T3 Gezondheid, gedrag en preventie Flashcards
(113 cards)
Hoe hangen de belangrijkste leefstijlgedragingen globaal samen met gezondheid?
Mensen die roken hebben een grotere kans om vroegtijdig dood te gaan aan hart- en vaatziekten en kanker, net als mensen die te veel en te vet eten. Overmatig alcoholgebruik kan het leven ook drastisch verkorten. Mensen die regelmatig aan sport of andere lichaamsbeweging doen, hebben gemiddeld een lagere bloeddruk en een lager lichaamsgewicht en minder kans op hart- en vaatziekten. Mensen die veel groente en fruit eten, krijgen minder vaak darm-, maag- en longkanker. Enkele gewoonten of gedragingen zijn niet bevorderlijk voor onze gezondheid, andere gedragingen juist wel. De conclusie is in ieder geval dat ons gedrag van invloed is op onze gezondheid.
Is er iets bekend over hoe die verschillende leefstijlen met elkaar samenhangen?
Vaak wordt gesproken van een gezonde of ongezonde leefstijl. Impliciet gaan we er daarbij van uit dat mensen die gezond eten ook wel niet zullen roken, matig zijn met alcohol, de veiligheidsgordel om doen en meerdere malen per week een paar kilometer in looppas afleggen om lichamelijk fit te blijven. Uit onderzoek blijkt echter dat verschillende gezondheidsbevorderende en gezondheidsbedreigende gedragingen maar matig met elkaar samenhangen. Er zijn natuurlijk mensen die heel veel aandacht aan hun gezondheid besteden, net als er mensen zijn die er alles aan lijken te doen om hun gezondheid zo veel mogelijk op de proef te stellen, maar gemiddeld zegt het feit of iemand bijvoorbeeld wel of niet rookt heel weinig over diens voedingsgewoonten, veiligheidsgedrag of lichaamsbeweging. Het enige verband dat wel vrij consequent uit onderzoek naar voren komt, is de associatie tussen roken en alcoholgebruik: mensen die roken drinken vaker en gemiddeld meer alcohol dan mensen die niet roken.
Hoe hangen demografische factoren als geslacht, leeftijd en opleiding samen met de (on)gezonde leefstijl van mensen? Hoe hangen demografische factoren samen met andere factoren of determinanten van die gezondheidsgerelateerde gedragingen?
Sinds we weten dat bepaald gedrag van invloed kan zijn op onze gezondheid, is er veel onderzoek gedaan om een antwoord te krijgen op de vraag waarom mensen bepaalde gezondheidsbevorderende of gezondheidsbedreigende gedragingen vertonen. Dit is onderzoek naar de redenen of determinanten van gezondheidsgerelateerd gedrag. Vaak wordt bij determinanten van gedrag gedacht aan factoren als geslacht, leeftijd of opleiding. De redenatie is dan als volgt: mannen eten meer vet dan vrouwen, dus geslacht is een determinant van vetconsumptie. Dit soort sociaal-demografische variabelen hangen inderdaad samen met gezondheidsgedrag, maar het zijn geen directe determinanten van gedrag. De relatie met gedrag is meer indirect, hun invloed loopt via andere variabelen. Het is niet zo dat iemand meer vet eet omdat hij een man is, maar mannen hebben gemiddeld een hogere energiebehoefte (biologische determinant), mannen worden gemiddeld anders opgevoed dan vrouwen waardoor ze gemiddeld een meer positieve attitude ten aanzien van vet in de voeding hebben (psychologische determinant) en mannen worden door hun sociale omgeving gemiddeld meer gestimuleerd om veel en vet te eten (sociale determinant).
In hoeverre bieden demografische en meer biologische factoren die gerelateerd zijn aan gezondheidsgedragingen, aanknopingspunten om die gedragingen te kunnen beïnvloeden?
