T3 Flashcards
Interacties en Gedrag (33 cards)
Verschil Intra- Interspecifieke interacties:
Intraspecifieke: tussen organismen van dezelfde soort
Interspecifieke: tussen organismen van verschillende soorten
Symbiose? (3)
Een langdurige Interspecifieke interactie waarbij minstens 1 van beide organismen een voordeel ondervindt
mutualisme (+/+)
commensalisme (0/+)
parasitisme (-/+)
Verschil tussen parasitisme en parasitoïsme?
Bij parasitisme overleeft de gastheer wel en bij parasitoïsme niet
Predatie (4)
Grazers (koe)
Echte predatoren (leeuw)
Parasitisme (lintworm)
Parasitoïsme (mier en schimmel)
Ecto en endoparasiet?
Ecto is op je huid en endo is binnen jouw lichaam
Micro en macro-parasiet?
Eén is waarneembaar met blote ogen andere niet
Obligate en facultatieve parasiet?
Een kan zonder gastheer leven, de andere niet
Half en holoparasiet?
Halfparasieten hebben chlorofyl, bladgroen => fotosynthese, haalt mineralen uit de gastheer
Holoparasieten, hebben geen bladgroen => geen fotosynthese, haalt org. stoffen uit de gastheer
Amensalisme (-/0)
Asymmetrische concurrentie: (planktoneters) grootte verschil in intensiteiten
Antibiose: ontwikkeling van andere organisme wordt VOLLEDIG geremd
Malariaparasiet
Eencellige parasiet, GEEN VIRUS EN GEEN BACTERIE
Competitie
Direct/ indirect, lange termijn/ korte termijn: minder hulpbronnen beschikbaar voor beide soorten.
Microbioom: microbiota
Alle micro-organismen in en op onze lichaam
Microbioom hoe tijdens geboorte en wanneer volledig ontwikkeld?
Tijdens de geboorte komt de foetus in contact met de vaginale microbioom van de moeder, volledig ontwikkeld na 4 jaar
Interspecifieke positief?
Vagina/Op de huid: bescherming ziekteverw.
Spijsverteringsstelsel: (maag/ darm) ondersteuning van verteringsproces
Longen/neus: slijmproductie
Neus/ mond: bescherming ziekte verw.
Interspecifieke negatief?
Levenswijze: impact hebben op ; stress, voedingspatroon, roken, sekspartners, geboorte via keizersnede,…
=> Leiden tot:
Depressie, obesitas, angststoornis,..
Ziekteverwekkers (bacterien en virussen en NIET ARCHAEA)
Virussen: vermenigvuldiging door gebruik te maken van een menselijke cel = cel dood of kan zijn functie niet meer uitvoeren.
Bacteriën: in grote hoeveelheden toxines in jouw lichaam schade veroorzaken
Interspecifieke neutraal?
Sommige soorten micro-organismen (lactobacillen) hebben noch positieve noch negatieve invloed op jouw lichaam
Intraspecifieke positief?
Coöperatie: samenwerken van soortgenoten (continu of tijdelijk)
Grotere succes bij jagen
Bescherming
Meer voedsel
Besparing van energie
Bescherming territorium
Intraspecifieke negatief?
Concurrentie: gebruiken dezelfde hulpbronnen
Voedsel
Partner
Schuilplaats
Nestplaats
Territorium
Coöperatie kan leiden tot (3):
- Meer kans op agressie
- Gemakkelijker spreiding van ziektes
- Meer concurrentie
Groepen (3)
- Eensgezingroepen: papa, mama en kind
- Meerdere soortgenoten zorgen voor nakomelingen: 1 groep die samen leeft
- Sociale staat: specifieke rollen
Gedrag!!
Alles wat een organisme doet en de manier waarop
Sleutelprikkel
Een prikkel die het efficiëntst een bepaalde gedrag veroorzaakt
Ritueel
Wanneer een gedrag een andere functie krijgt