T2L1 Flashcards

(37 cards)

1
Q

explore 1 nog doen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

definitie individuele vraagcurve

A

Elke consument heeft een eigen vraagcurve voor een bepaald goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

definitie collectieve vraagcurve

A

de horizontale som van de individuele vraagcurven van alle consumenten in de markt vormen de collectieve vraagcurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waat geeft de vraagcurve weer?

A

Hoeveel stuks van een goed de consument wilt kopen bij verschillende prijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe loopt de vraagcurve

A

dalend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom loopt de vraagcurve zo?

A

De consument betaald het liefste een zo laag mogelijke prijs, dus hoe lager de prijs hoe meer stuks ze willen kopen. Hoe hoger de rijs hoe minder stuks ze willen want de consument heeft immers een beperkt budget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe bepaald de onderneming de hoeveelheid dat ze zal produceren

A

op basis van de kosten en de marktprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar word de onderneming mee geconfronteerd

A

met de wet van de toe- en afnemende meeropbrengsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat bepaald het verloop van de gemiddelde en de marginale kosten

A

de gemiddelde en marginale productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevind de optimale productiegrootte zich

A

deze bevind zich in het snijpunt van de marginale opbrengsten en de marginale kosten. In dit punt word er ook maximale winst gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat arbeiders te maken hebben met de gemiddelde en marginale kosten

A

Wanneer de gemiddelde productie per arbeider stijgt dankzij arbeidsverdeling en -specialisatie, dalen de gemiddelde kosten per eenheid product. De kosten van onder andere arbeid kunnen over meer producten verdeeld worden en door de toename van de gemiddelde productie per arbeider zullen in het begin de gemiddelde kosten ook lager zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar valt de individuele vraagcurve mee samen?

A

Het valt samen met het opwaartse deel van de marginale kostencurve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer gaan producenten hun productie stop zetten

A

Wanneer ze de variabele kosten niet meer kunnen dekken met de opbrengsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een kenmerk van een competitieve markt

A

het grote aantal aanbieders van producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de hoeveelheid producten dat op de markt aangeboden worden

A

de som van de aangeboden hoeveelheid van elke producent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

definitie collectieve aanbodcurve

A

De horizontale som van de individuele aanbodcurven van alle producten op de markt

17
Q

synoniem collectieve aanbodcurve

18
Q

synoniem marktaanbod

A

collectieve aanbodcurve

19
Q

Hoe komt er op de competitieve markt een prijsevenwicht

A

Door de confrontatie van raag en aanbod komt eer een evenwichtsprijs tot stand waarbij de aangeboden hoeveelheid met de gevraagde hoeveelheid overeenkomt

20
Q

Kunnen de partijen het marktevenwicht aanpassen op een competitieve markt

A

Nee ze hebben te weinig macht om het aan te passen

21
Q

Waarom staat de markt niet stil?

A

De economische spelers of actoren nemen continue beslissingen die de vraag of het aanbod beïnvloeden

22
Q

geef de verschillende marktvormen

A
  • perfecte competitie
  • monopolistische concurrentie
  • oligopolie
  • monopolie
23
Q

geef voorbeelden van een markt met perfecte competitie

A

tomatenmarkt, alle groeten- en fruitmarkten

24
Q

kenmerken van een markt met perfecte competitie

A
  • homogene of bijna identieke goederen
  • transparante/ doorzichtige markt
  • open markt
  • veel vragers
  • vel aanbieders
  • hoeveelheidsaanpaser
25
betekenis hoeveelheidsaanpasser
als de producent de prijs te laag vind zullen ze ervoor zorgen dat er minder aangeboden word wat ervoor zorgt dat de prijs zal stijgen
26
betekenis open markt
iedereen kan gemakkelijk toetreden tot de markt en beginnen produceren
27
betekenis transparante/ doorzichtige markt
Men kan gemakkelijk de prijzen en de goederen vergelijken
28
betekenis homogene goederen
de goederen zijn hetzelfde
29
betekenis bijna identieke goederen
de goederen zijn hetzelfde maar hebben kleine aanpassingen waardoor er een iets andere prijs kan gevraagd worden
30
voorbeelden monopolistische concurrentie
kledingwinkels, auto's, kapsalons, horeca, bakkers
31
kenmerken van een markt met monopolistische concurrentie
- heterogene goederen - producent kan prijs zelf zetten --> niet-transparante markt - open markt - veel vragers - veel aanbieders
32
betekenis niet-transparante markt
De klanten kunnen de prijzen wel vergelijken met elkaar maar dat gaat moeilijk omdat je bv. bij het ene kapsalon een las cava krijgt en bij het andere een koffie wat de prijs zal beïnvloeden
33
hoeveel aanbieders heeft een markt met monopolistische concurrentie
tientallen
34
Welk soort marktaandeel heeft een markt met monopolistische concurrentie
ze hebben kleine marktaandelen
35
voorbeelden oligopolie
heterogeen: banken, fastfoodketens homogeen: tankstations, gas en elektriciteit
36
kenmerken markt met oligopolie
- heterogene goederen - homogene goederen - transparante of minder transparante markt - moeilijke toegang - veel vragers - +/- 10 aanbieders
37
Welk soort aandeel heeft een markt met oligopolie
deze heeft grote aandelen