Een probleem met factoren als geslacht, leeftijd en bijvoorbeeld sociaal-economische status, maar ook genetische of biologische factoren, is dat ze niet of heel moeilijk te veranderen zijn. In relatie tot gezondheidsgedrag zijn we vooral geïnteresseerd in determinanten die dat gedrag (mede) bepalen en ook te beïnvloeden zijn. Het beïnvloeden van determinanten van gezondheidsgedrag is de grondslag van veel gezondheidsvoorlichtings- en gezondheidsbevorderingsprojecten. Inzicht in de demografische kenmerken van risicogroepen is echter toch relevant, omdat die kenmerken een belangrijk kader kunnen geven van waaruit gezondheidsbevorderende projecten kunnen plaatsvinden. Als we bijvoorbeeld weten dat aids vooral een probleem is bij jonge homoseksuele mannen, dan kunnen we die kenmerken niet beïnvloeden, maar we kunnen wel onze voorlichtingsboodschap aanpassen aan de specifieke kenmerken van de doelgroep (door bijvoorbeeld gebruik te maken van informatiekanalen die deze doelgroep vaak gebruikt) en specifiek deze groep benaderen met een interventie.
Sarafino en Smith onderscheiden in hoofdstuk 6 drie vormen van preventie. Benoem en omschrijf deze vormen en geef bij elke vorm een voorbeeld.
primaire preventie: het voorkomen van ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: reizigersadvisering gericht op het voorkomen van besmetting met tropische ziekten in het buitenland. Ander voorbeeld: stoppen-met-roken-campagnes van de overheid.
secundaire preventie: het vroegtijdig ontdekken van ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: bevolkingsonderzoeken (bijvoorbeeld borstkanker, baarmoederhalskanker) die het doel hebben om gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld kanker) zo vroeg mogelijk te ontdekken zodat behandeling de meeste kans op succes heeft.
tertiaire preventie: het optimaal leren omgaan met ziekten en/of gezondheidsproblemen. Voorbeeld: deelnemen aan de cursus herstel en balans door mensen die succesvol zijn behandeld voor kanker en die proberen de draad van hun leven op te pakken en restverschijnselen zoals vermoeidheid aan te pakken.
Sarafino en Smith benoemen in hoofdstuk 6 drie verschillende vormen van health behavior:
well behavior
symptom-based behavior
sick-role behavior
Hieronder staan voorbeelden van personen die een bepaald gezondheidsgedrag vertonen:
deelnemers aan wekelijkse wandelactiviteiten die een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) in verschillende wijken van een stad organiseert
een ongeruste mevrouw die haar huisarts bezoekt nadat ze met borstzelfonderzoek een knobbeltje heeft ontdekt
een asielzoeker die met ernstige hoestklachten bij de medische opvang asielzoekers/infectiebestrijding binnenkomt
deelneemster aan zelfhulpgroep ‘leven met kanker’
deelnemer aan een stoppen-met-roken-cursus van de GGD
Beschrijf voor ieder voorbeeld welk van de drie genoemde vormen van gezondheidsgedrag zij uitvoeren.
a. well behavior
b. symptom-based behavior
c. symptom-based behavior
d. sick-role behavior
e. well behavior
In hoofdstuk 6 van het tekstboek, maar ook in het hoofdstuk van Lechner et al. (2012) wordt ingegaan op het Health Belief-model (zie onderstaand figuur). Dit is lange tijd het belangrijkste model geweest voor het verklaren en voorspellen van gezondheidsgerelateerd gedrag.
Het model wordt tegenwoordig niet meer zo veel gebruikt. Waarom niet? 3x
- sterke nadruk op ervaren dreiging. Uit onderzoek blijkt echter dat heel vaak andere beliefs, die niet zo zeer met gezondheidsbehoud of ziektepreventie te maken hebben, veel belangrijkere determinanten van gedrag kunnen zijn.
- Verklaart gewoontegedrag niet.
- Onduidelijk hoe de factoren in het model goed gemeten kunnen worden.
Wat is de belangrijkste verschil tussen de Protectie Motivatie Theorie en het Health Belief Model?
In de protectie motivatie theorie is de rol van het inschatten van eigen capaciteiten wat betreft gedrag beter uitgewerkt.
Eén model dat vaak wordt gebruikt om gezondheidsgerelateerd gedrag te voorspellen is de Theorie van Gepland Gedrag (Theory of Planned Behavior, beschreven door Sarafino & Smith) en zijn opvolger uit 2010, het Beredeneerd Gedrag Model (Reasoned Action Approach Model, beschreven door Lechner et al).
Benoem de belangrijkste concepten uit het Beredeneerd Gedrag Model, beschrijf kort hun betekenis en benoem de belangrijkste uitbreiding van het model tegenover de Theorie van Gepland Gedrag.
