Suetonius, De Vita Caesarum: Gaius Caligula

Question 1

quicumque

Answer 1

quaecumque quodcumque
om het even wie/wat/welk

Question 2

stare

Answer 2

sto steti statum
staan

Question 3

corpus

Answer 3

corporis (o)
lichaam

Question 4

formido

Answer 4

formidinis (v)
schrik

Question 5

vero

Answer 5

voegw
echter

Question 6

-osus

Answer 6

-a -um achtervoegsel bij adj
-vol, rijk aan …

Question 7

habere

Answer 7

habeo habui habitum
1 hebben 2 beschouwen als

Question 8

at

Answer 8

voegw
maar

Question 9

in

Answer 9

+acc
1 naar 2 tegen(over) 3 met het oog op

Question 10

pro-

Answer 10

prefix bij ww
voor-

Question 11

pars

Answer 11

partis (v)
1 deel 2 kant

Question 12

transire

Answer 12

transeo transii transitum
1 overgaan 2 voorbijgaan

Question 13

vultus

Answer 13

vultus (m)
gezicht

Question 14

-tas

Answer 14

-tatis (v)
-heid, -te, -schap (duidt een eigenschap aan)

bv. veritas: waar-heid

Question 15

com-

Answer 15

con- co- (prexif bij ww)
1 bijeen- 2 grondig

Question 16

e(x)

Answer 16

+abl
(van)uit, van(af)

Question 17

latus

Answer 17

-a -um
breed

Question 18

vertex

Answer 18

verticis (m)
1 draaikolk 2 kruin

Question 19

de

Answer 19

+abl
1 van 2 over

Question 20

is

Answer 20

ea id
1 die / dat 2 hij / zij / het

Question 21

ex-/e-

Answer 21

prefix bij ww
1 uit- 2 tot het einde

Question 22

terrere

Answer 22

terreo terrui territum
bang maken

Question 23

ceterus

Answer 23

-a, -um
overig

Question 24

natura

Answer 24

naturae (v)
natuur

Question 25

-spicere

Answer 25

-spicio -spexi -spectum zien

Question 26

causa

Answer 26

causae (v) 1 oorzaak 2 proces

Question 27

fera

Answer 27

ferae (v) wild dier

Question 28

aut

Answer 28

voegw of

Question 29

superus

Answer 29

-a -um zich boven bevindend

Question 30

ponere

Answer 30

pono posui positum plaatsen

Question 31

ad

Answer 31

+acc 1 naar 2 bij 3 om te (bij een gerundium)

Question 32

trans-

Answer 32

prefix bij ww over

Question 33

omnino

Answer 33

bijwoord helemaal, volledig

Question 34

etiam

Answer 34

voegw ook, zelfs

Question 35

ac

Answer 35

voegw, en

Question 36

magnus

Answer 36

-a -um groot

Question 37

oculus

Answer 37

oculi (m) oog

Question 38

nullus

Answer 38

-a -um geen (enkel)

Question 39

circa

Answer 39

+acc rondom

Question 40

omnis

Answer 40

omnis omne 1 ieder 2 geheel 3 (mv.) alles

Question 41

color

Answer 41

coloris (m) kleur