Syndromen Flashcards

1
Q

22Q11 deletiesyndroom/ velocardiofaciaal syndroom

A

Deletie is chromosoom 22. een langwerpig gelaat, lage oren, kleine mond, dunne bovenlip. Epileptische aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

TBR-1 genmutatie

A

Autisme en taal- en spraakproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

21-hydroxylase deficiëntie/ androgenitaal syndroom

A

Probleem met de bijnieren –> minder 21-hydroxylase –> minder aldosteron en cortison –> meer 17 hydroxypresteron –> vermannelijking en vergrote bijnieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Complete androgen insensitivity syndrome (CAIS)

A

Mutatie in het gen dat codeert voor de androgeen receptor –> ongevoeligheid voor androgeen –> testes zijn normaal, dubbele liesbreuk, normale testosteron en MIF productie. Uitwendig is er sprake van een vrouwelijk aspect. Er is geen prostaat aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Centrale pubertas praecox

A

Te vroege aanmaak van GnRH, LH en FSH. Vaak idiopatisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Niet-centrale pubertas praecox 1

A

Te vroege aanmaak van geslachtshormonen door de bijnieren. Bij meisjes is geen borstontwikkeling en veranderde lichaamsbouw te zien en bij jongens geen testes vergroting.
Bv: een bijniertumor of 21-hydroxylase deficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-centrale pubertas praexoc 2

A

De gonaden maken te vroeg geslachtshormonen. Het klinisch beeld is hetzelfde als centrale p.p.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hCG-producerende tumor

A

Een voorbeeld van niet-centrale p.p. Bij te veel hCG, bindt hCG aan de LH- en FSH-receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

McCune Albright syndroom

A

Een voorbeeld van niet-centrale p.p. Er wordt meer oestrogeen en testosteron geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Testotoxicose

A

Een voorbeeld van niet-centrale p.p. De LH-receptor staat continu aan, waardoor er continu testosteron wordt geproduceerd (alleen bij jongens).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tumor in leydig- of granulosacellen

A

Een voorbeeld van niet-centrale pubertas praecox.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypogonadotrofische hypogonadisme

A

Er is iets mis met de hypofyse of hypothalamus, waardoor er te weinig GnRH, LH of FSH wordt gemaakt. Leidt tot pubertas tarda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypergonadotrofische hypogonadisme

A

Er is iets mis met de gonaden, waardoor er te veel LH en FSH wordt geproduceerd. Leidt tot pubertas tarda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kallmann syndroom

A

Voorbeeld van hypo. Neuronen die GnRH maken, migreren niet goed van de reukzenuw naar de hypothalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prader-Willi syndroom

A

Voorbeeld van hypo. Er zijn geestelijke en lichamelijke afwijkingen: obesitas, weinig spieren, korte lengte en typische gezichtskenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Constitutional delay in growth and puberty (CDGP)

A

De hypofyse of hypothalamus doet tijdelijk niet zijn werk. Leidt tot pubertas tarda.

17
Q

Turner syndroom

A

Vorm van hyper. Er is maar 1 X-chromosoom. Alleen bij meisjes. Korte groei en hartafwijkingen.

18
Q

Klinefelter syndroom

A

Vorm van hyper en van snelle groei. Een extra geslachtschromosoom. Vrouwelijke symptomen. Halverwege de puberteit zijn de LH- en FSH-concentraties heel hoog.

19
Q

Familial isolated pituitary adenoma (FIPA)

A

Voorbeeld van snelle groei. GH-producerende tumor in de hypofyse –> acromegalie.

20
Q

Sotos syndroom

A

Voorbeeld van snelle groei. Een snelle groei op kinderleeftijd, die gepaard gaat met cognitieve-, motoriek- en leerproblemen. Een groot, smal, lang voorhoofd.

21
Q

Beckwith Wiedemann syndroom

A

Voorbeeld van snelle groei, door abnormale regulatie van genen op chromosoom 11. De groei genen van vader komen tot expressie en de groei-tegenhoudende genen van moeder komen niet tot expressie –> hoog geboortegewicht, snelle groei in de eerste levensjaren, grote tong en navelbreuk.

22
Q

Marfan syndroom

A

Vorm van snelle groei. Er ontstaat een bindweefsel afwijking –> bloed en hart.
Lange armen en benen, slappe gewrichtsbanden, platvoeten en scoliose. !Duim test!

23
Q

Angelman syndroom

A

Een aangeboren ontwikkelingsstoornis waarbij chromosoomafwijkingen een belangrijke rol spelen. Kenmerkend zijn typische gelaatskenmerken, epilepsie, verstandelijke beperking en afwezigheid van spraakontwikkeling.