Het Beredeneerd Gedrag Model zegt kortweg het volgende: de belangrijkste determinant van een bepaald gedrag is de intentie of motivatie om dat specifieke gedrag uit te voeren. De intentie wordt weer bepaald door drie primaire determinanten: attitude, subjectieve normen (subjective norms) en verwachte gedragscontrole (perceived behavioral control). De attitude wordt bepaald door de afweging die men maakt van de verwachte voor- en nadelen van het gedrag, de subjectieve norm is wat men denkt dat anderen van hen verwachten met betrekking tot het gedrag, terwijl de verwachte gedragscontrole bepaald wordt door in hoeverre men denkt het bewuste gedrag te kunnen uitvoeren. De waargenomen gedragscontrole zelf maar ook de relatie tussen intentie en gedrag wordt beïnvloed door de daadwerkelijke controle die iemand ervaart. De factor ‘daadwerkelijke gedragscontrole’ is tevens de belangrijkste uitbreiding van het model tegenover het model dat de Theorie van Gepland Gedrag representeert. Het Beredeneerd Gedrag Model is een uitbreiding en verfijning van de Theorie van Gepland Gedrag.
NB Beide varianten van het model worden gebruikt voor het verklaren van gezondheidsgedrag. Maar omwille van de aansluiting bij recente ontwikkelingen wordt in de vervolgvragen accent gelegd op het Beredenerend Gedrag Model. U dient beide modellen te kennen en te kunnen toelichten.
Beschrijf het Beredeneerd Gedrag Model, toegepast op het doelgedrag ‘meer bewegen’.
Het doelgedrag is dus ‘meer bewegen’. Volgens het Beredeneerd Gedrag Model zal iemand meer gaan bewegen wanneer hij gemotiveerd is (intentie heeft) om meer te gaan bewegen. Hij zal gemotiveerd zijn als hij meer voordelen dan nadelen van meer bewegen verwacht (positieve attitude), denkt dat voor hem belangrijke anderen (bijvoorbeeld partner, vrienden, familie) vinden dat hij meer zou moeten bewegen (positieve subjectieve norm) en als hij denkt dat hij in staat is om ook daadwerkelijk meer te gaan bewegen (positieve verwachtingen over gedragscontrole). De ingeschatte gedragscontrole wordt mede beïnvloed door de daadwerkelijke gedragscontrole (bijvoorbeeld is de omgeving zo ingericht dat ik meer kan bewegen? En heb ik de vaardigheden om meer te bewegen?). Daadwerkelijke gedragscontrole is eveneens van invloed op de omzetting van intentie naar gedrag (van willen naar doen). Nu zal de daadwerkelijke gedragscontrole niet zo’n grote rol spelen bij het verhogen van algemeen bewegingsgedrag, maar meer bij bijvoorbeeld het voornemen om intensief te gaan sporten of om specifieke sport zoals bergbeklimmen te gaan doen.
In hoeverre zijn er verschillen tussen het Beredeneerd Gedrag Model en het in Nederland regelmatig gebruikte ASE-model (zie het onderstaande figuur)? Beschrijf de verschillen.
Ook al lijken ASE en het Beredeneerd Gedrag Model veel op elkaar, er zijn enkele verschillen. Waar het Beredeneerd Gedrag Model het heeft over subjectieve normen, gebruikt het ASE-model sociale invloeden. Volgens het ASE-model zijn er meer sociale invloeden dan de subjectieve normen. Het ASE-model onderscheidt drie soorten sociale invloeden:
- Subjectieve normen. Dit is identiek aan het Beredeneerd Gedrag Model.
- Sociale steun of sociale druk. Bij steun of druk gaat het om meer directe invloeden van anderen. Sociale druk treedt bijvoorbeeld op wanneer iemand door zijn vrienden wordt aangespoord om te roken, drugs te gebruiken, of nog een drankje te nemen. Sociale steun treedt bijvoorbeeld op wanneer je actief gesteund wordt om te stoppen met roken omdat mensen in je omgeving je een hart onder de riem steken en je aansporen om vol te houden. De term ‘sociale druk’ wordt meestal gebruikt voor negatieve invloed, sociale steun voor een positieve invloed.
