Statistiek 1 Flashcards

(41 cards)

1
Q

Wat is statistiek?

A

De wetenschap van het verzamelen van gegevens, het classificeren, het samenvatten, organiseren, analyseren en interpreteren van deze informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten statistiek zijn er?

A
  • Beschrijvende statistiek
  • Inductieve statistiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is beschrijvende statistiek?

A

De gegevens van het onderzoek voorstellen via kerngetallen en/of een grafische presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een populatie?

A

Een verzameling van subjecten (ook elementen of eenheden genoemd) die men wil bestuderen.

Populatie is een belangrijk begrip in statistiek en onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn observationele eenheden?

A

De eenheden (vaak personen) waarover men data wil verzamelen.

Observationele eenheden zijn de specifieke items of individuen binnen de populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een steekproef?

A

Een sample van de populatie.

Steekproeven worden gebruikt om gegevens te verzamelen zonder de hele populatie te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een steekproefkader?

A

Een lijst met informatie over personen die een goede weerspiegeling is van de populatie en haar karakteristieken die we wensen te onderzoeken.

Een steekproefkader is cruciaal voor het selecteren van een representatieve steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soorten steekproeftrekkingen zijn er?

A
  • Enkelvoudige aselecte steekrpoef
  • Proportioneel gestratificeerde steekproeftrekking
  • Gemakshalve steekrpeftrekking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een Enkelvoudige aselecte steekrpoef?

A

= elke persoon in de populatie heeft evenveel kans gekozen te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Proportioneel gestratificeerde steekproeftrekking?

A

= delen de populatie op in kleinere groepen (=strata) daarna trekken we aslect een steekproef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Gemakshalve steekproeftrekking?

A

= personen die makkelijker bereikbaar zijn hebben meer kans gekozen te worden. Nadeel = selectiebias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent de steekproefgrootte?

A

= het aantal elementen in de steekproef waarover we data hebben verzameld, aangeduid met de letter n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn non-responders?

A

= personen die, hoewel ze zijn uitgenodigd niet deelnemen aan de studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Operationaliseren?

A

= het meetbaar maken van de eigenschappen die men wenst te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn Variabelen?

A

= karakteristieken van de observationele eenheden (bij ons vaak personen) die we wensen te onderzoeken, omdat de karakteristieken verschillend kunnen zijn noemen we ze variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de 3 soorten variabelen.

A
  • Uitkomstvariabele
  • verklarende variabele
  • Controle variabele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een uitkomstvariabele?

A

= de hoofdvariabele van de studie (we proberen meer inzicht te krijgen in de variabele, waarbij we proberen te verklaren waarom deze variabele varieert)

18
Q

Wat is een Verklarende variabele?

A

= variabelen die ons in staat stellen om (deels) te begrijpen waarom de uitkomstvariabele varieet

19
Q

Wat is een Controlevariabele?

A

= wanneer we groepen vergelijken, kan het zijn dat de groepen substantieel verschillen van elkaar, via de controlevariabele kunnen we de verschillen in rekening brengen.

20
Q

Welke soorten studies zijn er?

A
  • Cross-sectionele studie
  • Longitudinae studie
  • Observationele studie
  • Experimentele studie
21
Q

Wat is een cross-sectionele studie?

A

= een type studie waarbij men variabelen slechts op één moment in de tijd bevraagd

22
Q

Wat is een Longitudinale studie?

A

= een type studie waarbij men één of meerdere variabelen op de verschillende momenten in de tijd bevraagd

23
Q

Wat is een observationele studie?

A

= een type studie waarbij men enkel observeert zonder een interventie uit te voeren

24
Q

Wat is een experimentele studie?

