Taak 4 Chronische vermoeidheid Flashcards
(43 cards)
Oorzaken van (tijdelijke) vermoeidheid
- Slaaptekort
- Jet lag
- Ongezonde eetgewoonten
- (Tekort of teveel aan) fysieke activiteit
- Alcohol/drugs
- Medicatie
- Verveling
Verschil tussen slaperigheid en vermoeidheid
- Slaperigheid: Urge to sleep; neemt af door te slapen
- Vermoeidheid: neemt niet (per se) af door slaap; andere factoren
- Vermoeidheid is frequent symptoom bij slaapstoornissen
Defenitie vermoeidheid
Vermoeidheid is een staat van verminderde energie en gevoel van uitputting, zowel fysiek als mentaal, wat leidt tot een afname in de capaciteit om activiteiten uit te voeren.
Het wordt gekenmerkt door een gebrek aan motivatie voor inspannende activiteiten, waarbij de kosten hoger worden ingeschat dan de voordelen.
Het dient te worden onderscheiden van depressieve symptomen en andere oorzaken van verminderde capaciteit voor activiteit.
Het fungeert als een stopsignaal dat aandringt op het stoppen van activiteiten waarvan de voordelen niet langer opwegen tegen de kosten, als een vorm van zelfbescherming tegen inefficiënt energieverbruik tijdens gerichte gedragingen.
Vermoeidheid: kosten vs. Baten
Als de kosten groter worden dan de baten, nemen we vermoeidheid waar en dit geeft ons de urge om te stoppen met
wat we aan het doen waren
Prevalentie:
- Studies verschillend sterk (→ definitie)
- 2%-11%
- van ‘t Leven et al. (2009): 31%
- N = 9062
- 55% chronische aandoening (cardiovasculair, rheumatoïde, artritis, kanker, …
Chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS):
* 0.2%-6.4%
* Overlap met fibromyalgie
(bv. 35%-70% van mensen met CVS)
vaker bij vrouwen en vooral bij succesvolle vrouwen van 30-40 jaar in ontwikkelde landen.
Chronische vermoeidheid
Meer dan 6 maanden aanwezig | niet (per se) beter na rusten | meer continu aanwezig en/of zeer intens (bv. Na
inspanning) | adaptieve eigenschap van vermoeidheid grotendeels weg
Bijna geen chronische aandoening te vinden zonder vermoeidheid
Chronisch vermoeidheidssyndroom (CFS)
Grote overlap met fibromyalgie
Vaak gepaard met stemmingsstoornissen
Meten van vermoeidheid, het ijsbergprobleem
Vaak vergeleken met een ijsberg, waarbij alleen de top boven water zichtbaar is.
Veel literatuur meet vermoeidheid retrospectief, via vragen over de afgelopen week.
Problemen:
Bias bij terugkijken in de tijd leidt tot overschatting van symptomen.
Individuele verschillen in cognitieve capaciteit kunnen het ophalen van informatie bemoeilijken.
Retrospectieve metingen geven slechts een algemeen beeld en negeren fluctuaties.
Oplossing: Experience Sampling Methode (ESM) meet vermoeidheid in het hier en nu, buiten klinische context, met behulp van herhaalde metingen in het dagelijks leven.
Objectieve vermoeidheid meten
Objectieve vermoeidheid omvat observeerbare prestatievermindering na langdurige of excessieve inspanning (fatigability): verminderde spiercontractie, toename reactietijd, afname correcte responsen.
Methoden zoals PASAT meten reactietijd en correcte responsen, maar correleren niet altijd met subjectieve vermoeidheid.
Neurologische observaties en fysiologische metingen hebben nog geen consistente objectieve markers opgeleverd.
Symptoomperceptie is complex en kan worden beïnvloed door zowel bottom-up als top-down processen.
Paradox van objectieve marker: zoektocht naar een objectieve marker wordt bemoeilijkt door interpretatieverschillen en individuele perceptie van symptomen.
Biopsychosociale benadering van vermoeidheid
Vermoeidheid wordt beïnvloed door biologische factoren (zoals ontregelde HPA-as), psychologische factoren (zoals persoonlijkheid en coping) en sociale factoren (zoals stress en sociale steun).
Studies tonen aan dat vermoeidheid zwak geassocieerd is met pathofysiologische markers van chronische ziekten en grote individuele variatie vertoont.
Long-COVID en chronisch nierfalen zijn voorbeelden van aandoeningen waar vermoeidheid veel voorkomt.
Onderzoek toont aan dat depressie kan samenhangen met vermoeidheid en het adaptieve karakter ervan kan beïnvloeden.
