Taal en maatschappij Flashcards
(24 cards)
1
Q
- Communicatie
A
doorgeven van informatie
2
Q
- Non-verbale communicatie
A
communicatie met gebaren, houding en gezichtsuitdrukkingen
3
Q
- Verbale communicatie
A
communicatie met woorden
4
Q
- Medium
A
het middel waarmee je informatie doorgeeft
5
Q
- Maatschappelijk probleem
A
een probleem die voldoet aan de volgende kenmerken:
- De overheid moet helpen om het probleem op te lossen
- Er zijn veel mensen betrokken bij de probleem
- Er zijn verschillende meningen over het probleem
6
Q
- Kenmerk
A
eigenschap die altijd geldig is
7
Q
- Synoniem
A
woord met dezelfde betekenis
8
Q
- Actueel
A
het vindt op dit moment plaats
9
Q
- Weergeven
A
een beeld geven van
10
Q
- Kern
A
de hoofdzaak
11
Q
- Humor
A
gevoel voor wat grappig is
12
Q
- Spot
A
het belachelijk maken van iets of iemand
13
Q
- In één oogopslag
A
meteen, gelijk
14
Q
- Uiteenlopend
A
Gevarieerd
15
Q
- Zich aandienen
A
verschijnen
16
Q
- Onrechtvaardig
A
wat volgens de wet of je gevoel niet eerlijk is
17
Q
- Koek en ei zijn
A
het met elkaar eens zijn, goede vrienden zijn
18
Q
- Emotioneel betrokken zijn
A
ergens volgens je gevoel mee te maken hebben
19
Q
- Relativeren
A
afvlakken, nuchterder maken
20
Q
- Symbool staan voor
A
een teken of voorwerp dat staat voor iets anders
21
Q
- Cartoon
A
humoristische tekening
22
Q
- Anoniem
A
naamloos
23
Q
- Massaal
A
in grote hoeveelheid
24
Q
- Dramatisch
A
aangrijpend