A

= een studie waarbij men een interventie uitvoert om de impact van de interventie te onderzoeken

25
Wat is replicatie?
= herhaling van een studie volgens dezelfde methodes als de oorspronkelijke studie, waarbij de conclusies in lijn zijn met die van de oorspronkelijke studie.
26
Hoe werkt beschrijvende analyse?
Bij een beschrijvende analyse gebruiken we statistische methoden om inzicht te krijgen in de data, we gebruiken hiervoor tabellen, samenvattende maten en figuren
27
Wat is de verdeling van een variabele?
De verdeling van een variabele geeft weer welke waarden de variabele kan aannemen en hoe vaak elke waarde wordt waargenomen. Dit kan uitgedrukt worden in - Absolute frequenties - Relatieve frequenties of proporties
28
Wat zijn Absolute frequenties?
= aantal keer dat een waarde van een variabele voorkomt. (1,10 000, 100 000)
29
Wat zijn relatieve frequenties?
= absolute frequentie gedeeld door de steekproefgrootte. (43%, 88%, 99% of 11/190)
30
Wat is de Odds van een waarde (frequentieverhouding)?
= aantal keer dat een waarde van een variabele wordt waargenomen gedeeld door het aantal keer dat een andere variabele wordt waargenomen.
31
Wat is een staafdiagram?
Een visualisatie van de verdeling van een variabele waarbij per waarde van de variabele een staaf wordt getekend. Een histogram toont ook de tussenwaarden (de staven staan dus tegen elkaar)
32
Wat is een kwalitatieve variabele?
heeft kenmerken of categorieën als waarden, dit worden ook categorische variabelen genoemd. - Nominaal: kunnen getallen aan gekoppeld worden maar hebben geen numierieke betekenis. - Ordinaal: categorieën hebben een bepaalde volgorde. Er kunnen wel getallen aan gekoppeld worden maar het is enkel ter relevantie van de volgorde
33
Wat zijn kwantitatieve variabelen?
Hebben getallen als waarden en het is zinnig om er rekenkundige bewerkingen op uit te voeren. Dit noemen we ook nummierieke variabelen. - Numerieke variabelen zijn discreet als ze beperkte aantal verschillende waarden kan aannemen - Numerieke variabelen zijn continue als ze vrij veel verschillende waaarden kan aannemen - Interval = rangorde is hierbij belangrijk. Verschil tussen twee opeenvolgende waarden is gelijk. o Wel rangorde = meeteenheid o Wel meeteenheid o Geen nulpunt - Ratio o Wel rangorde —> deze is belangrijk o Meeteendheid o Absoluut nulpunt
34
Wat zijn binaire variabelen?
= een variabele die slechts twee waarden aanneemt
35
Wat zijn centrummaten?
= ze tonen het midden van de variabelen aan verspreid over de as. We kunnen ze berekenen voor variabele uit de steekproef en haar numerieke waarde geeft het centrum van de verdeling weer.
36
Welke centrummaten zijn er?
- Steekproef gemiddelde - Steekproefmediaan - Modus
37
Wat zijn spreidingsmaten?
= kwantificeren de spreiding (ook variatie genoemd) van een variabele steekproef. Ze nemen de waarde 0 aan als er geen spreiding is en wordt groter naarmate de spreiding groter wordt. (Enkel bij interval en ratio schalen)
38
Welke spreidingsmaten zijn er?
- Variatiebreedte - Standaardafwijking
39
Wat zijn kwartielen?
= als we de elementen in de steekproefgrootte ordenen van klein naar groot en opdelen in 4 gelijke stukken, dan krijgen we drie kwartielen - Kwartiel 1 (Q1) : de waarde van de variabele zodat 25% een waarde heeft kleiner dan de andere 75% - Kwartiel 2 (Q2 of md) : mediaan, waarde van de variabele zodat er 50% waarde heeft die groter is en 50% een waarde die kleiner is. - Kwartiel 3 (Q3) : waarde waarbij 25% groter is. **Interkwartielafstand** (IQR) = Spreidingsmaat die gelijk is aan het derde min eerste kwartiel **Eigenschappen** : nooit negatief, nul indien er geen spreiding is en nemen toe als spreiding toeneemt.
40
Wat is het groeperen van data?
= een onderverdeling van de waarden van een variabele in groepen.
41
Wat is een histogram?
= een soort staafdiagram op basis van gegroeppeerde data, deze figuur wordt vaak gebruikt als een numerieke variabelen. - Systematische verdeling = verdeling waarbij afwijkingen tegenover het centrum (ongeveer) een gelijk patroon vertonen voor waarden links en rechts van het centrum. - Scheven verdeling = vorm van de verdeling via een histogram lijkt op een berg met ongelijke flanken