taak 2, taak 3, taak 4 Flashcards
(63 cards)
1
Q
begraven
A
bury\burried
2
Q
de bezienswaardigheid
A
the attraction
3
Q
bezoeken
A
visiting
4
Q
de bezoeker
A
visitor
5
Q
boeken
A
books
6
Q
de boeking
A
the booking\reservation
7
Q
bruisend
A
sparkling
8
Q
het diner
A
the dinner
9
Q
het eethuisje
A
eatery
10
Q
eeuwenoud
A
age-old
11
Q
de excursie
A
the exercise
12
Q
het geddelte
A
the part
13
Q
de gids
A
the guide
14
Q
de haven
A
the harbor נמל
15
Q
helder
A
bright
16
Q
historisch
A
historical
17
Q
inclusief
A
inclusive
18
Q
indrukwekkend
A
impressive
19
Q
koninklijk
A
royal
20
Q
de kont
A
the butt
21
Q
de kust
A
the coast
22
Q
landelijk
A
rural כפרי
23
Q
de lieverd
A
the sweetheart
24
Q
de luchthaven
A
the airport
25
het meer
the lake
26
de middeleeuwen
the middle ages
27
nadat
once
28
ontdekken
to discover
29
de overnachting
the overnight stay (hotels, ect not sleepover ect)`
30
de piramide
the piramide
31
de rots
the rock
32
het schip
the ship
33
schitterend
wonderful
34
de toerist
the tourist
35
toeristisch
touristic
36
vanuit
from
37
verblijven
stay
38
vormen
forms
39
zeilen
to sail
40
aanmelden zich
to register
41
belasten
tax
42
boksen
boxing
43
de creativiteit
the creativity
44
fotograferen
photograph
45
de fotography
the photography
46
de handdoek
the towel
47
de onzin
the nonsense, BS
48
trainen
to train
49
verbeteren
to improve (sport, hobby ect)
50
de vorm
the shape
51
de zwaan
the swan
52
het zwembad
the swimming pool
53
het zwebroek
the swimming trunks
54
het zwempak
the swimsuit
55
de zwemslag
the swimming storke
56
het aanbod
the offer
57
de bladzijde
the page
58
financieel
financiaal
59
het geloof
the believes
60
de indeling
the layout
61
de mogelijkheid
the possibility
62
zich presenteren
to present (urself)
63
de voldeoning
the satisfication
