Summatieve toets Pasen 4LWB Flashcards

1
Q

Functies die in alle NV kunnen voorkomen

A
  • BVB
  • BVG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nom.
dom. van BVG

A

gez. m/d bet.:
- gemaakt worden tot
- aangesteld worden tot
- beschouwd worden als
- genoemd worden
- benoemd worden tot
+ O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

acc.
dom. van BVG

A

gez. m/d bet.:
- maken tot
- aanstellen tot
- beschouwen als
- noemen
- benoemen tot
+ LV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ad, ante, apud, in, inter, ob,
per, post, prae, propter, sub +

A

acc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

BVB: bez.gen.:
dom. + vert.?

A

subst.
“van”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

BVB: O.gen.:
dom. + vert.?

A

subst. afgeleid v/e WW
“van”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

BVB: VW.gen.:
dom. + vert.?

A

subst. afgeleid v/e WW
“naar; op; voor”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

BVB: gen. v/h geheel:

dom.+ vert.?

A
  • subst. dat hoeveelheid uitdrukt
  • vnw.
  • telw.
  • superl.
    “van”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dat.
dom. van MV

A

gez. m/d bet.:
- tonen
- zeggen
- geven
- zenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dat.
dom. van VW

A
  • gez./adj. met vaste naamval
  • gez. samengesteld met:

ad-, ante-, cum-, in-, inter-,
ob-, post-, prae-, sub-, super-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dat.
dom. van VW (bezitter)

A

esse met betekenis:

  • toebehoren aan
  • voorhanden zijn voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dat.

Voor wie?/waarvoor? BWB rol?

A

voordeel/nadeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dat.

Door wie moet worden? BWB rol? + dom.?

A

HP

gerundivum + esse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

abl.

dom.= compar. => functie?

A

VW (vgl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

a(b), cum, de, e(x), in, sub +

A

abl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

woorden m/d bet. “zo”

A

tam, talis, tantus,

ita, sic, tantopere, adeo

17
Q

WW v/d 5de verv.

A

capere, cupere, facere, fugere,
iacere, rapere, spicere
+ samenstellingen
pati, mori, gradi
+ samenstellingen

18
Q

conj.

vaste uitdrukkingen + vert. BVB-zin: gevolg

A
  • sunt qui: er zijn er die
  • nemo est qui: er is niemand die
  • non is sum qui: ik ben niet zo iemand die
  • dignus sum qui: ik verdien het dat
19
Q

conj.
BVB-zin: doel => reg.gez. + vert.?

A

o.a.: zenden, geven…
“die… moet(en)/moest(en)”
“om te”