken je osteomallacie?
botzwakte
544
Wat zijn kenmerken van zowel rachitis als osteomallacie?
hypocalciemie > spierzwakte botpijn fractuur risico
545
Welke rontgen kenmerken van rachitis/osteomallacie?
Pseudofracturen/looser zones
546
Wat is de behandeling van rachitis/osteomallacie?
- Vit D/calcitrol geven - X-gebonden hypofosfatemie (PHEX mutatie); burosumab
547
Waarvoor is het inbedden van plastic in bot?
onderzoek naar metabole botziekten en hematologische ziekten
548
Wat is een osteoom?
goedaardige bottumor
549
Waarvoor ontkalk je een bot?
tumor vraagstellingen
550
Hoe ontkalk je een bot?
met EDTA of mierenzuur
551
Hoe wordt vit D geactiveerd?
De nieren zetten 25-hydroxy vit D om in 1,23-dihydroxy vit D
552
Wat doet FGF23?
verlaagt serum fosfaat