Maken we het probleem soms erger? Operante conditionering suggereert dat sociale omgeving en communicatie tussen zorgprofessionals vermoeidheid kunnen beïnvloeden, waarbij placebo en nocebo effecten een rol spelen.
Bottom up en top down processen
bottom-up verwerking begint bij de zintuigen en bouwt op naar perceptie, terwijl top-down verwerking begint bij hogere cognitieve processen en die informatie gebruikt om percepties te beïnvloeden.
Fybromyalgie
chronisch last van pijn, stijfheid en vermoeidheid. In het lichaam is niets te vinden dat de aandoening kan verklaren. Fibromyalgie is daardoor erg moeilijk vast te stellen. Fibromyalgie betekent letterlijk: ‘pijn in bindweefsel en spieren’ en valt daarmee in de categorie wekedelenreuma.
Depressie vs. Vermoeidheid uit elkaar houden
Keelpijn, gezwollen lymfeklieren, pijn komt meer voor bij vermoeidheid. Ernstige vermoeidheid begint of wordt slechter
na fysieke activitieit, terwijl depressie hierna meestal beter gaat. Vermoeidheid mensen zien zichzelf als iemand met
een fysieke aandoening en depressie met psychiatrische aandoening.
Antidepressiva niet effectief voor CVS
Criteria CVS
en exclusiecriteria
Definitie van CFS uit 1994 van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention:
Gekenmerkt door aanhoudende of terugkomende onverklaarbare chronische vermoeidheid
(1) De vermoeidheid duurt ten minste 6 maanden
(2) De vermoeidheid is nieuw of definitief ingetreden
(3) De vermoeidheid is niet het gevolg van een organische ziekte of van voortdurende inspanning
(4) De vermoeidheid wordt niet minder door rust
(5) Vermoeidheid leidt tot een aanzienlijke vermindering van eerdere beroepsmatige, educatieve, sociale, en
persoonlijke activiteiten
(6) Vier of meer van de volgende symptomen die gelijktijdig gedurende 6 maanden aanwezig zijn:
a. Geheugen- of concentratiestoornissen; Keelpijn; Gevoelige hals- of oksellymfeklieren; Spierpijn; Pijn in
verschillende gewrichten; Nieuwe hoofdpijn; Onrustige slaap; Malaise na inspanning
Uitsluitingscriteria
- Medische aandoening die vermoeidheid verklaart
- Depressieve of bipolaire stoornis -> nu is depressie/angst geen exclusiecriterium meer
- Schizofrenie, dementie of waanstoornis
- Anorexia nervosa, bulimia nervosa
- Alcohol- of drugsmisbruik
- Ernstig overgewicht
Waarom ervaren clinici moeite met diagnosticeren?
- definitieproblemen van CVS
- verschillende symptoomprestaties
- irritatie mbt zelf diagnosticeren
-geen duidelijke fysieke tekenen, dus vooral diagnose van exclusie
oorzaak CVS
Geen oorzaak gevonden.
Omdat het syndroom kan beginnen met griepachtige verschijnselen, is een groot aantal mogelijke micro-organismen
betrokken bij de ontwikkeling van CFS, maar bewijs voor deze hypothese is nooit gevonden.
Verschillende hypothesen over de oorzaak van CFS, zoals infecties, vaccinaties, toxinen, immuunontregeling(verhoogde onstekingswaarden, pro-inflammatoire cytokines en verminderde werking killercellen en veranderking in T-cellen), metabole afwijkingen; HPA-as disregulatie, cicadiane activiteit veranderingen, verband slaapstoornis. En centrale zenuwstelselveranderingen(veranderingen grijze en witte stof, verhoogde serotoninereceptor). –> allemaal onvoldoende bewijs.
Emotionele factoren lijken ook een rol te spelen, zoals een hogere prevalentie van CFS bij mishandelde kinderen, mensen met zelfkritiek en perfectionisme.
Therapie
Er zijn geen ziekte-specifieke behandelingen; CGT en GET zijn effectief gebleken.
Pacing, het plannen van activiteiten om vermoeidheid te verminderen, wordt ook gebruikt.
Een bezorgde respons van partners kan de vermoeidheid en beperkingen verergeren.
Prognose
Herstel- en verbeteringspercentages van CFS-patiënten variëren sterk.
Een gevoel van controle over symptomen en ze niet toeschrijven aan een ziekte zijn geassocieerd met een betere uitkomst.
