stofwisseling Flashcards
(30 cards)
Metabolisme
Stofwisseling; alle scheikundige veranderingen die in het lichaam plaatsvinden, zowel in de cellen als daarbuiten.
Assimilatie (anabolisme)
Verwerking van voedingstoffen in het lichaam tot lichaamseigenstoffen én daarna vernieuwing van weefselbestanden. –> opbouwproces: groei, dik worden. Dit kost energie
Dissimilatie
Afbraak of ontleding van weefselbestanddelen waarbij - warmte - afvalstoffen -celenergie ontstaan. –> afbraakproces: verbranding, vermageren.
Dit levert energie
Joule
De hoeveelheid energie die nodig is om in één seconde een massa van één gram één meter te verplaatsen.
De officiële eenheid voor energie.
Calorie
De hoeveelheid warmte die nodig is om één gram water één graad Celsius in temperatuur te doen stijgen.
Eenheid waarmee warmte wordt uitgedrukt.
Wordt gebruikt in voeding- en dieetleer.
Inspanningsfysiologie
Onderzoekt op welke manieren energie in de cellen vrijgemaakt wordt.
Aërobe dissimilatie
Verbranding van glucose MET zuurstof.
Deze reactie vindt plaats in de mitochondriën van de cel.
Oxydatie
Energie die vrij komt in vorm van warmte en chemische energie, waarmee de cel energie kostende processen kan uitvoeren.
Levert energie voor langdurige spierarbeid.
Anaërobe dissimilatie
Verbranding van glucose ZONDER zuurstof.
Deze reactie vindt plaats in het celplasma.
Melkzuur
Is een verbrandingsproduct die ontstaat bij anaërobe dissimilatie en de spieren vergiftigen.
Hoopt zich op in de spieren, veroorzaakt spierpijn en kan lijden tot kramp.
Spierpijn
Wordt veroorzaakt door een ophoping van melkzuur in de spieren, kan leiden tot kramp.
Myogelosen
Voortdurende verbranding zonder zuurstof op dezelfde plek kan ter plaatse verharding in de spier veroorzaken; deze harde plekken zijn myogelosen.
Komen voor in slecht doorbloede spieren zoals spierranden en in de buurt van pezen.
Basaalmetabolisme
Energieverbruik in rust is de stofwisseling die nodig is om de minimale hoeveelheid energie te leveren die noodzakelijk is voor primaire levensprocessen van een organisme.
Inwendig milieu
Cellen nemen voeding- en zuurstoffen op uit hun omringde weefselvocht.
Weefselvocht vormen milieu waarin cellen leven.
Weefselvocht zuiver mogelijke samenstelling
Homeostase
Vermogen lichaam om met daarvoor bestemde systemen de samenstelling van inwendige milieu binnen bepaalde grenzen constant te houden.
Uitwendig milieu
Wordt gevormd door omgeving waarin organisme leeft.
Vertering
Voedingsmiddelen verteren tot voedingsstoffen.
Via voedsel worden voedingsstoffen verwerkt in verteringskanaal voordat wordt opgenomen in het bloed.
Bloeds- en lymfeomloop
Bloed geeft voedingsstoffen aan weefsel af, neemt afvalstoffen op.
Via bloedsomloop vervoerd en gedistribueerd naar weefsels.
Ademhaling
Benodigde zuurstof door bloed opgenomen kooldioxide aan bloed afgeven.
In longen kooldioxide uit bloed door ademhaling uit lichaam.
Uitscheiding
Komen verschillende afvalstoffen vrij, bloed neemt stoffen op, nieren halen stoffen uit bloed, brengen uit lichaam.
Energie
Nodig om levensverrichting uit te voeren.
Meetbaar begrip, gemeten in joule
Verbranding
Hierdoor komt energie vrij die nodig is voor levensverrichtingen
Celenergie
De energie die vrijkomt bij verbranding in een cel.
Uitgedrukt in Joule
Fysiologische verbrandingswaarde
Voedingswaarde in Joule
Liggen beneden de energieopbrengst doordat voedingstoffen niet volledig geresorbeerd worden.