Sv filosofen Flashcards

(52 cards)

1
Q

o Verwondering is de basis van de filosofie
o Geloof in de goedheid en kenbaarheid van de wereld

A

Plato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

o Wetmatigheid = korte samenvatting werkelijkheid
o Regelmatigheden uit de natuur afleiden
o Hypotheses non fingo
 Hypotheses  teveel waarom-vragen
o Positivisme

A

Isaac Newton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

o Positivisme
o Enkel descriptie, geen verklaring
  Social engineering
o ≈ Newton
o Predictie en controle

A

August Comte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

o Groep wetenschapsfilosofen
o Criterium wetenschap en niet-wetenschap
o Basis logisch positivisme
 ≈ Behaviorisme

A

Wienerkreis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

 Wetenschappelijke verklaringen zijn logische argumenten
 Gebeurtenis verklaring = brengen onder wetmatigheden
 Verklaringen = deducties van wetenschappelijke wetten of theorieën
 Verklaren = voorspellen

A

Hempel-Oppenheim model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

o Geloof in een esthetische theorie en in de kenbaarheid van de wereld
o Drie fasen van religiositeit

A

Einstein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

o Zuinigheidsprincipe (parsimonie)

A

Ockham

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Weltanschauung (naturalistische benadering)
 Wetenschap is deel van de cultuur
 Paradigma’s, revoluties en anomalieën
o The structure of scientific revolutions
o Twijfel aan de betrouwbaarheid van zintuigen -> relativisme

A

Kuhn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

o Falsificationisme
 Normatieve benadering
 Demarcratiecriterium

A

Popper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primaire en secundaire kenmerken

A

Galileo Galilei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dualisme (ziel <-> lichaam)
o Wetenschap beschrijven zonder ziel  succes van de wetenschap
o Mens is een machine

A

Descartes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderscheid verstand en rede
 Rede: verstand op hoger niveau
 Niet ontsnappen aan bestaansvragen
o De Verlichting
 “Denk zelf.”
 Wetenschap is cultuuronafhankelijk en objectief

A

Kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bewustzijn soort van mysterie
o Religieus
o Mens is een machine
o Typisch menselijk is de vrije wil (het hart) en niet het verstand
 Les raisons de la raison vs. les raison du coeur
 Maar ook rationalist
o (Angstige) existentiële nood
o Grootheid en nietigheid mens
 De mens overstijgt de mens

A

Pascal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

o Niet alles kan wetenschappelijk benaderd worden
o “We zijn ongewone dieren”

A

scruton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bewustzijn zorgt voor een afstand tussen ons en de wereld (S-O)
 “Dun geestelijk randje”
o Je staat altijd buiten de wereld

A

Proust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je blijft altijd buiten je zelf, nooit in jezelf
o In de kinderjaren nog niet zo’n afstand S-O

A

Musil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

o We streven het bewustzijn na, maar wat streven we na?
o Pessimistisch
o Mens = willend wezen
 Verlangen centraal en niet het verstand
 Determinisme
o Inspiratie Freud
o We zijn ook ‘ding onder de dingen’

A

Schopenhauer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

o Werk: ‘Zijn en Tijd’: hoe kan de mens alledaags vrij zijn?
o Positiever dan Schopenhauer
o We wennen aan de last van het leven
o Humor

A

Heidegger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

o We kunnen niet loskomen van onszelf door ons bewustzijn
 We zijn nooit enkel S of O: dubbel onvermogen
o Existentialistisch filosoof

A

Kierkegaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Paradigma van de pijn

A

Sloterdijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

o Wetenschap ontkent historiciteit en context
o Hermeneutische cirkel
 Ontologische betekenis
o Wat is het “zijn”?

22
Q

Nadruk op begrijpen en interpreteren (via participatie)
o Interactie met de wereld via taal (dialectische dialoog)
o Niet relativistisch: er is een wereld los van onze geest
o  Realisme
o Hermeneutische cirkel
 Ontologische betekenis
o Alles moet hermeneutiek zijn
o “Oneindig geheel”
o Verstehen = elkaar verstaan via taal en niet zich in een ander verplaatsen en zijn
ervaringen meebeleven
 Atypische opvatting!
 Elkaar nooit volledig begrijpen
o Minder gericht op het subjectieve
 Ook opzoek naar (universele) kennis en waarheid, verstehen is niet enkel
begrijpen maar ook inzichten verwerven
 (≈ positivisme)

23
Q

Betekenisveld
o Niet alles moet hermeneutiek zijn: onderscheid tussen verschillende
wetenschappen

24
Q

o Hermeneutische cirkel heeft methodologische betekenis
o Verstehen als methode: het van binnenuit herbeleven van gebeurtenissen,
processen, … uit het verleden
o Universum is holistisch geheel

A

Schleiermacher:

25
Taalspelen en levensvormen o Lebenswelt
Wittgenstein
26
o Allemaal deel van het kosmisch geheel
Nietzsche
27
o Humane en exacte wetenschappen hebben ieder hun eigen methode nodig o Mist het “willende, voelende en zich verbeeldende wezen” in rationalisme en epistemologie
Dilthey (& Taylor)
28
o Natuurwetenschappen zijn succesvol door het decontextualiseren o Sociale wetenschappen wel context nodig
Dreyfus
29
o Pleiten voor universele hermeneutiek  Ontkennen de eigenheid van de natuurwetenschappen
Rorty en Gadamer
30
o Sociale wetenschappen zoeken niet naar “de waarheid”, interpretaties kunnen naast elkaar bestaan, nieuwe perspectieven
Lezenberg
31
Sociale factoren in alle wetenschappen essentieel
Hessen
32
Sociaal constructionisme
Gergen
33
Menselijk bewustzijn: schimmig, doelloos, beklagenswaardig en vluchtig o Terugplaatsen van het bewustzijn in de natuur is de oplossing o De ware moraal vs. de humane moraal  Bewustzijn = ware moraal naar de duivel o Religie = kinderziekte van het ontwakende bewustzijn o Verbondenheid van de mensen onder het dionysische (drugs, drank)
Nietzsche
34
Bewustzijn is iets moois, vermogen om kunst, moraal en cultuur voor te brengen  ( Centrum van het heelal) o “Het kan niet voor niets zijn geweest.”
Jonas
35
Bewustzijn = uit de hand gelopen experiment  Tirannieke taak en anoniem geschenk o Blij dat we het hebben maar schept soms wel problemen
Van Der heijden
36
o Negatief over bewustzijn  Het maakt ons leven er niet gemakkelijker op o Jaloers op de natuur en de goden (geen last van bewustzijn) o Deelnemen aan de wereld  staat van ontroering
Cioran
37
Introduceren de kritische rede   Socratisch denken
Plato en socrates
38
o Verbondenheid is ook aanwezig in kunst en Oosterse filosofie o Door de constructie van het bewustzijn, lijken we afzonderlijke individuen  Sluier van de Maya
Schopenhauer
39
Als kind nog geen bewustzijn  adualisme  “We bezaten onszelf nog niet”
Musil
40
Je kan je de eenheid met de wereld niet meer voorstellen
Sloterdijk
41
o We zijn ons bewust van wat we doen   goed, eigen keuzes maken o Psychedelische drugs, muziek, lichtefecten …  groepstrance  meta-organisme o In de kern zijn we allemaal hetzelfde
Rushkoff
42
o Kunstenaar speelt rol in verenging individu/groep
Proust
43
Meest materialistische/mechanistische  Hersenen zijn puur materie  ≈ Behaviorisme o Bewustzijn = fysieke efecten van de activiteiten van het brein   Geen mysterie  Bijverschijnsel, geen finaliteit, (bestaat niet echt) o Bewustzijn is software, dat draait op random hardware   Virtuele machine o Beperkt tot rationele kennis o Zin, motieven, morele kwesties … = illusies!
Dennett
44
Bewustzijn als een epifenomeen, niet reeël o Focus op waarneembaar gedrag
Skinner
45
Enigma-code o Turing-machine  metafoor computer - brein o Turing-test
Turing
46
Boek: De Cerebrale Symfonie o Bewustzijn  = Mogelijkheid andere dan vanzelfsprekende scenario’s te volgen  = Plannen voor de toekomst  = Een te bestrijden ziekteverschijnsel o Zelfde visie als Dennett maar houdt rekening met keuzevrijheid o Rede is de essentie van de persoonlijkheid o Drijfveer onderzoek: mechanische vorm van bewustzijn scheppen
Calvin
47
The Mystery of Consiousness o Bewustzijn is een natuurlijk biologisch verschijnsel, valt onmogelijk mechanisch na te maken  Hier horen subjectiviteit en hogere processen bij o Ervaringen en gevoelens zijn geen illusies o Common sense definitie o Andere vormen van bewustzijn zoals dromen, slaapwandelen, dronkenschap, visuele agnosie o Experiment Chinese kamer
Searle
48
Taalpsycholoog o Belang van taal voor het bewustzijn o Impliciete kennis kunnen we niet in een algoritme gieten
Pinker
49
Tussenpositie Searle, Calvin & Dennett o De Nieuwe Geest van de Keizer o Common Sense definitie o Onderscheid “berekenbare processen” en dingen die machines niet kunnen nabootsen Natuurwetten moeten kloof dichten tussen miniprocessen (kwantumfysica) en klassieke processen van de natuurkunde dichten
Penrose
50
Wanneer is er sprake van bewustzijn? Wat missen we om de prestaties van een biologisch organisme te kunnen evenaren?
Copeland
51
Chatterbot: Eliza
Weizenbaum
52
Verschil mensen en dieren/machines: inwendig toezicht, sturing van bovenaf
Draaisma