Comorbiditeit
comorbide psychiatrische diagnoses bij CFS-patiënten is hoog:
14% angststoornis, 14% depressieve stoornis, en 18% zowel depressie als angststoornissen
Biopsychosociaal model stap voor stap, kort
Predisponerende factoren: psychiatrische stoornis, persoonlijkheid, leefstijl, psychosociale stress
–> Luxerende factoren: infecties, psychosociale stress
–> Centrale zenuwstelsel
–> mogelijk mechanisme: immuunsysteem disregulatie, slaapstoornis, neuro-endocrine disfuncitie etc?
–> chornisch fatigue syndrom
–> instandhoudende factoren: slechte attributies, vermijdingsgedrag, onbehandelde psychiatrische stoornis, iatrogenic
Prins, 2006
multifactorieel model van CVS
Algemeen: De etiologie en pathogenese van CFS worden als multifactorieel beschouwd. Factoren uit verschillende categorieën zijn voorwaardelijk maar onvoldoende voor het ontstaan van CFS.
Predisponerende factoren:
Persoonlijkheid, levensstijl en genetica beïnvloeden de kwetsbaarheid voor CFS.
Neuroticisme, introversie en inactiviteit in de kindertijd verhogen het risico op CFS.
Familiaire predispositie is aangetoond, maar geen specifieke genetische afwijkingen gevonden.
Precipiterende factoren:
Acute fysieke of psychologische stress, evenals infecties, kunnen het begin van CFS uitlokken.
Psychologische stress, zoals ernstige levensgebeurtenissen, kan de aandoening uitlokken.
Uitlokkende somatische gebeurtenissen zijn niet systematisch bestudeerd.
In standhoudende factoren:
Psychologische processen, zoals ideeën over klachten en gedragsfactoren, dragen bij aan het in stand houden van CFS.
Sociale processen, zoals bezorgd gedrag en gebrek aan sociale steun, kunnen ook bijdragen aan het in stand houden van CFS.
Operante conditionering door de omgeving kan vermoeidheid bekrachtigen.
Prognostische factoren:
Actieve levensstijl, goed slaapritme en leeftijd wanneer het begint zijn prognostische factoren.
Gevoel van controle over symptomen en het niet toeschrijven van symptomen aan een ziekte zijn geassocieerd met een betere uitkomst.
Pathofysiologie:
De exacte pathofysiologie van CFS blijft onduidelijk, hoewel er aanwijzingen zijn voor neuro-endocriene afwijkingen, immunologische disfunctie en verstoringen in het centrale zenuwstelsel.
Voor- en nadelen van het diagnostische label:
Voordelen: Het vinden van een label kan betekenis, emotionele opluchting en erkenning bieden aan patiënten. Het kan een afweging zijn tussen empowerment en groepssteun tegen het risico van een self-fulfilling prophecy van niet-genezing. Sociale en economische voordelen. Verkrijgen van steun en informatie
Nadelen: CFS-patiënten met een diagnose hebben een slechtere prognose. Echter, het ontkennen van de diagnose kan contraproductief zijn. Ontwikkelen van pessimistische ziekteovertuigingen. overtuiging patiënt dat er sprake is van ernstige ziekte –> symptoomfocus –> slechtere resultaten (Self-fulfilling prophecy). ziekteidentiteit ontwikkelen, slachtofferschap.
Een diagnose kan opluchting en legitimiteit bieden, maar kan ook leiden tot symptoomfocus en een gevoel van slachtofferschap.
Vroege diagnose
Vroege diagnose buiten ziekenhuissettings leidt tot een betere prognose voor CFS-patiënten.
ME versus CFS: implicaties van het label
- Myalgische encefalomyelitis (ME) verwijst naar een - empirisch niet ondersteunde - medische verklaring voor de
symptomen. De term impliceert indirect dat de aandoening ongeneeslijk is, tenzij een medische oplossing wordt
gevonden. Veel pt prefereren deze term omdat het biomedische label de ‘echtheid’ van hun klachten erkent. - De term chronisch vermoeidheidssyndroom (CFS) is een label dat geen causale gevolgtrekkingen bevat en een
multifactoriële benadering mogelijk maakt -> medische en onderzoek mensen prefereren deze term daarom
Het is hetzelfde, alleen bij ME nadruk op ongeneeslijk –> slechtere prognose
Ziekteperceptie als in standhoudende factor:
Een pessimistische ziekteperceptie(kan leiden tot self-fulfilling prophecy), met sterke somatische attributies en zwakke psychologische attributies, voorspelt een slechtere uitkomst voor CFS-patiënten.
ziekteverwachtingen kunnen gevoed worden door media, steungroepen etc.