- Modelling. Bij modelling gaat het om leren door het observeren van het gedrag van anderen. Wanneer in iemands omgeving veel mensen roken, is de kans dat deze persoon zelf ook gaat roken groter, vooral als aan dat gedrag voordelen voor de rokers lijken verbonden. Wanneer op een school een aantal stoere binken rookt en die jongens ook bij de leukste meisjes populair zijn, dan is dit voorbeeldgedrag erg aantrekkelijk voor andere jongens op die school en dat vergroot de kans dat deze andere jongens ook zullen gaan roken (om erbij te horen).
Een ander verschil tussen beide modellen is vooral een verschil in naamgeving. Waar het ASE-model het heeft over self-efficacy of eigen-effectiviteitsverwachtingen, gebruikt het Beredeneerd Gedrag Model behavioral control verwachte gedragscontrole. In het ASE-model zijn eigen-effectiviteitsverwachtingen als derde determinant opgenomen in plaats van verwachte gedragscontrole. Het verschil tussen deze twee begrippen is minimaal, ze kunnen als uitwisselbaar beschouwd worden. Beide begrippen geven aan dat een belangrijke determinant van intentie en daarmee van gedrag is of men zichzelf in staat acht om dat gedrag uit te voeren. Internationaal gezien is self-efficacy een meer bekend en theoretisch verder ontwikkeld concept dan behavioral control. Een groter verschil op dit gebied is de toevoeging van daadwerkelijke gedragscontrole in het Beredeneerd Gedrag Model. Deze factor is niet opgenomen in het ASE-model.
Een laatste verschil tussen beide modellen is de manier waarop het concept attitude is geoperationaliseerd. Het Beredeneerd Gedrag Model meet attitudes door het meten van de belangrijkste beliefs (bijvoorbeeld ‘van bewegen wordt ik fit’) en die beliefs te combineren met de evaluatie van dat belief (bijvoorbeeld ‘dat ik me fit voel vind ik heel belangrijk’). Het ASE-model beperkt zicht tot het meten van de relevante beliefs.
De Social Cognitive Theory (zie het onderstaande figuur) wordt niet in Sarafino & Smith genoemd, maar wel door Lechner et al, en is belangrijk in gezondheidspsychologisch onderzoek en als basis van gezondheidspsychologische interventies.
Door welke 3 determinanten wordt de intentie verklaard bij de de Social Cognitive Theory van Bandura?
Welke theorieen zijn op zij werk gebaseerd?
Welke 2 begrippen komen van Bandura’s theorie?
- Outcome expectancies:
de afweging van voor- en nadelenof verwachte uitkomsten van het gedrag, vergelijkbaar met de attitude uit voorgaande modellen): bijvoorbeeld ‘door te roken ga ik stinken’, maar ook ‘door te roken hoor ik erbij’ - Modelling
sociale invloeden: bijvoorbeeld ‘alle gezellige mensen uit mijn omgeving roken’
inschatting van het eigen kunnen (eigen- - effectiviteitsverwachtingen): bijvoorbeeld ‘helemaal stoppen met roken, dat lukt mij nooit’.
Albert Bandura (1986) is een van de grondleggers en tegenwoordig de meest invloedrijke representant van deze theorie. Bandura’s werk heeft grote invloed gehad op de evolutie van de eerder genoemde modellen.
- , De verandering van de Theory of reasoned action in de Theory of planned behavior en daarop volgend het Beredeneerd Gedrag Model was mede gebaseerd op het werk van Bandura.
- Het ASE-model is eigenlijk een integratie van de Theory of reasoned action and Bandura’s inzichten.
- eigen-effectiviteitsverwachtingen
- modelling komen van Bandura’s theorie.
Van welk model is het stages of change construct onderdeel van?
Waar zet het iets over?
Welke 5 fases bevat het?
Wanneer begint de laatste fase?
Transtheoretisch model Stages of change- en Transtheoretisch model worden nu vaak ten onrechte door elkaar gebruikt. Voor deze cursus is inzicht in het Stages of change-construct echter voldoende.
proces van gedragsverandering.
- precontemplatie,
- contemplatie
- voorbereiding (preparation), 4. actie
- gedragsbehoud (maintenance).
Mensen in precontemplatie overwegen niet om hun gedrag te veranderen (ik rook en wil daar niet mee stoppen), mensen in contemplatie overwegen dit wel, maar hebben nog geen concrete plannen (ik rook maar eigenlijk wil ik binnen een half jaar stoppen). Als die plannen wel worden gemaakt, komt men in de voorbereidingsfase (de komende maand ga ik stoppen met roken), waarna bij werkelijke (pogingen tot) gedragsverandering de actiefase optreedt (ik ben gestopt met roken en probeer het vol te houden).
