T Flashcards

(31 cards)

1
Q

Wat is Psychologie?

A

De studie van mentale processen en gedrag, inclusief perceptie, aandacht, geheugen, en emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen Psychologie en Psychiatrie?

A
  • Psychologie: humane wetenschappen, bestudeert mentale processen en gedrag
  • Psychiatrie: medische wetenschappen, bestudeert neurobiologische processen en ziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke subspecialisaties omvat Psychologie?

A
  • Ontwikkelingspsychologie
  • Cognitieve psychologie
  • Experimentele psychologie
  • Bedrijfspsychologie
  • Klinische psychologie
  • Gedragspsychologie
  • Sociale psychologie
  • Medische psychologie
  • Persoonlijkheidspsychologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Medische Psychologie?

A

Een specialisatie binnen de psychologie die zich richt op onderzoek en behandeling van psychologische problemen gerelateerd aan lichamelijke aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef voorbeelden van psychologische problemen in Medische Psychologie.

A
  • Problemen bij het omgaan met chronische ziekten
  • Moeilijke verliesverwerking
  • Geheugenproblemen door hersentrauma
  • Ongewenst eetgedrag bij overgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de psychologische gevolgen van ziekte volgens Medische Psychologie?

A

Ziekte is een belangrijke stressor met psychologische gevolgen, zoals invloed op mentale processen en omgekeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke basisprincipes onderzoekt de Medische Psychologie?

A
  • Invloed van ziekte op mentale processen
  • Aangeleerd gedrag en ziekte
  • Invloed van persoonlijkheid op ziekte en herstel
  • Psychotherapievormen en motivatie van patiënten
  • Rol van stress in hulpverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bestudeert Cognitieve Psychologie?

A

Hoe individuen waarnemen, interpreteren, en verwerken van prikkels en mentale processen zoals geheugen en aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn cognities?

A

De verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij waarnemen, interpreteren, en onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn schema’s in de cognitieve psychologie?

A

Geheugenstructuren waarin relatief stabiele kennisrepresentaties zijn opgeslagen, gevormd op basis van vroege ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorbeelden van disfunctionele denkgewoonten?

A
  • Gedachten lezen
  • Toekomst voorspellen
  • Rampdenken
  • Etiketten plakken
  • Het positieve onderwaarderen
  • Negatief filteren
  • Veralgemenen
  • Zwart-witdenken
  • Onredelijke regels hanteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de ‘Locus of control’-theorie?

A

Een theorie die individuele verschillen beschrijft in de waargenomen controleerbaarheid over gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn depressogene schema’s volgens Beck et al.?

A

Negatieve overtuigingen en verwachtingen over zichzelf, de toekomst, anderen, en de wereld die invloed hebben op stemming en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie mentale processen binnen informatieverwerking?

A
  • Waarneming
  • Verwerking
  • Geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de rol van sociale factoren in Medische Psychologie?

A

Sociale factoren spelen een rol bij zowel ziekte als behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fill in the blank: Psychologie omvat de studie van _______.

A

[mentale processen en gedrag]

17
Q

True or False: Medische Psychologie focust alleen op psychiatrische aandoeningen.

18
Q

Wat zijn de gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel?

A
  • Slikstoornissen
  • Afasie
  • Alexie
  • Agrafie
  • Neurogeen stotteren
19
Q

Wat is het effect van negatieve dingen op de perceptie van positieve dingen?

A

Negatieve dingen worden opgemerkt, terwijl positieve dingen niet worden opgemerkt.

Dit kan leiden tot een verstoord zelfbeeld en depressieve gevoelens.

20
Q

Wat betekent veralgemenen in de context van negatieve gedachten?

A

Een algemeen negatief patroon zien op basis van een enkel voorval.

Voorbeeld: ‘Dat overkomt me nu altijd.’

21
Q

Geef een voorbeeld van zwart-witdenken.

A

‘Niemand vindt me aardig.’

Dit type denken laat geen ruimte voor nuance of tussenliggende situaties.

22
Q

Wat houdt onredelijke regels hanteren in?

A

Gebeurtenissen interpreteren in termen van verwachtingen en eisen.

Voorbeeld: ‘Ik moet het goed doen, want anders ben ik een mislukkeling.’

23
Q

Wat is de betekenis van alles op zichzelf betrekken?

A

Een onevenredig deel van de schuld bij zichzelf leggen als er iets misgaat.

Voorbeeld: ‘Het is mijn schuld dat mijn huwelijk is mislopen.’

24
Q

Wat houdt het in om anderen de schuld te geven?

A

Anderen zien als oorzaak van jouw negatieve gevoelens en geen verantwoordelijkheid nemen om jezelf te veranderen.

Voorbeeld: ‘Het is haar schuld dat ik me eenzaam voel.’

25
Wat is het probleem met oneerlijke vergelijkingen maken?
Onrealistische normen hanteren door vooral naar mensen te kijken die het beter doen. ## Footnote Voorbeeld: 'Zij heeft meer succes dan mij.'
26
Wat betekent terugblikken in deze context?
Vastbijten in het idee dat je het vroeger beter had moeten doen in plaats van te kijken wat je nu beter kunt doen. ## Footnote Voorbeeld: 'Als ik beter mijn best had gedaan, had ik nu een betere job.'
27
Wat houdt zekerheid eisen in?
Blijven doorgaan met 'stel-dat-vragen' en nooit tevreden zijn met het antwoord. ## Footnote Voorbeelden: 'Ja maar, stel dat ik zenuwachtig word.' of 'Stel dat ik buiten adem raak.'
28
Wat zegt Beck over negatieve schema's?
Ze zijn oorzaak van depressie of symptoom van depressie. ## Footnote Dit kan voortkomen uit negatieve ervaringen of aangeleerde denkpatronen.
29
Wat is de rol van cognitieve psychologie binnen de medische psychologie?
Helpt bij het begrijpen van de impact van negatieve denkpatronen op de gezondheid. ## Footnote Voorbeeld: Patiënt met afasie na CVA en het effect op zijn behandeling.
30
Wat gebeurt er met een patiënt die chronisch hartaandoening heeft en steeds stiller wordt?
De patiënt reageert kwaad en toont weinig medewerking bij behandeling. ## Footnote Voorbeeld: 'Waarom moet ik hier afzien, dit heeft toch allemaal geen zin.'
31
Wat is een G-schema?
Een model dat gebruikt wordt om de gedachten en gevoelens van patiënten in kaart te brengen. ## Footnote Dit helpt zorgverleners om in te spelen op de emotionele toestand van de patiënt.