task 2 the retina

Question 1

Rhodopsin

Answer 1

Visuele pigment in staafjes

Question 2

Melanopsin

Answer 2

Fotopigment dat gevoelig is voor ‘ambient’ (omringend) licht

Question 3

Cornea

Answer 3

Transparante bedekking van voorkant oog (hoornvlies)

Question 4

Near point

Answer 4

Afstand die je lens niet meer kan accomoderen als je het dichterbij brengt

Question 5

Presbyopia

Answer 5

‘old eye’. Afstand voor near point wordt groter als iemand ouder wordt.

Question 6

Myopia/nearsightedness

Answer 6

Onmogelijkheid om objecten ver weg duidelijk te zien.

Question 7

Refractive myopia

Answer 7

Cornea of lens buigt licht te veel

Question 8

Axial myopia

Answer 8

oogbal is te lang

Question 9

Hyperopia/fairsightedness

Answer 9

Objecten ver weg duidelijk waarnemen maar dichtbij niet. Focus voor parallel stralen ligt achter de retina omdat de oogbal vaak te kort is.

Question 10

Transduction

Answer 10

Transformatie van ene vorm energie in andere

Question 11

Macular degeneration

Answer 11

Kegelrijke fovea verwoest.

Question 12

Retinitis pigmentosa

Answer 12

Aanpassing aan de retina die door wordt gegeven aan de andere generaties. Deze conditie valt de periphere staafjes receptoren aan en resulteren in slecht beeld in peripheral gezichtsveld

Question 13

Stappen waarnemen

Answer 13

1: Licht
2: Absorptie
3: Isomerisatie
4: Cascade enzymen
5: Hyperpolarisatie en depolarisatie
6: NT veranderen elektrische signaal

Question 14

Visual pigment bleaching

Answer 14

Veranderen in vorm en afscheiden van opsin veroorzaakt het molecuul om lichter van kleur te worden

Question 15

Visual pigment regeneration

Answer 15

Retinal wordt terug gevormd en vastgemaakt aan de opsin

Question 16

Receptive field

Answer 16

Retinal regio waarover een cel in het visuele systeem beïnvloed kan zijn door licht (excited of inhibited)

Question 17

Simple cortical cells

Answer 17

Cellen met side-by-side receptive fields. Deze zouden het best reageren op verticale bars.

Question 18

End-stopped cells

Answer 18

Reageren het best op lijnen van specifieke lengte of bewegende hoeken

Question 19

Sensory coding

Answer 19

Hoe de vuuring van neuronen verschillende karakteristieken representeert van de omgeving

Question 20

Specificity coding

Answer 20

Idee dat bepaald objecten gepresenteerd zijn door groepen te vuren.