De behoudsfase begint als de gedragverandering gedurende langere tijd (meer dan een half jaar) is volgehouden en het veranderde gedrag een gewoonte is geworden. Het Stages of change-construct kan een goede basis zijn voor doelgroepsegmentatie bij gezondheidspsychologische interventies. Afhankelijk van de fase van gedragsverandering waarin de mensen uit de doelgroep zich bevinden, moet de voorlichting anders worden ingevuld.
Wat is een verzamelnaam voor alle genoemde modellen die gedrag verklaren (Sociaal-cognitieve theorie, beredeneerd gedrag model, health-belief model, protectie motivatie model)?
Hoe heet een andere categorie modellen die het accent legt op de rol van de omgeving?
Een verzamelnaam voor de eerder genoemde modellen is sociaal cognitieve gedragsverklaringsmodellen. Ze benadrukken de rol van persoonlijke determinanten van gedrag, bijvoorbeeld cognities over voordelen van het gedrag en de steun die men van anderen ervaart om het gedrag te vertonen.
Een andere categorie modellen legt het accent op de rol van de omgeving, de zogenoemde ecologische modellen. Voorbeelden van deze modellen zijn het ANGELO-model en het EnRG-model. Dit type modellen komen in andere cursussen aan de orde. Voor nu is het voldoende dat u weet dat er naast de sociaal cognitieve modellen ook ecologische modellen worden gebruikt om menselijk gedrag te verklaren. De ecologische modellen zijn geen tentamenstof.
Hoe kunt u de eerder besproken modellen om gezondheidsgerelateerd gedrag te verklaren, plaatsen in het model van de interventiecyclus?
De eerder besproken modellen zijn een uitwerking van de eerste fase van de interventiecyclus, de diagnosefase. Het achterhalen van de belangrijke determinanten van een (on)gezond gedrag is immers een onderdeel van de diagnose van het probleem dat men via een interventie wil veranderen.
Beschrijf op basis van wat u uit studietaak 1.3 en deze studietaak weet, de verschillende stappen van de diagnosefase. Pas deze stappen globaal toe op het gedrag veilig vrijen bij jongeren (voor hiv/aids-preventie). Bij welke stap van de diagnosefase horen de eerder besproken modellen?
De eerste fase van de interventiecyclus (de diagnosefase) bestaat uit drie stappen: de probleemanalyse (of oriëntatie), de gedragsanalyse en de determinantenanalyse.
Stap 1: de probleemanalyse
In deze stap wordt het probleem precies gedefinieerd aan de hand van vragen als:
Wat is het probleem dat opgelost moet worden (sterfte aan aids)?
Hoe belangrijk is het probleem (hoe vaak komt hiv/aids voor)?
Voor wie is het een probleem (welke groepen lopen risico: onder andere jongeren)?
In welke context speelt het probleem?
Stap 2: de gedragsanalyse
In deze stap wordt er vastgesteld welk gedrag samenhangt met het probleem aan de hand van vragen als:
Welke gedragingen en omgevingsfactoren hangen samen met het probleem (onveilig vrijen, geen beschikbaarheid condooms)?
Wie vertoont vooral het aan het probleem gerelateerde gedrag en hoe vaak wordt het gedrag door hen vertoond (bijvoorbeeld jongeren, homoseksuelen, prostituees)?
Wanneer wordt het gedrag vertoond (bijvoorbeeld na afloop van uitgaan)?
In welke context wordt het gedrag vertoond (bijvoorbeeld soms is er alcohol in het spel)?
Stap 3: de determinantenanalyse
Nadat is vastgesteld dat een probleem mede wordt bepaald door menselijk gedrag, is de volgende vraag: ‘Hoe kan het gewenste gedrag worden bevorderd?’ In onze situatie dus ‘Hoe kan veilig vrijen worden bevorderd?’. Om deze vraag te beantwoorden, is het van belang om goed te begrijpen waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. Met andere woorden: inzicht in de achtergronden of determinanten van gedrag – factoren die het gedrag bepalen – is belangrijk als men wil proberen dat gedrag te veranderen. De determinanten kunnen meer persoonlijk zijn of meer in de omgeving liggen.
In deze stap wordt aan de hand van vragen vastgesteld wat de determinanten zijn van het gedrag dat ten grondslag ligt aan het probleem. Mogelijke vragen zijn:
Welke determinanten liggen ten grondslag aan het gedrag, en welke van deze determinanten zijn vermoedelijk beïnvloedbaar via een psychologische interventie?
Welke theoretische uitgangspunten of modellen zijn geschikt om deze determinanten te analyseren (hier komt een of meerdere van de eerder genoemde sociaal cognitieve modellen (Beredeneerd Gedrag Model (of Theory of planned behavior), ASE, Stages of change, Protectie Motivatie Theorie (of het Health Belief Model) en of de ecologische modellen (ANGELO model, EnRG model) uitgebreid aan bod.
De diagnosefase resulteert in een probleemdefinitie en een programma van eisen en randvoorwaarden voor de eventuele interventie. Ten slotte moet er op basis van de uitkomst van de diagnose geconcludeerd worden of een psychologische interventie een adequate aanpak is voor het gedefinieerde probleem of het aan te passen gedrag.
Afronden
Wat is gezondheidsgedrag?
Iemands gezondheid is van invloed op het soort gezondheidsgedrag dat hij vertoont en op zijn motivatie hiervoor. Wat zijn 3 subcategorieen?
Activiteit die mensen uitvoeren om hun gezondheid op peil te houden of te verbeteren, ongeacht hun gezondheid en of zij met dit gedrag hun doel bereiken
- Gezondheidsbehoudend gedrag: om huidige goede gezondheid in stand te houden of te verbeteren of om ziekte te voorkomen.
- Op symptomen gebaseerd gedrag: uitzoeken wat het probleem is en een remedie te vinden.
- Ziekte-rol gedrag: gezondheidsprobleem behandelen of eraan aanpassen
Op basis van onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken.
- Al zijn mensen redelijk stabiel in hun gezondheidsgedrag, toch verandert het in de loop van de tijd.
- Specifieke gezondheidsgedragingen zijn niet aan elkaar gekoppeld.
- Verschillende gezondheidsgedragingen staan niet bij iedereen onder controle van dezelfde attitudes of neigingen.
Dat gezondheidsgedragingen niet stabieler en meer aan elkaar gelinkt zijn, heeft een aantal redenen. Welke 3?
- Allerlei factoren op elk moment van invloed zijn op verschillende gedragingen.
- Mensen veranderen door hun ervaringen.
- Levensomstandigheden veranderen
Welke 3 soorten pogingen tot preventie van ziekte zijn er?
- Gedragsbeinvloeding
- Milieumaatregelen
- Preventieve medische behandeling
Mensen leren ook gezond gedrag, vooral door operante conditionering. Gedrag verandert dan door de gevolgen die eraan verbonden zijn. Welke 3 gevolgen?
- Bekrachtiging: positief of negatieve, toegevoegd of weggenomen resp.
- Extinctie: als de gevolgen die het gedrag in stand houden worden weggenomen, zal de respons geleidelijk afnemen. Dit gebeurt alleen als er geen andere instandhoudende stimulus is.
- Straf
Mensen leren ook door het observeren van het gedrag van anderen, een proces dat X wordt genoemd.
In het algemeen geldt dat mensen meestal gedrag dat zij zien navolgen als het model… 2x
Modelling
Lijkt op henzelf
Hoge status heeft
Wat zijn antecedenten?
Interne of externe stimuli die voorafgaan aan en de gelegenheid bieden voor gedrag.
Wat zegt het health belief model?
Welke 3 factoren zijn van invloed op door mensen ervaren dreiging?
Zijn persoonlijke kenmerken van invloed op percepties van voordelen, barrieres en bedreiging?
De waarschijnlijkheid dat iemand preventieve actie onderneemt, hangt direct af van de uitkomst van 2 beoordelingen:
- Dreiging van het gezondheidsprobleem dat iemand ervaart
- Voors en tegens van het in actie komen
- Waargenomen ernst
- Waargenomen vatbaarheid
- Aanwijzingen voor actie
Ja
Wat zijn de tekortkomingen van de theorie van gepland gedrag? 2x
- Intentie en gedrag zijn niet sterk gerelateerd.
2. Theorie is onvolledig (bijv. geen rekening gehouden met eerdere ervaringen met het gedrag.